Stofemissie in de pluimveehouderij onder de loep
Rond pluimveebedrijven zijn er vaak klachten van omwonenden. Geur-, geluids- en stofhinder zijn daar doorgaans de oorzaak van. Om de impact te kunnen inschatten, voeren controleurs metingen uit. VITO bestudeert de aangewezen methode.
Op een vraag
die Andy Pieters (N-VA) hem daarover stelde, antwoordde minister Jo Brouns (cd&v) in de commissie Leefmilieu van 11 maart dat de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) bestudeert hoe de meting van stofemissies het best kan gebeuren.
Europa bepaalt technieken
Minister Brouns verduidelijkte aan de commissieleden dat de Europese Unie (EU) de richtlijnen bepaalt voor beste beschikbare technieken (BBT), die vervolgens moeten toegepast worden. Ze gelden ook voor de veeteelt. In 2017 publiceerde de EU de zogenaamde best available techniques reference documents (BREF’s) voor intensieve varkens- en pluimveehouderij. Deze Europese richtlijnen zijn verankerd in Vlarem III. Een van die conclusies was BBT 27, die bepaalt dat de stofemissies per stal eenmaal per jaar gemonitord moeten worden bij de zogenaamde GPBV-installaties (Geïntegreerde Preventie en Bestrijding van Verontreiniging), de heel grote installaties. Er was bij publicatie van de Europese BREF in 2017 nog geen code van goede praktijk in Vlaanderen om die metingen te doen. Die is vereist, aangezien er door de aard van de metingen onduidelijkheden waren.
Code van goede praktijken
De VITO-studie over de manier waarop de meting van stofemissies het best gebeurt, werd vertaald in een code van goede praktijken. Deze is opgesteld met als doel emissiemetingen aan de bron te meten om de impact van stofemissies te kunnen reduceren. De meetmethode biedt exploitanten, naast een jaarlijkse monitoring op basis van een emissieraming met emissiefactoren, ook de mogelijkheid om invulling te geven aan de BAT-conclusies (
best available techniques
) voor intensieve veeteelt. Voor de staltypes waarvoor geen stofemissiefactor bestond, is die raming nu dus mogelijk.
De code van goede praktijk is echter niet toepasbaar op de installaties met een luchtzuiveringssysteem. De studie is uitgevoerd zonder die nageschakelde luchtzuiveringssystemen in aanmerking te nemen. Bovendien bepaalt de betreffende Europese richtlijn dat dit niet van toepassing is op bedrijven die de uitgaande lucht zuiveren door middel van zo’n luchtzuiveringssysteem.
Uitspraken zijn voorbarig
In het voorontwerp van de code van goede praktijk wordt, op basis van onderzoek, voorgesteld om een getrapte aanpak te hanteren, met als doel de hoge kostprijs van emissiemetingen te beperken. Omdat de ontwerpversie van de code van goede praktijk momenteel nog in openbaar onderzoek is, is het volgens minister Brouns voorbarig om uitspraken te doen over de daadwerkelijke uitvoering van die emissiemetingen. Daarnaast is er momenteel geen indicatie van hoeveel stalsystemen voor intensieve pluimveehouderij de drempelwaarde overschrij den, aangezien er nog geen emissiemetingen zijn uitgevoerd. “Maar de code van goede praktijk is in openbaar onderzoek”, bevestigt Jo Brouns.
FoJ