Startpagina Veeteelt

Landbouw en klimaatverandering: de feiten op een rijtje

Met een bijdrage van 9% aan de totale broeikasgasuitstoot is de landbouw in Vlaanderen zeker geen slechte leerling in de klas. Van alle sectoren doen alleen handel en diensten beter. Maar het is een kwestie van hoe je het bekijkt. Want je zou ook kunnen stellen dat met landbouw met maar 1,1% van de tewerkstelling wel 9% van de broeikasgassen uitstoot.

Leestijd : 7 min

S ectoren onderling vergelijken is een zinloze bezigheid: appelen en peren, weet u wel. Maar wat leren de cijfers ons dan wel? Is landbouw in België slachtoffer van het probleem of verantwoordelijk voor klimaatverandering? En vooral hoe lossen we het op? Een vraag die weer vol in de belangstelling staat nu het klimaatpanel van de VN oproept tot een nieuw landbouw- en consumptiemodel.

Wat betekent klimaatverandering in onze streken? Laat ons beginnen met de gevolgen van klimaatverandering voor onze landbouw. De CO2-concentratie in de atmosfeer neemt toe, temperaturen stijgen in zomer en winter, de winters worden natter en de zomers droger. In het recentste rapport van het IPCC (Intergovernmental Panel for Climate Change) staan enkele voorlopige, voorzichtige voorspellingen van de opbrengsten van enkele belangrijke gewassen zoals tarwe en mais.

En die zijn optimistisch: de hogere CO2-concentraties zorgen voor een bemestingseffect door efficiëntere fotosynthese. De warmere temperaturen laten in onze streken toe te profiteren van een langer groeiseizoen. Gevolg: hogere opbrengsten van 5 tot 19%. Drie hoeraatjes voor de opwarming van de aarde en duw nog eens goed op je gaspedaal!

Als dat de volledige waarheid was, zou niemand over klimaatverandering schrijven. Bovenstaande redenering gaat volgens het recentste IPCC-rapport op als we ons aanpassen aan de nieuwe omstandigheden en als de opwarming van de aarde beperkt blijft tot een opwarming van 1,5 tot 2°C. Helaas zitten we met de huidige gang van zaken op schema voor een opwarming van wel 3 tot 4°C wereldwijd. In dat geval neemt hittestress de overhand. Zonder aangepast beheer zullen de opbrengsten van maïs in een gematigd klimaat dalen. Ook dieren zullen hinder ondervinden van de hoge temperaturen. De zeer gevoelige Holstein zal minder melk geven tijdens warme periodes, terwijl vleesvee dan minder eet en langzamer groeit.

Bovendien zijn er belangrijke factoren die de klimaatmodellen niet goed kunnen voorspellen, bijvoorbeeld extreem weer zoals droogte en stormen. Daarnaast verwachten we groeiende insecten- en schimmelpopulaties wanneer de winters minder of nauwelijks nog vorst kennen. Welk percentage ze van de opbrengst zullen knagen, is een groot vraagteken. Wat wel zeker is, is de toenemende onzekerheid. Dus hoewel de gemiddelde opbrengst wel kan stijgen, zullen landbouwrampen vaker voorkomen. Daarbij worden goede gewasopbrengsten afhankelijk van irrigatie door minder neerslag en onregelmatige regen, terwijl het voorlopig nog onduidelijk is hoe het in de toekomst met onze watervoorraden gesteld zal zijn.

Impact op Belgische gewassen

De gewasteelt in België kan zich aanpassen door droogte- en hittetolerante variëteiten in te zaaien. Die houden het beter uit in droge en warme omstandigheden, maar scoren over het algemeen minder goed. Door vroeger te zaaien, kunnen de gewassen profiteren van het langere groeiseizoen, maar wel op voorwaarde dat de bodem bewerkbaar is na een natte(re) winter. Veredelaars en fyto-industrie zullen zich moeten voorbereiden op ziektes uit warme streken en grotere insectenpopulaties met nieuwe dynamieken. Topveerassen als Holstein en het Belgisch witblauw worden voortaan beter ingekruist met hittetolerante, maar minder efficiënte rassen.

Onderzoekers van de KU Leuven modelleerden ook de impact van klimaatverandering op enkele typisch Belgische gewassen, wintertarwe, mais, aardappel en suikerbiet. Mits we onze manier van werken zouden aanpassen zouden de gemiddelde opbrengsten van enkele gewassen stijgen of gelijk blijven, vooral dankzij de CO2-bemesting. In de simulaties werden gewassen die traditioneel niet geïrrigeerd worden, ook niet in de toekomst geïrrigeerd.

Het globale kader

Voedselmarkten zijn internationaal, waardoor opbrengstschommelingen in het buitenland ook impact hebben op Vlaanderen. Dus wat is de impact van klimaatverandering op landbouw wereldwijd? In de tropen ziet het toekomstplaatje er dramatisch uit. In tegenstelling tot de gematigde streken, zullen de opbrengsten nabij de evenaar al dalen bij een temperatuursstijging van ‘slechts’ 1,5 tot 2°C en gaan ze steil bergaf bij een opwarming van wel 3 tot 4°C. Zo zullen wereldwijd de opbrengsten van de belangrijkste gewassen dalen, mais met -2 tot -7% en tarwe met -4 tot -13%.

Volgens het principe van vraag en aanbod verwachten we dan ook dat klimaatverandering de voedsel- en voederprijzen de hoogte in zal duwen. Maar dat valt moeilijk hard te maken, want prijzen zijn zeer contextgevoelig en variabel. Lokaal markt- en prijzenbeleid heeft een grotere impact op de prijs dan de wereldwijde opbrengsten.

Meer prijsschokken

Behalve een wereldwijd gemiddelde stijging van de prijzen, verwachten we in de toekomst meer prijsschokken als gevolg van landbouwrampen in bepaalde regio’s van de wereld. In 2010 al zorgde één hittegolf in Rusland ervoor dat het land geen tarwe meer exporteerde en de tarweprijzen eind dat jaar meer dan verdubbeld waren. Door de frequentere prijsschokken wordt het voor landbouwers moeilijker om hun bedrijfsbeheer op punt te stellen en zullen ze reserves uit vette jaren moeten aanleggen om de magere te overwinnen. Zeker intensieve veehouders die afhankelijk zijn van de aankoop van veevoeder, zullen zich in een zeer fragiele situatie bevinden, omdat hun kosten afhankelijk zijn van de grillen van de wereldmarkt en dus zeer onvoorspelbaar zijn.

Aandeel Vlaamse landbouw

Typisch aan het klimaatprobleem is dat iedereen in meer of mindere mate verantwoordelijk is. In welke mate draagt landbouw daar aan bij? De Vlaamse landbouw stoot in totaal 87,7 miljoen ton CO2-equivalenten uit (CO2-equivalenten zijn alle broeikasgassen als CO2, methaan en lachgas tezamen, vertaald naar dezelfde broeikaswerking als CO2) volgens een berekening van de VMM (Vlaamse Milieumaatschappij). In 2016 stootte de sector 8 miljoen ton CO2-equivalenten uit, een niet onaanzienlijk aandeel van 9% van de totale uitstoot in Vlaanderen.

Methaan grootste boosdoener

Methaan afkomstig van de verteringsprocessen van herkauwers (koeien) en afkomstig van mestopslag (koeien en varkens) is de grootste veroorzaker van broeikasgassen, gevolgd door lachgas (N2O) afkomstig van bemesting met dierlijke mest of met stikstofmeststoffen. CO2 komt pas op de derde plaats en is, behalve van energie- en brandstofgebruik, vooral afkomstig van de afbraak van organische koolstof in de Vlaamse bodems. Wat de VMM niet meerekent, is de impact van veevoeders uit andere landen. Vlaamse varkens en kippen worden opgemest met soja uit het buitenland, maar die CO2-rekening wordt gepresenteerd aan het land van herkomst, zoals de VS of Brazilië.

In de jaren 1990 tot 2016 heeft de landbouwsector een daling van 1,4 miljoen ton CO2 gerealiseerd. Door meer oordeelkundige bemesting, emissiearme bemesting en de implementatie van mestactieplannen zijn de lachgasemissies van de landbouwbodems stelselmatig gedaald. Daardoor is de totale broeikasgasuitstoot gedaald in de periode van 1999 tot 2005, mede door het dalende aantal dieren. Tussen 2005 en 2016 is de methaanuitstoot terug licht beginnen stijgen, vooral omdat er de laatste jaren weer meer dieren worden gehouden in Vlaanderen.

De relatieve uitstoot van broeikasgassen (in CO
2
-equivalenten) in de landbouw in Vlaanderen en hun voornaamste oorzaak, opgesteld op basis van cijfers van de VMM (2016).
De relatieve uitstoot van broeikasgassen (in CO 2 -equivalenten) in de landbouw in Vlaanderen en hun voornaamste oorzaak, opgesteld op basis van cijfers van de VMM (2016).

Wat kan de veehouderij doen?

Vooral veehouders voelen zich bedreigd door klimaatverandering. Aan de ene kant voelen zij de gevolgen van klimaatverandering door stijgende kosten of door dalende productie. Voor varkens- en kippenhouders betekent dat duurder voeder met meer prijsschokken en iets meer energiekosten voor het koelen van de stal. Voor rundveehouders geldt een lagere groei en melkgift bij hittegoven.

Aan de andere kant daalt de consumptie van vlees omdat de klant steeds duurzamere en gezondere keuzes wilt maken. Vlees en zuivel brengen inderdaad een ferme uitstoot van broeikasgassen met zich mee. Zowel rechtstreeks door de vorming van methaan in de mestopslag en in de magen van herkauwers, als onrechtstreeks doordat de aankoop van veevoeder voor varkens en kippen een hoge druk zet op bossen en andere ecosystemen in het buitenland. De productie van veevoeder op ontboste gronden zorgt voor een stevige broeikasgasuitstoot. Deze indirecte CO2-uitstoot door de aankoop van voeders uit het buitenland wordt niet meegerekend in de Vlaamse rapporten.

Kunnen we de impact van de veehouderij op het klimaat verminderen? ILVO deed verschillende proeven om de uitstoot van methaan door melkvee te verminderen. Ze experimenteerden met de samenstelling van het rantsoen (soja vervangen door reststromen uit de voedingsindustrie), methaanremmende middelen (voederadditieven die de vorming van methaan in de pens remmen) en het bedrijfsmanagement (de gebruiksduur van een melkkoe verlengen). Door één of alle van deze maatregelen toe te passen zou de methaanuitstoot in de Vlaamse melkveestallen met 11% tot een derde kunnen verminderen.

Stel dat we in alle Vlaamse melkveestallen een methaanuitstootreductie van 33% behalen door al deze drie maatregelen succesvol in te voeren (wat een zeer ambitieus scenario is), dan zou de uitstoot van landbouw in CO2-equivalenten met 6% afnemen (-470.000 ton CO2-eq). Dat getal is niet onaanzienlijk, maar toch onvoldoende om een reductie van 40% te behalen in 2030.

Hoewel er vanuit de wetenschap al enkele antwoorden zijn aangereikt, blijven er nog open vragen over hoe de broeikasgasuitstoot kan verminderen. Valt de uitstoot van methaan ook bij vleesvee te verminderen? Kunnen we varkens- en kippenhouders ertoe aanzetten om duurzamere voedermengelingen te gebruiken? Kan een hogere prijs op de vlees- en zuivelmarkt consumenten aanzetten om minder te verbruiken, en kan een veehouder met minder dieren zo toch nog aan een eerlijk inkomen raken? Of moet de veehouderij heil zoeken in de emissie-arme opslag en verwerking van mest? Kortom meer dan één antwoord gezocht.

Zelfs al zorgt dit niet voor een beter punt op het Vlaamse VMM rapport, maar wel voor globaal minder broeikasgasuitstoot.

Neemt de landbouw zijn verantwoordelijkheid op?

De Vlaamse landbouw heeft ongeveer één vijfde van zijn emissies kunnen terugdringen sinds 1990. Dat is al een mooie stap voorwaarts en toont aan dat inspanningen lonen, maar met de huidige gang van zaken zijn we op weg naar een opwarming van 3 tot 4°C. Om de doelstellingen van het meest recente klimaatakkoord te halen, moet Vlaanderen met al zijn sectoren minstens 40% van zijn emissies terugdringen tegen 2030.

We hebben dus nog een dikke tien jaar om onze inspanningen te verdubbelen en de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 tot 2°C. Wetenschappers van het IPCC achten het zelfs verstandiger om te mikken op -80% emissies tegen 2030, maar dat zit er hoogst waarschijnlijk al niet meer in.

De laagst hangende vruchten, zoals doordachter en emissiearm bemesten, zijn al geplukt. Om de uitstoot verder te reduceren, zullen we ons moeten focussen op het reduceren van methaanuitstoot door verteringsprocessen en mestopslag (zie ook kader veehouderij). Ten slotte kan ook de bodem een kleine rol spelen in de opslag van CO2. Dat kan door het organisch stofgehalte in bewerkte bodems op te krikken, of door landgebruik te veranderen ten voordele van permanent grasland en boslandbouw.

Helena Respaille

Lees ook in Veeteelt

Meer artikelen bekijken