Hoge eileg verhoogt risico op aantasting door smalle graanvlieg
Het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) meldt vandaag dat er voor de graanteelt risico is op aantasting door de smalle graanvlieg wegens de hoge eileg. Ze doet dit op basis van bodemstalen die eind augustus zijn genomen.

Tijdens de voorlaatste week van augustus werden er in regio’s met een risico voor aantasting door de smalle graanvlieg in granen, bodemstalen genomen in percelen suikerbieten (referentie dekgewas die het meest gunstig is voor de eileg) om de eileg van de smalle graanvlieg na te gaan. Vervolgens werden de eitellingen uitgevoerd door het CRA-W, Unité Protection des Plantes et Ecotoxicologie te Gembloux.
Op basis van de eileg op referentievelden in deze regio’s, wordt bepaald of er al of niet een risico bestaat in deze regio’s voor het optreden van schade veroorzaakt door de smalle graanvlieg in granen. Er dient benadrukt te worden dat het geheel van staalnames toelaat een inschatting
Niet enkel tarwe, ook gerst (zomergerst), triticale en spelt kunnen aangetast worden door de smalle graanvlieg.
Situatie kustpolder
In de kustpolder werden er door het LCG in de voorlaatste week van augustus bodemstalen genomen in 26 percelen met voorvrucht suikerbieten (niet geoogst). In tegenstelling tot de stelselmatige afname van het niveau van eileg tussen 2012 en 2017, werd er terug een toename vastgesteld in 2018.
De gemiddelde eileg bedraagt dit najaar in de kustpolder 79 eitjes/m² (tegenover 6 eitjes/m² in 2017). De eileg varieert naargelang het perceel van 0 tot maximaal 350 eitjes per m² (tegenover 0 tot 40 eitjes in 2017)
Situatie Eeklose polder en Wase polder
Er werden door het LCG eveneens staalnames uitgevoerd in de Eeklose polder (vijf staalnames) en in de Wase polder (vijf staalnames). De eileg varieerde er van 0 tot maximaal 220 eitjes/m². Doch, het betreft hier slechts over een zeer beperkt aantal staalnames.
Besluit na eerste waarnemingen
Het niveau van eileg dit najaar impliceert dat er een risico is op aantasting door de smalle graanvlieg.
Om bedreigd te zijn door schade van de smalle graanvlieg moeten volgende voorwaarden zich tegelijk voordoen:
- niveau van eileg dat een risico biedt op aantasting
- voorvrucht bieten; ook aardappelen, cichorei, bonen en andere groenten kunnen een risico inhouden
- late zaai. Zaaien vanaf begin november vormt een risico; het risico neemt stelselmatig toe naarmate later gezaaid wordt, aldus is een uitzaai in de lente nog het meest bedreigd.
Velden en regio’s die in het verleden dikwijls een aantasting door de smalle graanvlieg kenden, lopen het komende seizoen een risico.
Wanneer bovendien de bodembewerkingen onder moeilijke omstandigheden uitgevoerd werden, wordt het risico vergroot, omdat de bodem hierdoor een open structuur verkrijgt. Dat is echter gunstig voor de migratie van de larven naar de graanplantjes.
Waalse grensregio
Op basis van de eileg in het waarnemingsnetwerk in Wallonië is het niveau van eileg hoog (8 op 67 locaties) en dat voornamelijk in het oosten (zes locaties).
Gezien op bepaalde velden in Waals-Brabant en Waals Haspengouw momenteel een grote aantasting vastgesteld wordt, is het aangewezen om in de aangrenzende regio’s in Vlaanderen behoedzaam te zijn. Indien er namelijk in de aangrenzende Vlaamse regio’s in het verleden op bepaalde percelen schade werd vastgesteld door de smalle graanvlieg, is het aangewezen om voor het komende seizoen de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen in deze regio’s.
Bestrijding
De smalle graanvlieg kan het best bestreden worden in tarwe, gerst, triticale en spelt door o.a. een aangepaste zaaibedbereiding. Al vóór het ploegen kunnen grote bovengrondse kluiten verkleind worden.
Het zaaibed moet goed aansluiten tot in de diepte; na de zaai mogen er bovengronds kluiten liggen (dit is zelfs beter, o.a. om dichtslempen van de bodem te voor-komen), maar in de diepte moet de grond goed aangesloten zijn.
Indien mogelijk worden best voldoende droge bodemomstandigheden afgewacht bij alle grondbewerkingen. Hoe minder goed de bodemomstandigheden bij zaai zijn, hoe minder goed het graangewas een aanval van de smalle graanvlieg kan verdragen.
Vroeg zaaien
Bij winterharde en goed uitstoelende rassen, waarvan de groei na de winter het snelst herneemt, is de schade het kleinst.
Nog een mogelijkheid is een zaaizaadbehandeling op risicopercelen met Force (tefluthrin 200 g/l) of Langis (cypermethrin 300 g/l) voor zaai vanaf (eind oktober) begin november. Bij zaai vóór eind oktober, is er op het einde van de winter onvoldoende concentratie aan insecticide in de bodem aanwezig, zijnde het moment waarop de larven van de smalle graanvlieg schade kunnen veroorzaken aan de wintergranen. Er mag ook niet te diep gezaaid worden
Risico regio’s en velden
Velden en regio’s die in het verleden dikwijls een aantasting door de smalle graanvlieg kenden, lopen een risico in risicojaren. Daarom dient er in de aanpak van de bestrijding ook rekening gehouden te worden met eventuele aanvallen van de smalle graanvlieg in het verleden op het betreffende perceel.