Startpagina Aardappelen

Jacob Van den Borne : Technologie versterkt de kracht van natuurbehoeften met beschikbare middelen

Precisielandbouw is in de bedrijfsvoering van Van den Borne Aardappelen, op de grens van Vlaanderen (Postel) en Nederland (Reusel), al jaren sterk ingeburgerd. “Het is een verzameling van hulpmiddelen om beter te kunnen boeren, maar hiervoor moet men nog altijd in het veld gaan en de handen vuil maken”, zegt Jacob van den Borne. “Alleen zo snapt men hoe Moeder Natuur werkt.”

Leestijd : 9 min

Jacob van den Borne gaf in de commissie Landbouw in het Vlaams parlement zijn interessante kijk op ‘innovaties in de landbouw’. Het bedrijf ligt voor 80% in ons land. “De Kempen, met zijn typische zandgrond, is circa 70 jaar geleden ontgonnen als landbouwgebied en is rijk gemaakt met mest.” In 2020 beslisten de broers Jacob en Jan om elk hun eigen weg te gaan.

Opbrengst verhogen

Een van de basisparameters van zijn (akkerbouw- en aardappel) bedrijf bestaat er dan ook in dat van den Borne samen met meer dan 120 veehouders uit de streek zijn landbouwplan rond krijgt. “Mest is hierbij de grote drijfveer. Zes medewerkers telen jaarlijks circa 180 aardappelvelden van gemiddeld slechts 3 ha groot, vaak nog eens met 6 hoekpunten. Dit zorgt voor een overlap van 13%.”

Toen Jacob samen met zijn broer Jan - intussen de 3de generatie - in 2006 het landbouwbedrijf overnam, lag het voor de hand dat men voor die groei niet kon terugvallen op het uitbreiden van het aantal ha. “Het enige alternatief was het verhogen van de opbrengst en de kwaliteit van het bestaande areaal via precisielandbouw en -techniek”, zegt Jacob van den Borne.

Maar waar kon dat? Op die vraag werd de voorbije 14 jaren met succes een antwoord gezocht. “Net als in andere economische sectoren is ook in precisielandbouw de opbrengstpotentie het basisgegeven. De opbrengstgegevens van het voorbije jaar vormen de basisdata voor het volgende jaar.”

Jacob Van Den Borne gaat zelfs zo ver dat hij over 10 jaar liefst geen kunstmest meer zou gebruiken op zijn boerderij.
Jacob Van Den Borne gaat zelfs zo ver dat hij over 10 jaar liefst geen kunstmest meer zou gebruiken op zijn boerderij. - Foto: Van Den Borne Aardappelen.

Na 14 jaar precisielandbouw leert Jacob van den Borne nog altijd bij. Daar waar hij eerst dacht dat techniek de oplossing was, is die techniek eigenlijk maar een hulpmiddel gebleken. “Om tot een echte oplossing te komen, moet men kijken naar de gewassen. Sinds 2012 is een bemonsteringsprogramma operationeel waarbij alle percelen om de 2 weken bezocht worden en alles gemeten wordt.”

“Met die meetgegevens wordt een database gevoed om de opgedane kennis te digitaliseren en terug te brengen in de bedrijfsvoering. Deze gegevens worden onder meer ingezet bij de beregening, de bemesting, de oogst en de inschuring van de aardappelen. Het volledige managementsysteem is datagedreven en kan ook gecontroleerd worden op die data.” In dit systeem is de landbouwer eigenaar van zijn eigen data. Hij kan die data ook te koop aanbieden.

Bedrijfsdata kunnen ook een toegevoegde waarde zijn voor de consument. Daarom werd bijvoorbeeld gestart met een eigen merk van frieten, met de claim van 100% bodemvriendelijk en boerenvriendelijk te zijn. Men zou dat ook kunnen uitbreiden naar producten die 100% CO2-neutraal of klimaatneutraal zijn, maar op zijn bedrijf lukt dat nog niet. “Klimaatneutraal lukt niet met alleen de eigen energie op te wekken, maar het gaat ook over de emissie van de gronden, al wordt daar wel hard aan gewerkt. Datadeling is dus niet alleen een toegevoegde waarde voor de geteelde producten, maar ook voor de volledige sector in een wettelijk kader.”

Kennis van de bodem

Om die opbrengstpotentie zo hoog mogelijk te kunnen brengen, is vooreerst de kennis van de bodem heel belangrijk. “De Kempense zandgrond is ontstaan door verstuiving en vindt zijn origine in heidegrond. Daardoor heeft hij een heel gevarieerde bouwvoordiepte, die op haar beurt voor een belangrijk deel de potentie van de grond bepaalt. Alle percelen worden in kaart gebracht via een bodemscan waarbij de bodemgeleidbaarheid gemeten wordt. Aan de hand daarvan kan al vóór de teelt start, worden ingeschat wat de potentie van elke vierkante meter is. Die wil men niet enkel optimaal benutten, maar zo mogelijk ook vergroten.”

Om die opbrengstpotentie zo hoog mogelijk te kunnen brengen, is vooreerst de kennis van de bodem heel belangrijk.
Om die opbrengstpotentie zo hoog mogelijk te kunnen brengen, is vooreerst de kennis van de bodem heel belangrijk. - Foto: Van Den Borne Aardappelen.

“De zones die heel zanderig zijn, die een lager gehalte organische stof hebben, of hoger gelegen zijn, hebben extra meststof nodig. Daarop wordt variabele organische meststof uitgereden, liefst in compost of vaste stalmest, maar dat levert het probleem op dat het toevoegen van organische stof normaal moet gebeuren op het moment dat de natuur dat vraagt, namelijk wanneer de herfst begint. En dat mag wettelijk niet. De redenering die achter dit verbod schuilt, is op het eerste gezicht logisch, want de oogst is dan binnen. Maar toch mag men niet uit het oog verliezen dat het noodzakelijk is dat de bodem altijd groen blijft. Daarom wordt elke winter 600 hectare groenbemesters gezaaid om de bodem vruchtbaar te houden en het bodemleven te voeden. Want dat is wat een groenbemester doet: hij houdt restnitraat vast en voedt de bodem gedurende de hele winter op een natuurlijke wijze, want anders sterft het bodemleven”, zegt Jacob.

Op een vast rijspoor

Om de potentie van elke vierkante meter grond optimaal te benutten, wordt er variabel gepoot en gezaaid. Naarmate de potentie van de grond groter of kleiner is, kan er immers meer of minder geplant worden. Bij van den Borne realiseert men dat op 3 verschillende manieren: in de spuitpaden die worden aangelegd om met vaste rijpaden te kunnen werken, in de schaduwzones en op de verschillende bodemzones worden telkens de plantafstanden aangepast.

Een ander probleem is verdichting van de bodem die op verschillende dieptes kan optreden. Vaak wordt gedacht dat verdichting vooral een probleem is bij kleigronden, maar uit metingen blijkt dat zandgronden daar nog gevoeliger aan zijn, want zij hebben geen natuurlijke processen die die verdichting kunnen tegengaan. Het enige natuurlijke proces dat men in de Kempen kan inzetten is de groei van wortels, terwijl er bij kleihumus van nature sprake is van krimp en zwel.

“Een mogelijke oplossing om verdichting te voorkomen is ‘controlled traffic farming’: op een vast rijspoor rijden op de velden. Deze techniek wordt al langer toegepast, vooral op armere landbouwgronden. “Dit wordt wereldwijd toegepast van Australië tot Nederland, en wordt wel eens ‘boeren op hoge hakken’ genoemd. Vertrekkend uit de huidige landbouwpraktijk werd de bandbreedte opgetekend van alle machines die in het seizoen worden ingezet en er werden ook machines aangeschaft met bredere banden. De bodem wordt dus op een uitermate technische manier benaderd zodat altijd op dezelfde sporen kan worden gereden met zo weinig mogelijk druk. De verdichting wordt zo onder een norm gehouden die toelaat dat de wortels nog kunnen groeien.”

“Daarbij mag niet vergeten worden dat bij het rijden over de bodem, tegelijk ook de lucht uit de grond gereden wordt, wat nefast is voor het bodemleven. Dat is ook de reden dat het rijden op een vast rijpad een aanzienlijke opbrengststijging met zich meebrengt voor de zones waar niet gereden wordt. Bij het toepassen van een eenjarig ‘controlled traffic’-systeem is er een beperkte opbrengststijging tussen de 1% en 5% op de plekken waar niet gereden wordt. Doet men dit jaar op jaar opnieuw, dan kan men zelfs tot opbrengststijgingen van 20% komen. Het enige dat daarvoor nodig is, is een combinatie van discipline en de juiste machines.”

Mest en groenbemester

Maar er is ook een flexibele wetgeving nodig. “De grootste uitdaging is niet meer van technische aard, maar ligt in de wettelijke restricties op het maximaal benutten van de potentie van de grond.”

Dit levert problemen op, waarvan het mestprobleem er een is. Er zijn wel degelijk afnamemogelijkheden voor de mest, want Van den Borne Aardappelen leeft van de samenwerking met de sector van de veehouderij. Maar de manier waarop mest wettelijk gezien mag worden aangeleverd en gebruikt, heeft maar weinig uitstaans meer met de natuur, vindt van den Borne.

“Drijfmest moet bijvoorbeeld geïnjecteerd worden, wat nefast is voor het bodemleven. Ervaring heeft immers geleerd dat drijfmest bestaat uit twee componenten, die men nog het liefst gescheiden zou uitrijden. Het gaat dan om het uitrijden van de vaste vorm in het najaar voor de groenbemester, en het uitrijden van de urinevorm tijdens de teelt. Het is ook aangewezen om de mest niet vóór de teelt uit te rijden, want de bodem en de planten kunnen niet in één keer voor 3 maanden voeding absorberen. Maar bij het uitrijden van mest tijdens de teelt stelt zich het probleem van ammoniakemissie naar de lucht.”

Er stellen zich moeilijkheden van technische aard die opgelost kunnen worden. Jacob van den Borne gaat daarbij zelfs zover dat hij over 10 jaar liefst geen kunstmest meer zou gebruiken op zijn boerderij. Die visie is haalbaar, mits hij dierlijke mest mag aanwenden op een manier en een tijdstip dat zijn gewassen erom vragen.

“Zo kan bijvoorbeeld al bij het uitrijden van de nutriënten gemeten worden, want mest is geen uniform product omdat wij zelf een erg gemengd mestproduct gecreëerd hebben. Het zou beter zijn om mest te raffineren, of misschien zelfs te scheiden aan de bron. Op die manier kunnen de natuurlijke producten veel beter en efficiënter worden ingezet. Dat helpt meteen ook om de emissies te reduceren.”

Beregening in Kempen

Ook beregening is in de Kempen bijzonder belangrijk. Het immense neerslagtekort van de laatste 2 jaren vormde een grote uitdaging. “Gelukkig zijn aardappelen een watervriendelijk gewas. Voor een hoge productie is er zo’n 600 mm nodig, terwijl er gemiddeld 800 mm neerslag valt. De akkers die soms onder water staan, zullen de grondwaterstand weer aanvullen. Maar ook hier speelt de regelgeving weer een grote rol. Mocht er een restrictie op grondwatergebruik komen, zou dit nefast zijn voor het bedrijf en ook niet fair. De landbouw kan ongeveer 800 millimeter water bergen en onttrekt maar 600 millimeter.”

Bovendien gebeurt dat onttrekken ook nog eens op een bijzonder verantwoorde manier. Het bedrijf heeft een aantal bodemvochtstations en in alle mogelijke hoeken staan sensoren. “Die worden gekoppeld aan bodemscans, weergegevens en een voorspellingssysteem. Dit technologische huzarenstuk laat toe om de planten op het exacte moment de exacte hoeveelheid water te geven. Een en ander wordt ook gemeten op verschillende dieptes en sinds 2006 ingevoerd in een systeem met een berekening per plant.”

Gewasbescherming

Dit systeem resulteerde in de op het eerste gezicht eigenaardige conclusie van een gestegen waterbehoefte per hectare. Door de inzet van technologie wordt er nu frequenter beregend, maar met veel minder water per beregening, en afgestemd op de potentie van de grond. “De Kempische potentie ligt echter heel hoog, waardoor er met meer water per hectare ook proportioneel veel grotere oogstopbrengsten gerealiseerd worden. Omgerekend in watergebruik per ton aan opbrengst, blijkt het watergebruik op die manier 30% lager uit te vallen. De regelgeving zou hiermee rekening moeten houden, in plaats van te werken met de gebruikelijke vaste normering per hectare. Een toekomstgerichte regelgeving zou daarom moeten normeren op opbrengst en niet op bebouwde hectares. Enkel op die manier kan men de boer die het beter en efficiënter doet, ook echt gaan belonen. Achterliggende meet- en regelsystemen blijven in die hypothese nodig, maar ook die beheert de boer zelf, en elk meetinstrument kost geld.”

Een andere bedreiging is het gebrek aan effectieve gewasbeschermingsmiddelen. “Men kan immers geen diquatdibromide of Reglone meer gebruiken voor het doodspuiten van aardappelloof, wat ervoor zorgt dat de aardappelen een betere schil ontwikkelen en beter kunnen bewaren. De laatste jaren werden heel wat inspanningen geleverd om die Reglone toch te kunnen behouden. Zo is men aan de slag gegaan met variabele spuittechnieken om de noodzakelijke dosis Reglone (normaliter 3 l per hectare) te kunnen verlagen. Daarvoor zijn drones ingezet, gedetailleerde kaarten opgesteld en speciale spuitmachines ingezet. Zo wil men komen tot ‘on the spot spraying’ of plantspecifiek spuiten. Dit resulteerde in een drastische reductie van het middelengebruik tot zo’n 0,6 liter Reglone per hectare.”

Die inspanningen zijn echter voor niets geweest, aangezien het middel in zijn geheel werd verboden. “Het is spijtig dat deze middelen op basis van emotie gebannen worden, ten koste van een hele sector. Eenzelfde discussie heeft zich in Europa ook voorgedaan rond glyfosaat, bekend onder de naam Roundup, dat eveneens noodzakelijk isin de landbouw. ”

“De discussie over het gebruik van Roundup in groenbesters is ook wel genuanceerd. Neem nu het doodspuiten van graslanden in de teelt van aardappelen. Zonder Roundup sterft de wortel niet af. Groenbemesters die geklepeld worden zijn wel voldoende afgestorven voor het bodemleven. Dat is gebleken uit recente proeven. Oude graslanden verteren de wortelen niet snel genoeg zonder Roundup”, stelt Jacob van den Borne.

Geen alternatieven

“Roundup blijven gebruiken is op zich geen doelstelling, maar er zijn op dit ogenblik geen alternatieven die economisch haalbaar, schaalbaar en even effectief zijn.” Zelf heeft hij ook wiedrobots en autonome schoffelapparaten, maar in het kader van de wereldmarktprijs van aardappelen zijn dat geen haalbare oplossingen. “Met Roundup werd een middel afgeschaft waarvoor helaas geen alternatief voor bestaat.”

Lieven Vancoillie

Lees ook in Aardappelen

Hoe presteerden de chipsrassen in 2023?

Aardappelen Vorig jaar was een opmerkelijk teeltjaar voor aardappelen. Toch slaagde het Landbouwcentrum Aardappelen (LCA) er opnieuw in om de prestaties van chipsrassen in Vlaanderen op te volgen. Binnen deze rassenproeven wordt de variëteit VR808 als referentie beschouwd.
Meer artikelen bekijken