Startpagina Akkerbouw

Op zoek naar een Leve(n)de bodem

In het grensoverschrijdende Interregproject ‘Leve(n)de Bodem’ werkten Vlaamse en Zuid-Nederlandse praktijkcentra drie jaar lang samen rond het thema bodemkwaliteit. In dit eerste van twee artikels bespreken we de proeven rond het verhogen van het organischestofgehalte in de bodem.

Leestijd : 6 min

Het project ‘Leve(n)de Bodem’ ging van start in oktober 2016. Het project informeert en sensibiliseert over de noodzaak om onze vruchtbare bodems niet te hypothekeren en over de mogelijkheden om de bodemkwaliteit te versterken. Er werden in het kader van het project talrijke praktijkgerichte proeven aangelegd inzake het bevorderen van de bodemkwaliteit, in combinatie met een goede gewasopbrengst.

Een belangrijk thema in de proeven betrof het aanbrengen van organisch materiaal. Algemeen gaat het organische (kool)stofgehalte van onze landbouwbodems en daarmee de bodemvruchtbaarheid erop achteruit. Er zijn gelukkig mogelijkheden om het tij te keren, zoals de groenbedekkers, die intussen al goed ingeburgerd zijn. Hooibeekhoeve testte drie systemen met groenbedekkers in de maïsteelt: gras samen met de maïs zaaien, onderzaai van gras (als de maïs 40 cm hoog is) en zaai na de maïsoogst. De klassieke zaai na de maïsoogst zorgt voor een beperkte keuze aan groenbedekkers.

Daarbij komt dat hoe later de groenbedekker gezaaid wordt, hoe minder goed deze ontwikkelt (figuur 1) en dat de bodembewerking bij de zaai van de groenbedekker de mineralisatie op gang kan brengen met een risico op een hoger nitraatresidu. Gelijktijdige zaai en onderzaai leveren meer groenbedekker, meer organische stof, een hogere N-opname en een lager N-residu (figuur 2), maar zaai samen met maïs bemoeilijkt dan weer de onkruidbestrijding en kan bij een ondoordachte soortenkeuze concurrentie geven tussen het gras en de maïs.

Figuur 1. Relatieve DS-opbrengst begin april mengsel Italiaans raaigras-rogge (3 ≠ locaties,  4 ≠ proefjaren).
Figuur 1. Relatieve DS-opbrengst begin april mengsel Italiaans raaigras-rogge (3 ≠ locaties, 4 ≠ proefjaren). - Bron: Hooibeekhoeve

Figuur 2. Nitraatresidu bij verschillende zaaitechnieken van de groenbedekker. Relatieve DS-opbrengst begin april mengsel Italiaans raaigras-rogge (3 ≠ locaties, 4 ≠ proefjaren).
Figuur 2. Nitraatresidu bij verschillende zaaitechnieken van de groenbedekker. Relatieve DS-opbrengst begin april mengsel Italiaans raaigras-rogge (3 ≠ locaties, 4 ≠ proefjaren). - Bron: Hooibeekhoeve

Bij PCG werden verschillende mengsels van groenbedekkers vergeleken (figuur 3). De vroeg bloeiende rassen toonden zich vorstgevoeliger dan de late rassen. PCG zocht daarnaast ook een oplossing voor late groenten, waar voorjaarsgroenbedekkers mogelijkheden bieden voor het vasthouden van stikstof en het waterbergend vermogen van de bodem. Vóór de teelt van late prei werden eind april nog de groenbedekkers facelia, voederwikke en veldboon ingezaaid. Enkel facelia kende een goede ontwikkeling en legde, vergeleken met de andere (niet-ontwikkelde) groenbedekkers tot 60 eenheden meer stikstofnitraat vast (in de laag 0-90 cm).

Figuur 3: 9/8: N-residu voor aanleg; 25/9: mengsels met gele mosterd die een snelle start namen, hebben de beste score voor N-opname; 5/11: ook de mengsels met een tragere start zijn goed ontwikkeld met een goede N-opname uit de bodem.
Figuur 3: 9/8: N-residu voor aanleg; 25/9: mengsels met gele mosterd die een snelle start namen, hebben de beste score voor N-opname; 5/11: ook de mengsels met een tragere start zijn goed ontwikkeld met een goede N-opname uit de bodem. - Bron: PCG

Tenslotte werden proeven met zaaiui in combinatie met zomergerst aangelegd. Door de snelle ontwikkeling van deze grasachtige groenbedekker kunnen verslemping en erosie in het voorjaar gereduceerd worden. Om tot een goede bodembedekking te komen wordt de zomergerst best niet te vroeg doodgespoten en ten laatste bij de start van uitstoeling. Tot dit stadium heeft de zomergerst weinig tot geen invloed op de ontwikkeling van de zaaiui. Het toepassen van een (hogere dosis) bladherbicide in dit stadium heeft echter wel een duidelijk negatief effect op de ontwikkeling van zaaiui, resulterend in een kleiner volume en meer heterogeniteit.

Toedienen van organisch materiaal: dierlijke mest en compost

Organisch materiaal kan ook op het veld aangebracht worden, onder de vorm van verschillende types dierlijke mest, compost of champost. Op meerdere locaties verspreid over het projectgebied werden proeven hierrond aangelegd. PIBO legde in Heers een meerjarige bemestingsproef aan met groencompost, runderstalmest en vleesvarkensmengmest in vergelijking met kunstmest. Meerjarige proeven zijn van cruciaal belang; de opbouw van organische stof is immers een werk van lange adem.

In de lichte leemgrond stond in 2018 korrelmaïs en in 2019 wintergerst. Er werden objecten aangelegd met en zonder bijbemesting tot advies. De proef werd sterk beïnvloed door de droogte van 2018: omdat de kunstmest door het watertekort niet opgenomen werd, gaf bijbemesting in dat jaar geen meeropbrengst. De varkensdrijfmest gaf het beste resultaat, dankzij de aanbreng van extra vocht.

De achtergebleven kunstmest beïnvloedde vervolgens in het najaar de groei van de wintergerst. Er was ook een effect van de nawerking van de trager vrijkomende organische bemesting, die nog doorwerkte tot in de opbrengst.

PIBO zocht ook een antwoord voor de specifieke situatie in wintergranen, waarbij in het najaar de toegelaten dierlijke drijfmestgift beperkt is en in het voorjaar de praktische belemmering speelt van het toedienen in een groeiend gewas. Zij testten de voorjaarstoepassing van drijfmest in wintertarwe uit met de schijfkouter en met de sleepslang. Het beste financieel rendement werd bekomen door drijfmesttoepassing met sleepslang in combinatie met minerale N-gift in 3 fracties, volgens advies. In het droge jaar 2018 is het insnijden van de bodem met de schijfkouter ongunstig uitgedraaid. In 2019 werden sleepvoet en sleepslang uitgetest. De tarwe die organisch bemest werd, had in het begin van het seizoen een duidelijke groeivoorsprong (zie foto’s). Later in het seizoen verdween dit groeiverschil.

Zelfrijdende mestinjecteur uitgerust met schijfkouter.
Zelfrijdende mestinjecteur uitgerust met schijfkouter. - Foto: Pibo

Hooibeekhoeve bouwde verder aan hun expertise inzake de verschillende bemestingsvormen bij maïs. In een eerste categorie wordt de mest naar de plant gebracht door middel van rijenbemesting, in de vorm van drijfmest. Mest naast de plant gaf betere resultaten dan onder de plant. De voederwaarde van de maïs was beter bij toepassing van runderdrijfmest naast of onder de plant dan bij volleveldse toepassing. In een tweede categorie werd de plant dichter naar de mest gebracht, door de rijafstand te verkleinen tot 45 cm, 37,5 cm en 25 cm. Ook ruitzaai (rij-afstand 37,5cm)en volleveldse zaai kwamen hier aan bod. Vooral ruitzaai kwam positief naar voren.

Delphy ging in twee proeven na of de toevoer van verschillende bronnen organische stof in aardappelen een invloed had op de HWC-waarde en de gewasopbrengst. De percelen bevonden zich telkens op Rusthoeve. De HWC is een maat voor labiele organische koolstof, die veelal wordt gelinkt aan de activiteit van het bodemleven. De onderstaande grafiek geeft de resultaten weer voor het perceel van 2018. In beide proeven werd er geen verband vastgesteld tussen de labiele bodemorganische koolstof en de opbrengsten.

Andere factoren, zoals werkzame N, hebben een groter belang, zoals blijkt uit het controleveld en de drijfmestbehandelingen. In de tweede proef werd na de aanvoer van drijfmest, compost, champost, kunstmest, e-korrel en PRP een HWC-waarde rond de 400 ug/g vastgesteld. Slechts geitenmest sprong er tijdelijk bovenuit met 625-745 ug/g, maar dit kan ook te maken hebben met het tijdstip van toediening.

Toedienen van organisch materiaal: bokashi en houtsnippers

Er werd ook geëxperimenteerd met bokashi, dit zowel in de groententeelt als in meer traditionele akkerbouwgewassen zoals cichorei, maïs en suikerbieten. Bokashi betekent het fermenteren van organisch materiaal, in anaërobe omstandigheden en met behulp van effectieve micro-organismen. De bedoeling hiervan is om het verlies aan droge stof en nutriënten te minimaliseren. Voor groentetelers kan dit zeker een oplossing zijn voor hun gewasresten. In 2018 maakte PCG bokashi van aangevoerde stalmest gemengd met groenteresten.

Het bleek ongunstig om de bokashi (net als groencompost) slechts een week voor het inzaaien toe te dienen. De producten waren onvoldoende ondergewerkt en verteerd, wat nadelig bleek voor de opkomst en zich ook liet voelen in de opbrengst. Maar dit resultaat had niets te maken had met de kwaliteit van de producten op zich. In 2019 werd bokashi van groenteresten en beheermaaisel toegepast in de teelt van bloemkool. In vergelijking met groencompost werden bij bokashi gelijkaardige resultaten qua gewasontwikkeling en gewasstand opgetekend.

Bij de proeven die BDB in samenwerking met landbouwers uitvoerde in opdracht van provincie Vlaams-Brabant ging het om bokashi van stalmest. De resultaten wijzen wel in de richting van een beter behoud en snellere vrijstelling van de aanwezige stikstof vergeleken met onbehandelde stalmest. Drie landbouwers pasten houtsnippers toe op hun perceel, als bron van stabiel organisch materiaal. De trend naar een hoger organische stofgehalte in de bodem, in combinatie met voordelen op vlak van waterhuishouding en aggregaatstabiliteit, tonen zich in proeven die eerder door BDB zijn opgestart. In de praktijkevaluatie in het kader van Leve(n)de Bodem werd in 2018 een bufferend effect waargenomen van de houtsnippers tegen de droogte.

Slotbijeenkomst

Op donderdag 5 september 2019 vindt op het aardappelbedrijf Van den Borne in Reusel (op de grens met Nederland) de slotbijeenkomst plaats van Leve(n)de Bodem. Deelname is gratis, maar inschrijven is verplicht. In de voormiddag krijg je de kans om het bedrijf te bezoeken. Om 13u begint het eigenlijke programma van het slotevent. Je krijgt bij de betrokken partners uitgebreid toelichting over de proeven, aan de hand van posters. Je volgt ook praktijkgerichte sessies rond organische stofopbouw, rond het vermijden van verdichting via bandendruksystemen en bandenkeuze en rond bodembewerking, met demonstratie van verschillende machines. Als landbouwer krijg je een prikstok en bandenspanningsmeter mee naar huis om zelf aan de slag te gaan.

Het volledige programma vind je op www.levendebodem.eu. Wil je erbij zijn? Schrijf je uiterlijk 26 augustus in via www.levendebodem.eu. Vanuit West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant wordt bij voldoende interesse busvervoer voorzien.

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken