Loonwerker krijgt straks misschien toch VLIF-steun
De politieke discussie over het uitsluiten van loonwerkers van steun uit het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) voor de aankoop van landbouwmachines houdt aan. Vlaams minister van Landbouw Jo Brouns maakt nu een opening voor machines voor precisielandbouw en voor vul- en spoelplaatsen, als daar bij het volgende Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) budget voor kan gevonden worden.

Voor de aankoop van een landbouwmachine kan een landbouwer wel rekenen op steun van het VLIF en een loonwerker niet. Die ongelijke behandeling is al lang het onderwerp van discussie.
In zijn antwoord op een recente schriftelijke parlementaire vraag over het geven van financiële steun uit het VLIF voor de aankoop van landbouwmachines was minister Brouns stellig: dat kan voor de huige GLB-periode enkel voor de actieve landbouwer en voor machineringen (landbouwers die samen een machine aankopen en het gebruik delen) en niet voor loonwerkers. Bij de bespreking van hetzelfde onderwerp in de commissie Landbouw van 26 november stelt hij zich iets minder rigide op.
Mogelijk beperkte lijst van machines
“Zeker voor de volgende GLB-periode wil ik nagaan hoe we bijvoorbeeld met een beperkte lijst van gespecialiseerde toepassingen of machines kunnen werken waarvoor ook loonwerkers VLIF-steun kunnen vragen. Als we de versnelling willen maken wat betreft precisietechnologie en als ik de kostprijs van de materialen zie – ik denk dan bijvoorbeeld aan de vul- en spoelplaatsen – denk ik dat we naar een specifieke lijst moeten gaan waar ook loonwerkers, in een volgend GLB, op kunnen intekenen”, zegt de minister.
Het gelijkstellen van loonwerkers met machineringen is voor hem dan weer wat te kort door de bocht. Lydia Peeters van Open Vld, die de discussie al enige tijd warm houdt, ziet graag het drogen van granen toegevoegd aan zo’n beperkte lijst. De huidige GLB-periode loopt nog tot 2027.
Geen financiële ruimte
“Ik blijf principieel vasthouden aan het oriënteren van de VLIF-steun naar actieve landbouwers, omdat de financiële ruimte er niet is om dat in de huidige GLB-periode uit te breiden. Als we oneindig veel middelen zouden hebben, zou ik uiteraard met veel plezier een veel ruimere groep mensen willen ondersteunen. Dat is op dit moment niet zo. Zowel de huidige Vlaamse als Europese budgetten laten geen verruiming toe. Het is nu al een hele uitdaging om landbouwers voldoende te ondersteunen bij de duurzame investeringen die zij moeten doen. Een eerder technische, maar belangrijke reden vandaag is dat het behalen van GLB-resultaatsindicatoren onder druk komt, met een mogelijke inhouding van de Europese middelen tot gevolg”, duidt de minister.
“Binnen de middelen voor landbouw in het volgende GLB zullen in de toekomst budgetten prioritair moeten worden ingezet voor actieve landbouwers. Dat blijft op zich een belangrijk uitgangspunt naast de gemaakte opening naar loonwerkers. Er is nog wel steun mogelijk voor territoriale en lokale samenwerkingsinitiatieven binnen het toekomstige GLB. Investeringssteun voor niet-landbouwbedrijven kan daar ook deel van uitmaken. Ze vallen op budgettair vlak wel buiten de specifieke ‘landbouwoormerking’”, verduidelijkt Jo Brouns verder.
Deur staat open voor overleg
Minister Brouns herhaalt dat hij altijd in overleg wil gaan met iedereen die erom vraagt. “In 2021, dus nog vóór de start van de huidige GLB-periode, heeft onze administratie een overleg gehad met de sectorfederaties van de loonwerkers. Er werd toen geduid dat er in het GLB 2023-2027 blijvend wordt gekozen om geen investeringssteun te voorzien voor loonwerkers via het VLIF. Mijn deur blijft, met de opening die vandaag is gemaakt, letterlijk en figuurlijk open staan voor hen”, besluit de minister.
Positief, maar nog geen gelijk speelveld
Johan Van Bosch, algemeen secretaris van de Nationale Centrale Landbouw-Service (de sectorfederatie van de loonwerkers), reageert positief op de opening die minister Brouns laat. “Het is een eerste stap in de goede richting. En als het gaat over innovatieve technieken en machines, zijn het inderdaad vaak de loonwerkers die als eerste aan zet komen. We zitten daarmee echter nog niet op het gelijke speelveld dat we nastreven voor de aankoop van landbouwmachines”, reageert Van Bosch.
Hij herhaalt bovendien dat VLIF-steun voor iedereen misschien niet de beste oplossing is en stelt dat het gelijke speelveld ook kan verkregen worden door de VLIF-steun voor de aankoop van machines af te schaffen voor zowel landbouwers, machineringen als loonwerkers.
Dure machines zo efficiënt mogelijk inzetten
Arnout Coel van N-VA, een coalitiepartner van minister Brouns, zit een beetje op dezelfde golflengte als Van Bosch. “Ik stel me de vraag of subsidies voor iedereen het juiste antwoord is. Met de nieuwe technologie die op ons afkomt en die volop in ontwikkeling is – zoals precisielandbouw, drones en nieuwe toestellen om duurzamer te werken op het veld – is het ergens logisch dat we de loonwerkers een belangrijke plaats geven in het geheel. Dergelijke machines worden duurder. Ze kunnen enkel rendabel werken als ze zo veel mogelijk terrein bewerken en als ze zo veel mogelijk uren draaien tijdens het seizoen. Ze mogen niet het grootste deel van de tijd in een schuur staan en maar beperkt worden ingezet. Zeker als ze betaald worden met belastinggeld, moeten ze zo efficiënt mogelijk worden ingezet. Ik denk dat we goed moeten bekijken hoe we loonwerkers de juiste rol kunnen laten spelen in de verduurzaming van onze landbouwsector”, zegt Coel.








