Boeren helpen om akkernatuur te beschermen
Het aantal akker- en weidevogels in Vlaanderen neemt zienderogen af. Dat is al jaren zo. De veldleeuwerik, de patrijs en gele en grauwe gorzen verdwijnen steeds meer uit ons landschap. Tussen 2007 en 2024 is de boerenlandvogelindex met 25% gedaald. Dat is een alarmsignaal. Landbouwers kunnen helpen bij het herstel van de populaties.

Minister Jo Brouns (cd&v) zei op 20 mei in de commissie Leefmilieu van het Vlaams Parlement: “Het beschermen van akkernatuur moet samen met de landbouwers gebeuren.” Hij vervolledigde met te verwijzen naar 2023 toen belangrijke hefbomen binnen het landbouwbeleid werden opgenomen om ook in te zetten op natuur binnen onze landbouw. Brouns verwees naar de ecoregelingen, de VLIF-steun (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) voor kleine landschapselementen en de beheersovereenkomsten. Daarnaast is het ook belangrijk dat natuurbeleid oog heeft voor de impact op nabijgelegen economie. Er bestaan dus wel wat mogelijkheden om landbouwers te vergoeden voor ecosysteemdiensten.
Vertrouwen tussen landbouw en natuur
De beste garantie voor de bescherming van akkernatuur is een goede vertrouwensband tussen landbouw en natuur. Als bomen en hagen in het landbouwgebied zouden terugkeren, is dat volgens de minister een stap vooruit. Mits dat vertrouwen is dat mogelijk indien het niet opnieuw leidt tot beperkingen. Het voorbeeld is al zo vaak gegeven van de hagen waarin soorten zich nestelen, maar die dan een beperking zouden vormen op de productiviteit van het areaal. “Dat kan niet de bedoeling zijn, zegt Brounsn.
Over alle beheersovereenkomsten in Vlaanderen heen ziet hij een sterk dalende trend van maar liefst 30% sinds 2020. De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) maakte een analyse van de beweegredenen achter die sterke daling. Zowel het gepolariseerde debat, de sterk verstrengde randvoorwaarden die door de voorgaande minister zijn opgelegd, de gunstigere marktomstandigheden voor landbouwproducten als de aantrekkelijkheid van ecoregelingen, droegen daartoe bij. Brouns benadrukt dat de beheersovereenkomsten geen onredelijke vergoeding geven en dat ze een stabiele inkomstenbron kunnen vormen voor de landbouwer. Beheersovereenkomsten zijn steeds tijdelijke overeenkomsten. Toch wegen de voordelen ervan blijkbaar niet op tegen de perceptie die nu is ontstaan. Bij landbouwers bestaat nu immers de vrees dat alles van natuurwaarde dat gecreëerd wordt op die percelen, permanent beschermd zou worden via de Natuurherstelwet.
In de Natuurherstelverordening is een toename van de landbouwvogels als doelstelling opgenomen. Tegen 2050 dient de index opnieuw gestegen te zijn tot 15%. Dat komt neer op de situatie van 2013. Als de habitatkwaliteit weer toeneemt en deze index bereikt wordt, zullen ook heel wat andere beschermde soorten daarvan profiteren.
Brouns wacht op het resultaat van dat proces vooraleer hij hier meer duidelijkheid kan bieden, maar voor hem is de eerste prioriteit het draagvlak. Zolang dat niet in orde is, heeft volgens de minister het formuleren van concrete doelen weinig zin.
Landbouw eerst
Om het vertrouwen te herstellen zijn in de optiek van minister Brouns initiatieven zoals het Life Hamsterproject en partners als het Vlaams Ruraal Netwerk (VRN), BoerenNatuur en de Regionale Landschappen belangrijk. Er dient in eerste instantie gedacht te worden vanuit de landbouwer en niet vanuit de natuur als het over de akkervogels gaat.
Om het vertrouwen te herwinnen, spelen ook de communicatieacties van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij en het Vlaams Ruraal Netwerk een belangrijke rol. Door te focussen op goede praktijkvoorbeelden stimuleert het Vlaams Ruraal Netwerk de opname van GLB-maatregelen (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) zoals de ecoregelingen en niet-productieve investeringen van het VLIF.
Drempel verlagen
De minister verwees naar afgelopen zomer toen het Vlaams Ruraal Netwerk rondleidingen voor landbouwers op 2 bedrijven organiseerde. Tijdens die rondleidingen stonden kruidenrijke graslanden en faunavoedselgewassen centraal. Door landbouwers in contact te brengen met collega’s die succesvol inzetten op natuurvriendelijke praktijken, verlaagt de drempel voor anderen om ook deel te nemen. “Een landbouwer ziet graag veldleeuweriken en kieviten maar hij moet ze wel kunnen combineren met zijn broodwinning”, meent Brouns. Daarbij zijn er ook garanties nodig op wetgevend vlak.
Het antwoord van de minister kwam er op vraag van commissielid Bieke Verlinden (Vooruit). Zij stelde vast dat de achteruitgang van de boerenlandvogelindex begon in de jaren 50 toen onze landbouwgronden moderniseerden. Deze vogels zijn volgens haar graadmeters voor de gezondheid van het landbouwecosysteem. Ze leveren ook ecosysteemdiensten omdat ze helpen plagen bestrijden, de bodem vruchtbaar houden en het watersysteem op onze velden ondersteunen.