Erik Meers over Renure: "Ik begrijp de vrees van de agro-ecologische beweging, maar die is niet echt nodig"
We zijn sinds 19 september een stapje dichter bij kunstmest uit dierlijke mest. Volgens Erik Meers (UGent en Nutricycle Vlaanderen) kan het nu snel gaan. “Als de politieke molen normaal draait, kan Renure in het voorjaar een realiteit zijn in Vlaanderen.”

Op 19 september nam Renure – ‘Recovered nitrogen from manure’ – de eerste horde voor boeren het mogen toepassen als kunstmestvervanger: het Europees Nitraatcomité beschouwt het niet langer als dierlijke mest. Met Erik Meers (UGent en Nutricyle Vlaanderen) bekijken we de eventuele hindernissen die Renure nog te wachten staan en de vragen die nog hangende zijn. “We verwachten dat de laatste hordes snel genomen zullen worden.”
Technisch staat minerale stikstof met een equivalente werking als kunstmest uit dierlijke mest recupereren al langer op punt. De Nitraatrichtlijn beperkt het uitrijden van dierlijke mest echter tot maar 170 kg per ha per jaar. De teeltbehoefte ligt doorgaans hoger dan dat, waardoor landbouwers meestal extra kunstmest moeten uitrijden. Ook in mestdrukgebieden zoals Vlaanderen is dat het geval. Rond de 36 tot 40% van de stikstof die hier op akkers gaat, is kunstmest, ook al hebben we hier een overschot aan dierlijke mest. Het heikele punt is dat ook die gerecupereerde mest – met 100% van de beschikbare stikstof – onder die 170 kg viel. Daar komt nu door de beslissing van het Nitraatcomité verandering in.
De Europese Commissie riep de term Renure zelf in het leven als een voorstel uit de Safemanure-studie, van de EC-JRC, waaraan ook een panel van een 20-tal deskundigen van overheen Europa heeft deelgenomen –waaronder ook deelnemers van VLM, VCM, Inagro en ikzelf (UGent). Die studie werd gevolgd door een aantal jaren politiek duw- en trekwerk, dat finaal leidde tot de goedkeuring in het Nitraatcomité van 19 september.
Wat houdt Renure eigenlijk in en wat zijn de beperkingen in het voorstel?
Concreet gaat het om dierlijke mest die wordt opgewaardeerd via een aantal specifieke technieken – ammoniumzouten via luchtwassing en ‘stripping-scrubbing’, mineraalconcentraten door middel van omgekeerde osmose en struviet.
Er is een kleine afzwakking geweest in het finale voorstel. De Commissie wilde eerst 100 kg Renure toelaten bovenop de 170 kg dierlijke mest, maar dat is op vraag van enkele lidstaten afgezwakt naar 80 kg. Die lagere lat was gekozen op basis van besprekingen, waarbij gespiegeld werd aan het principe van de derogaties uit het verleden, die doorgaans ook 250 kg/ha/jaar als plafond hadden.
Daarnaast mag er als extra voorwaarde ook geen uitbreiding van de veestapel zijn. Het dossier heeft vertraging opgelopen, omdat ze dit eraan hebben gekoppeld. Er was de onterechte vrees dat dieren voor de mest gehouden zouden worden, als je het afgeleide product zou opwaarderen, en dat Renure dus tot een uitbreiding van de veestapel zou leiden.
Dat is echter onterecht: mest blijft een kostenpost voor dierlijke productie, die eventueel kan dalen door deze te verduurzamen. Dat betekent echter niet dat veehouders graag mest krijgen plots.
Het gaat ook niet zo’n vaart lopen. In Vlaanderen zien we eerder een afbouw door de natuurlijke afvloei en een daling van mensen die familiebedrijven willen doorzetten. Europees heb je wel een aantal landen in Oost-Europa waar de veestapel nog groeit, maar globaal zal dat niet leiden tot een groeiende veestapel. Renure zal de dierlijke productie enkel maar duurzamer maken.
Er komen ook een aantal kwaliteitseisen, zoals microbiële vervuiling van het eindproduct, en het invoeren van Renure regelgeving zou geen automatische verplichting worden voor alle lidstaten. Europa heeft eerder een soort van kader geschetst waar lidstaten zich via hun mestactieplannen op kunnen inschrijven.
Er zijn nog een aantal hordes op zowel Europees als Vlaams niveau. Zullen die snel genomen worden?
Dat is toch de verwachting. De eerste horde is eerder symbolisch. Het Europees Parlement heeft nog een dikke 2 maanden om bezwaar in te dienen, maar de meerderheid is voor Renure. Vorig jaar tikte ze de Commissie nog op de vingers. We hebben in principe ook al een meerderheid van de lidstaten achter Renure. Die zetelen immers reeds allen in het Nitraatcomité.
Vlaanderen is altijd een van de supporters van deze wetgeving geweest. Minister Brouns heeft vrijwel meteen na de goedkeuring door middel van een post op sociale media aangegeven dat Vlaanderen meedoet. Ook de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) hintte al dat ze alle voorbereiding om de wetgeving in Vlaanderen te implementeren rond de jaarwisseling rond wil krijgen. Als de politieke molen normaal draait, kan Renure in het voorjaar een realiteit zijn in Vlaanderen.
Rendabiliteit van Renure
Die afzwakking naar 80 kg kwam volgens u op vraag van enkele lidstaten. Welke waren dat?
De Nitraatcommissie laat niet in zijn kaarten kijken hoe haar leden stemmen. Ze komen altijd in collegium naar buiten. Misschien komen we dat na verloop van tijd wel te weten, maar voorlopig hebben we nog geen zicht op wiens vraag die afzwakking er gekomen is.
Volgens die lidstaten vallen de meeste gewassen onder die 250 kg stikstofbehoefte. Hoe zit dat in Vlaanderen?
De productie van Renure is nog niet van die mate dat het kunstmestgebruik zal kunnen vervangen. Ook op langere termijn zal er echter altijd kunstmest nodig zijn, al is het maar door de beperking van Renure tot 80 kg van het kunstmestverbruik en door de hoge teeltbehoefte voor bepaalde teelten. Zo kom je zelfs in situaties waar op dezelfde ha landbouwgrond zowel dierlijke mest, kunstmest als Renure uitgereden moet worden. Dat zijn allemaal aparte bewegingen, wat niet echt praktisch is. Op die manier dreigt de Renurewetgeving misschien een dode letter te blijven en blijven boeren kunstmest gebruiken, ook al mogen ze Renure toepassen.
Ik denk dat Renure significant kan zijn door de invloed van een aantal Europese duurzaamheidsdoelstellingen en door de globale inzet op precisielandbouw, maar niet alle dierlijke mest zal Renure kunnen worden. Het goedkoopste blijft natuurlijk gewoon dierlijke mest uitrijden. De vraag is dus hoeveel landbouwers gaan beginnen om ruwe mest op te waarderen tot Renure. Dat zal wat tijd vragen om op gang te komen.
Zal het voor een individuele boer winstgevend zijn om te investeren in iets zoals een stikstofstripper om Renure te produceren?
Daar ga ik vanuit. Een aantal boeren hadden reeds de rekening voor zichzelf gemaakt op basis van de mestverwerkingskost en besloten erin te investeren, zelfs voor de goedkeuring van Renure.
Er zijn ook interessante combinaties te maken tussen klassieke mestverwerkingstechnieken en Renure. Je kan de makkelijk recupereerbare ammoniakale stikstof uit dierlijke mest halen, om er Renure van te maken, en de rest van de dunne fractie verder verwerken met biologie. Dan krijg je het beste van 2 werelden. Het geeft ook de mogelijkheid om met de bestaande installaties, ongeveer 120 in Vlaanderen, meer mest te gaan verwerken.
Strategische autonomie
Voor boeren vormt het een extra mogelijkheid om dierlijke mest af te zetten en ze kunnen er eventueel iets aan verdienen. Maar waarom zet de Europese Unie in op Renure?
Het past in 2 kaders. Om te beginnen bood de koppeling tussen mest en akkerbouw een kans om de dierlijke productie verder te verduurzamen. Het besef groeide dat strenge wetgeving rond de toepassing van dierlijke mest paradoxaal is, terwijl de helft van onze stikstof in Europese landbouw nog uit kunstmest op basis van aardgas komt.
Dat kwam in een stroomversnelling na de inval in Oekraïne. Europa werd geconfronteerd met haar afhankelijkheid van Rusland en Wit-Rusland voor kunstmest en voor aardgas voor de eigen productie van kunstmest. De kunstmestindustrie kaartte al langer aan dat die landen te makkelijk kunstmest aan dumpingprijzen naar Europa konden uitvoeren. Dat bleef lang buiten schot, uit vrees dat kunstmest te duur zou worden voor onze landbouw. Door zelf mest te recycleren bouwt Europa aan haar strategische autonomie.
De agro-ecologische beweging vindt dat we eerder moeten inzetten op een circulair landbouwsysteem met kwaliteitsvolle, dierlijke mest om de bodemstructuur te verbeteren, in plaats van op Renure. Vindt u die kritiek terecht?
Ik begrijp die kritiek, in die zin dat we altijd een paradox hebben gehad tussen meer koolstof in de bodem willen en een Nitraatrichtlijn die dierlijke mest blokkeert. Het plafond van 170 kg dierlijke stikstof is een heilig huisje waar sinds de jaren 90 niet aan geraakt kan worden. Renure vervangt echter een anorganisch product, kunstmest, door een ander anorganisch product. Door Renure zal er dus op zich niet per se minder koolstof in de bodem komen. Agro-ecologen kunnen hun kritiek beter richten op de beperkingen van de Nitraatrichtlijn dan op Renure als concept. Bijvoorbeeld mest na vergisting – voor biogasproductie – heeft een hogere werkzaamheid als meststof en een stabielere koolstof voor de bodem. Daar zijn dus verdere milieu- en landbouwkundige winsten te halen.
De vervanging van kunstmest door Renure doet op zich daar dus geen afbreuk aan, maar zorgt wel op zich ook voor een kringloopsluiting en vervanging van geïmporteerde fossiele brandstoffen.
Enkele milieu-organisaties uiten kritiek op de beslissing van de Nitraatcommissie door te stellen dat er nu meer stikstof per ha toegelaten zou worden. Klopt dat?
Nitraatrichtlijn
De Nitraatrichtlijn wordt tegelijkertijd geëvalueerd. Wat gaat daarmee gebeuren?
Het is de allereerste keer dat deze richtlijn uit de jaren 90 geëvalueerd wordt. Dat is een unicum, als je weet dat belangrijke Europese wetgeving normaal gezien geregeld onder de loep wordt genomen.
De evaluatie loopt nog tijdens de rest van 2025 en een conclusie wordt rond de jaarwisseling verwacht. Op basis van de resultaten kunnen dan ofwel revisies voorgesteld worden, ofwel kan er geconcludeerd worden dat de huidige manier van werken, met derogaties voor aanpassingen aan de Mestactieplannen, voldoende mogelijkheden geeft. Dan is er geen technische revisie van de richtlijn nodig.
Wat zijn de mogelijkheden van zo’n revisie?
Er kan bijvoorbeeld naar het spanningsveld tussen koolstof en stikstof gekeken worden. Nu focust de Nitraatrichtlijn sterk op stikstof, terwijl we allemaal weten dat landbouw complexer is dan dat.
De lat van 170 kg dierlijke stikstof per ha is toen eerder arbitrair gekozen. Dat was een politieke keuze op basis van het aantal grootvee-eenheden per ha, een mooi rond getal zonder enige technische onderbouwing of risico-analyse.
Op andere vlakken zijn er nog technologische evoluties gemaakt. Het digestaat van biogas is nu in veel significantere hoeveelheden aanwezig in Europa dan 30 jaar geleden. We weten dat het een hogere werkzaamheid heeft dan ruwe mest, dus het zou niet onlogisch zijn om dat meer te stimuleren.
De manier van mest uitrijden is ook verbeterd sinds de jaren 90. Denk maar aan emissiearme injectiemethode en precisielandbouw met sensoren en drones. Er zijn zoveel nieuwe mogelijkheden dat de Nitraatrichtlijn eens grondig onder handen mag genomen worden.
Kijkt de politiek er ook zo naar?
Eerlijk gezegd, nee. Renure erdoor krijgen was al zo gigantisch moeilijk dat er nu stikstofmoeheid is. Er wordt gehoopt dat Renure de meeste bezorgheden adresseert, en dat andere problemen door middel van derogaties in de Mestactieplannen van individuele lidstaten aangepakt kunnen worden.
Voor een revisie van zoiets groots en moeilijk als de Nitraatrichtlijn ben je al gauw vertrokken voor 10 jaar onderhandelingen. Veel beleidsmakers zitten daar niet op te wachten. De meesten zullen eerst willen afwachten wat Renure geeft en eventueel over 5 jaar in het nieuwe licht van Renure en de doelstellingen voor 2030 van de ‘Van boer tot bord’-strategie een nieuwe evaluatie maken van de richtlijn. Niemand heeft goesting om zijn politiek kapitaal hieraan te verspelen.
Vvanuit wetenschappelijk en technisch oogpunt zou het echter niet verkeerd zijn om toch ook aan een revisie te denken en om een aantal punten die achterhaald zijn ook bij te spijkeren, gezien de huidige stand der techniek en inzichten.