Dat schrijft Rabobank in een sectoranalyse. Rabobank denkt dat de meeste varkenshouders in Nederland de komende vijf jaar zullen stoppen. De sector telt momenteel 3.500 varkenshouders met in totaal 4.300 bedrijven. Hoewel de vraag naar varkensvlees wereldwijd toeneemt, neemt het aantal bedrijven en dieren in Nederland door diverse oorzaken af.
Nederlandse oorzaken
Om te beginnen door steeds scherpere wet- en regelgeving in de Nederlandse varkensprovincie bij uitstek Noord-Brabant. Rabobank, dat het overgrote deel van de varkensbedrijven financiert, vreest dat andere provincies het beleid zullen volgen. Uitbreiding van stallen wordt steeds moeilijker en soms zelfs onmogelijk.
Voor milieu- of dierenwelzijn noodzakelijke investeringen kunnen vaak niet worden doorgevoerd in combinatie met schaalvergroting. Dat betekent dat de kostprijs van varkenshouders al snel omhoog gaat. In de concurrentiestrijd met varkenshouders in Polen, delen van Duitsland of bijvoorbeeld verder weg Brazilië is dat nadelig. De kostprijs is in Noordwest-Europa al relatief hoog, omdat grond en arbeid duur zijn en eisen hoog.
Daarnaast vindt een uitval plaats van kleinere bedrijven. Een aantal varkenshouders heeft aangegeven gebruik te maken van een regeling om uiterlijk 1 januari 2020 te stoppen met produceren. Dit zijn veelal kleinere bedrijven in de vleesvarkenshouderij, aldus Rabobank, die op termijn toch al zouden zijn gesloten. In de meeste gevallen zal de productiecapaciteit door grotere bedrijven worden overgenomen.
De Nederlandse overheid heeft ook een budget van €200 miljoen gereserveerd voor de “warme sanering van de varkenshouderij”. Hiervan zal €120 miljoen worden gebruikt voor het uit de markt halen van zogeheten varkensrechten en het beëindigen van bedrijven die overlast veroorzaken voor hun omgeving. De uitwerking van het plan vindt in 2019 plaats. De Rabobank verwacht dat circa 5% van het aantal varkensrechten zal worden opgekocht.
Rabobank schat in dat de opkoopregeling een effect op de nationale productie van 1,8 miljoen biggen en ongeveer 1 miljoen vleesvarkens kan hebben. Het aanbod van vleesvarkens voor de Nederlandse slachterijen kan toch stabiel blijven als de export van levende dieren afneemt. Deze bedrijven kunnen dit deels zelf beïnvloeden door ketenafspraken door te zetten.
Internationale tendens
Andere ontwikkelingen die Rabobank voorziet, zijn internationaal. De wereldwijde vraag naar varkensvlees groeit, maar dat geldt ook voor de concurrentie. De VS begeeft zich toenemend op de wereldmarkt als exporteur, evenals Brazilië. Binnen enkele jaren zal ook Rusland van een netto-importeur zijn omgeturnd tot een bescheiden netto-exporteur – denkt Rabobank.
Dichter bij huis merkt Rabobank op dat de varkenshouderij in Duitsland in de jaren 2000 sterk is gegroeid. Sinds 2010 is de productie gestabiliseerd. Duitsland is de grootste vleesexporteur van de EU en importeert dan ook jaarlijks 12 miljoen biggen en 4 miljoen vleesvarkens. Deze zijn nu vooral afkomstig uit Denemarken en Nederland, maar ook België.
Door de recent ingevoerde strenge regelgeving (milieu- en dierwelzijn), verwacht Rabobank dat de ingezette daling van het aantal fokzeugen doorgaat. De komende jaren vertaalt zich dat naar een aanhoudende biggeninvoer. Een tweede probleem dat ook in België speelt, is de opvolging. Ongeveer twee derde van de varkenshouders is ouder dan 50 jaar en heeft in veel gevallen geen bedrijfsopvolger.
Toegevoegde waarde
De bedrijven die overblijven, zullen gemiddeld groter zijn en vaak meerdere locaties hebben. Volgens Rabobank zullen bedrijven succesvoller zijn naarmate ze zich meer richten op toegevoegde waarde. Belangrijke issues die deze toegevoegde waarde bepalen zijn: vertrouwen, voedselveiligheid, herkomst, smaak en gemak, beleving, welzijn en gezondheid.
Alleen integrale samenwerking van alle betrokken partijen in de keten kan een vooraanstaande plek voor de varkenshouderij ook in de toekomst verzekeren, schrijft Rabobank. Om snel in te kunnen spelen op de eisen vanuit de markt, moet de huidige varkensketen transformeren. Vanwege de uiteenlopende vraag is het zaak dat de varkenshouderijsector steeds vaker met nieuwe, specifieke Product Markt Combinaties komt.
De keten moet daarvoor anders gaan functioneren en dat is niet evident, want in de markt is men niet gewend aan samenwerken. De kracht van het handelsmodel in Noordwest-Europa is dat het ondernemerschap stimuleert door het creëren van schaal en efficiëntie, vooral op horizontaal niveau. Nadeel hiervan is dat het doorgaans leidt tot meer versplintering – wat het lastig maakt in te spelen op veranderingen in de markt.
Verbinding met de maatschappij
De varkenshouderij wordt door de maatschappij ondertussen steeds kritischer gevolgd. Het is volgens Rabobank belangrijk dat de varkenshouderij toewerkt naar een situatie dat zij het kostprijsdenken verruilt voor het denken over een bewust gebruik van grondstoffen en het verhogen van het gebruik van reststromen. De varkenshouderij van de toekomst is dus gericht op de kringloopeconomie.
Rabobank denkt ook dat de varkenshouderij daarvoor een cultuurverandering moet ondergaan. Van oudsher is de varkenshouderij sterk op zichzelf gericht. De dieren zijn voor de buitenwereld normaal gezien onzichtbaar en de boer voelt zich belaagd door partijen die mede daardoor van de varkenshouderij weinig kaas gegeten hebben. De luiken moeten geopend en de sector moet zelfregulerend werken; geen begrip tonen voor cowboys die bijvoorbeeld mest- of transportregels aan hun laars lappen of enkel naar hun eigen voordeel uitleggen.
JCB