Startpagina Actueel

Jonas Verhegghe: ‘We worden vergeten als er geen problemen zijn’

“De landbouw verdient meer respect”, zegt Jonas Verhegghe. “Risico’s maken het harde werken in de landbouw wel minder aantrekkelijk.” De 20’er is de laatste in onze reeks ‘De toekomst van onze landbouw’.

Leestijd : 4 min

Dicht bij de Nederlandse grens ligt Watervliet, een deelgemeente van Sint-Laureins. Daar woont Jonas, zoon van Marc Verhegghe en Patricia Buysse. Hij heeft nog 2 broers, Maarten en Jens. “De machines trokken me als kind heel erg aan. Ik reed mee met mijn vader en liep in de stallen.” Wanneer Jonas niet buiten liep, speelde hij binnen met tractoren in miniatuur. “Hoe ouder ik werd, hoe meer tijd ik op de boerderij doorbracht. Dan hielp ik mee met kleine werkjes of ik reed ik rond met onze verreiker.”

Mooie kruisingen

Het vleesveebedrijf bestaat in hoofdzaak uit runderen van het Belgisch wit-blauw, beperkt ingekruist met Maine Anjou. “Zo krijgen we grotere en robuustere runderen. Daardoor kunnen de runderen een hele zomer op de weide lopen. Bij zuivere wit-blauwe runderen is dat moeilijker.” Er lopen in de zomer ongeveer 200 koeien op de weides. “Een bijkomend voordeel van de kruisingen is de mooie kleurenschakering. Op deze manier zijn deze dieren ook beter herkenbaar.”

In totaal telt de rundveestapel circa 400 à 450 dieren, met jaarlijks 200 kalvingen. “Alle stierkalveren worden als ‘nuchter kalf’ verkocht. De reden hiervoor is dat we onvoldoende plaats hebben om de stieren op te kweken. In de zomerperiode, wanneer een deel van onze dieren in de weide loopt, laten we onze kalveren zogen bij de koeien. Een zogend kalf vraagt minder werk, en daarnaast is er een snellere groei en kleinere groeiremming bij het spenen.”

In de winterperiode is er op het landbouwbedrijf Verhegghe onvoldoende plaats om de kalveren te laten zogen. Dan worden ze gevoed met kunstmelk in de eenligboxen. “De runderen verblijven allemaal in stroboxen. Van deze stroboxen is bijna 1 op 3 onderkelderd. We maken verder gebruik van stroroosters. Dit zorgt voor een reductie van het strogebruik. Het stro kopen we aan bij akkerbouwers in de polder, ongeveer 10 km ver. We laten dat stro persen en halen het naar huis.”

Kalveren krijgen kunstmelk en Junior Max, het jongvee maïs, gras, perspulp, klein aandeel voederbieten en eiwitbron (soja + mineralenkern). Het fokvee krijgt maïs, gras, perspulp, voederbieten en eiwitbron (soja + mineralenkern) en afmestvee: maïs, klein aandeel gras, perspulp en krachtvoeder (all-mash). “In de mate van het mogelijke wordt de perspulp de dag voorafgaand aan het hakselen van maïs geleverd. Hierdoor kunnen we deze tussen onze maïs voeren, waardoor we de perspulp optimaal kunnen bewaren.”

Boeren op de grens

De ruwvoeders worden deels zelf geproduceerd en deels aangekocht. “We hechten veel belang aan maïsrassen die goed scoren op legervastheid en een groot opbrengstpotentieel hebben. Als het weer het toe laat zaaien we na het hakselen van de maïs op alle percelen gras in. Na de grasoogst wordt dan weer maïs gezaaid.”

De percelen worden in hoofdzaak bemest met stalmest. “Zoals veel veebedrijven hebben we een overschot aan drijfmest. Deze mest zetten we deels af via burenregeling naar akkerbouwers in de buurt en het andere deel exporteren we naar Zeeuws-Vlaanderen (Nederland). Ons bedrijf is hiervoor goed gelegen, op 5 km van de grens. Dat drukt de transportkosten. Een bijkomend voordeel is dat export van mest gelijkgesteld is aan verwerking van mest en bijgevolg kunnen we NER’s mits mestverwerking aanvragen.” De mest die wordt uitgevoerd, is stalmest. “En deze gaat naar akkerbouwers van wie we stro aankopen. Zo ontstaat een mooie samenwerking tussen beide partijen over de landsgrens.”

Naast het rundvee zijn er een 25-tal ooien. “De eerste schapen kwamen hier 5 jaar geleden aan, moederloze lammeren. We hebben deze met de fles opgevoed. Ondertussen bestaat het grootste deel van de kudde uit baggerbonte schapen. Deze schapen onderscheiden zich van andere schapen door de kleur van de vacht: wit met zwart gevlekt, zoals bij veel runderen. Het houden van die schapen is pure hobby. Deze gevlekte schapen zijn relatief fijn van beenwerk en de ooien kennen weinig problemen bij het lammeren.”

“De grootste uitdaging is/wordt om rendabel en concurrentieel te blijven met de strenger wordende regelgeving. Ik heb het gevoel dat de beleidsmakers de pedalen kwijtraken en veel problemen onterecht toewijzen aan de landbouw. Ik denk dan onder meer aan waterkwaliteit en luchtvervuiling.” Jonas vindt het moeilijker om met een kleiner wordende groep boeren aan de groeiende bevolking voldoende duiding te geven.

Landbouwer

vaak negatief in beeld

Elke stiel heeft zijn charmes. “Wie wil nu niet op een boerderij wonen en ‘s morgens de vogels horen fluiten? Landbouwer zijn is zo mooi, maar te vaak negatief voorgesteld. Daar zorgen organisaties zoals Gaia en Animal Rights onder andere voor.” Een ander aspect is het financiële. “Om een leefbaar bedrijf uit te baten heb je als landbouwer een groot kapitaal nodig. Deze risico’s maken de stiel wat minder aantrekkelijk, zeker voor wie geen landbouwachtergrond heeft.” Verder hoopt Jonas dat de landbouw kan blijven werken zoals die dat nu doet. “Dan hebben we het over kwalitatief voedsel produceren voor de bevolking. Ik hoop dat dit de komende jaren weer meer wordt gewaardeerd. Landbouwers zijn nu in volle coronacrisis heel belangrijk. Het is jammer dat dit wordt vergeten of wordt verdrongen als er geen problemen zijn.”

Lieven Vancoillie

Lees ook in Actueel

Meer artikelen bekijken