Startpagina Actueel

Hoe beleefde de veevoedersector 2016?

Bemefa, de vereniging van de Belgische Mengvoederfabrikanten, verandert haar naam in BFA: Belgian Feed Association. De nieuwe naam gaat gepaard met een vernieuwde missie. Daarnaast overliep BFA de jaarresultaten van 2015 en 2016.

Leestijd : 5 min

Het werd een verrassende algemene vergadering voor de stakeholders van de verenigde veevoederproducenten in Roeselare vorige week donderdag. Naast de voorstelling van de resultaten van vorig jaar, en een brede analyse van die van 2015, pakte Bemefa uit met een nieuwe naam, een nieuw logo en een aangepaste missie.

Voorzitter Frank Decadt had het in zijn speech over drie markante onderwerpen die het afgelopen jaar kleurden. Ten eerste benadrukte hij het engagement van de veevoederproducenten in de reductie van het antibioticagebruik. Verder investeerde Bemefa het afgelopen jaar veel energie in de uitwisselbaarheid van diverse voederveiligheidssystemen. Ten slotte raakte de voorzitter de crisis in de veehouderij aan: “Het is nu dat er een structureel actieplan moet komen.”

In het nieuw

Voorzitter Decadt en directeur-generaal Dejaegher onthulden het nieuwe logo. Volgens de heer Dejaegher zorgt de nieuwe naam voor een meer internationale uitstraling, die de buitenlandse activiteiten van de vereniging eer aandoet. De vereniging omarmt ook een aantal Nederlandse, Duitse en Franse voederbedrijven die op Belgische bodem produceren.

Verder wordt het verengende woord ‘mengvoederfabrikanten’ uit de nieuwe benaming gewipt. “Vroeger telden we enkel mengvoederproducenten onder onze rangen, nu zijn we er voor iedereen betrokken in feed: voormengers, producenten van enkelvoudige voeders ... Al die mensen kunnen bij ons terecht”, verklaart de heer Dejaegher.

Het D-woord

Wat het nieuwe logo betreft wijst Yvan Dejaegher op de groene ondergrond, die het engagement richting duurzaamheid moet benadrukken. Het D-woord komt ook terug in de vernieuwde missie van de organisatie. Die bestaat erin de belangen van haar leden te behartigen én te streven naar de algemene maatschappelijke aanvaarding van een duurzame diervoederproductie.

Bemefa is er in de eerste plaats door en voor de leden, maar er is meer. “Als BFA willen we vertrouwen uitstralen. We hechten zeer veel belang aan onze reputatie. Ten slotte willen we een belangrijke gesprekspartner zijn”, voegt de voorzitter toe. In zijn speech op de algemene vergadering zijn er drie onderwerpen waarop hij de aandacht wil vestigen, en die ook tijdens de persconferentie uitgebreid aan bod komen: antibioticareductie, universele voederstandaarden en het economische klimaat in de veeteelt.

Minder antibiotica

De gehele veehouderijsector werkt samen om drie grote doelstellingen i.v.m. antibioticareductie waar te maken. De eerste daarvan luidt: de helft minder met antibiotica gemedicineerde voeders, tegen eind 2017. De andere twee (de helft minder antibiotica in totaal en drie kwart minder van de meest kritische) lopen pas af in 2020. Het referentiejaar is telkens 2011.

“We komen als eerste in het vizier, en we hebben er echt geen zin in om uit de bocht te gaan”, maakt de directeur-generaal zich sterk. “In 2015 dacht men: die mannen gaan plat op hun bek. Nu kunnen we al een vermindering met 36 % voorleggen. Pas op, die laatste 14  % zal niet makkelijk worden.”

“We zitten geprangd tussen nieuwe tendensen”, betreurt de heer Dejaegher.
“We zitten geprangd tussen nieuwe tendensen”, betreurt de heer Dejaegher.

Gemedicineerde voeders

Naast sensibilisering en benchmarking (veelgebruikers opsporen en confronteren door hun gebruik te vergelijken met het gemiddelde) liggen drie concrete maatregelen in de varkenshouderij, opgenomen in het convenant gemedicineerde voeders, aan de basis van het succes. Antibiotica mogen enkel door de bedrijfsdierenarts worden voorgeschreven, vleesvarkens van meer dan vijftien weken krijgen geen gemedicineerd voeder meer en BFA aanvaardt enkel nog elektronische voorschriften.

Voorzitter Decadt: “In Nederland is de mengvoederindustrie helemaal afgestapt van gemedicineerde voeders. Dan verplaats je het probleem, in plaats van het structureel op te lossen. Wij zijn ervan overtuigd dat gemedicineerd voeder zijn nut heeft, zoals dierenartsen ons zeggen. Tegelijk zien we er wel het belang van in dat die reductie zich doorzet.”

Universeel veilig voeder

Op het gebied van antibiotica hecht de sector erg aan zelfregulering. Eventuele residuen van gewasbeschermingsmiddelen zijn dan weer een ander verhaal. BFA wil graag conformeren, maar Europese normen voor veevoeder ontbreken. Daardoor moet voor elke actieve stof die gedetecteerd wordt een risico-analyse worden uitgevoerd. Dat kost tijd en geld.

“De detectielimieten worden steeds lager. Als er geen norm bestaat is het minste spoor een probleem”, vindt voorzitter Decadt. De normen van voedsel voor menselijke consumptie overnemen zou te streng zijn, bemerkt de heer Dejaegher. Hij wil een database met universele normen opmaken voor voeder, parallel aan die voor humaan voedsel.

Het ene kwaliteitssysteem ...

Een ander probleem dat hij aankaart is de wildgroei aan keurmerken en kwaliteitssystemen die de export bemoeilijken. De sector in België heeft een eigen monitoringssysteem, Ovocom. Dat organiseert bemonsteringsplannen voor autocontrole bij bedrijven uit de diervoederindustrie, handel, transport en levensmiddelenindustrie. Die aanpak biedt voordelen, omdat de controles niet meer individueel, lot per lot, dienen te gebeuren. De validatie door het voedselagentschap zorgt er dan voor dat het product aanvaard wordt in de exportlanden.

Door nieuwe eisen en keurmerken in het buitenland blijkt dat systeem vaak niet meer voldoende. “We zitten geprangd tussen nieuwe tendensen”, betreurt de heer Dejaegher. “De Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO) bijvoorbeeld ging nieuwe eisen stellen, en weigerde onze producten. Na lange en moeilijke onderhandelingen hebben we onomstotelijk kunnen aantonen dat ons automonitoringssysteem betrouwbaar is. Nu staan een twintigtal van onze producenten op de witte lijst van NZO. Zij kunnen weer leveren.”

... is het andere niet?

Ook Robuust, een label gestuurd door de Nederlandse stichting Kwaliteitsdienst Rundvee (KDR), wees niet-Nederlandse producenten af. Opnieuw sleepte Bemefa met Ovocom een witte lijst uit de brand. “Goed, dit is goed afgelopen, maar elke keer individueel onderhandelen is ongelooflijk arbeidsintensief. Dat houden we niet vol”, klaagt de heer Dejaegher aan.

Als voorzitter van het Feed Safety comité van Fefac, de Europese Federatie van Veevoederfabrikanten, wil hij samenwerken om een tool uit te bouwen met minimumvoorwaarden voor voederveiligheid, zodat elk systeem en elk keurmerk zich kan situeren t.o.v. de andere. “Dat zou de zaak geweldig vereenvoudigen, al zullen we moeten opboksen tegen de commerciële belangen van de bestaande systemen. Bovendien zijn er vaak ook lokale, regionale belangen mee gemoeid”, voorspelt hij.

Economische situatie

Uit de enquête die het Departement Landbouw en Visserij in de tweede helft van 2016 afnam bij zo’n 1.200 varkenshouders bleek dat de hoge voederkosten één van de grote knelpunten zijn voor hen. Daarover zegt voorzitter Decadt: “Het onderzoek is uitgevoerd op een ogenblik dat de varkenshouderij een diepe crisis doormaakte. Vandaag zijn de prijzen heel wat beter. Wij stellen ook vast dat de betalingstermijnen van de veevoederfacturen in de varkenshouderij verbeterd zijn tegenover de periode van het onderzoek.”

Voorzitter Decadt: “We willen een belangrijke  gesprekspartner zijn.”
Voorzitter Decadt: “We willen een belangrijke gesprekspartner zijn.”

Hij roept niettemin op tot het uitwerken van “een structureel actieplan om een volgende crisis het hoofd te bieden”, en sluit de speech even later af als volgt: “We eindigen dus zeker met een positieve noot: we steken een hart onder de riem van al diegenen die er blijven in geloven en duurzaam willen investeren in de sector van de dierlijke productie!”

D.C.

Lees ook in Actueel

Meer artikelen bekijken