door chronische App-infecties in Europa
Verspreiding
Verloop van de ziekte
Ziektebeeld
Letsels zoals consolidatie, oedeem en pleuritis kunnen al zichtbaar zijn vanaf 24 uur na start van de symptomen. De borstholte kan tevens gevuld zijn met bloederig vocht en er zijn donkerrode zones met diffuse bloedingen zichtbaar op de longen (bloederige longontsteking met afsterven van longweefsel). Bij een chronisch verloop zijn er duidelijke vergroeiingen zichtbaar tussen de longen en de borstholte, waardoor de longen tijdens het slachtproces kunnen scheuren en aan de borstkas van het karkas blijven kleven.
Diagnose
Bij plotse uitbraken zijn de typische symptomen en letsels vaak duidelijk, maar bij het opstellen van de differentiaaldiagnose mogen influenza, Actinobacillus suis, Pasteurella multocida, septische salmonellose en Erysipelas rhusiopathiae (acute vlekziekte) niet uitgesloten worden.
Aangetaste longen van recent gestorven dieren met (hyper)acute symptomen kunnen gebruikt worden om de kiem aan te tonen door kleuring, cultuur of PCR. Bij dieren met chronische symptomen zijn deze testen meestal negatief, waardoor men best serologie gebruikt. De kiem kan aangetoond worden in de tonsillen. PCR kan naast het detecteren ook gebruikt worden om App en Actinobacillus suis te onderscheiden, wat belangrijk is voor de bestrijding. Een longspoeling of speekselstaal is niet geschikt om App aan te tonen.
Antistoffen kunnen opgespoord worden vanaf 10 tot 14 dagen na infectie, maar zijn enkel geschikt om de App-status van een groep dieren of een bedrijf te bepalen en niet voor individuele diagnose. Er bestaan Apx-toxine- en serotype-specifieke ELISA’s, maar ook een ELISA die de buitenmembraan van de bacterie (LPS) detecteert. Deze laatste is de beste manier om het serotype te bepalen, wat belangrijk is voor de keuze van een autovaccin. Er bestaan momenteel geen testen om hoog- en laagvirulente stammen te onderscheiden. Klinisch gezonde dragers zijn zeer moeilijk te detecteren.
Behandeling
Over het algemeen is App nog steeds gevoelig aan de meeste antibiotica, maar een gevoeligheidsbepaling is aangewezen omdat resistentie tegen tetracycline mogelijk is. Antibioticatoediening zorgt voor een vermindering van de symptomen en sterfte. Antibiotica worden best parenteraal toegediend aan zieke dieren omdat ze niet meer willen eten of drinken. Een snelle behandeling bij het ontstaan van klinische symptomen is immers zeer belangrijk. Bij acute uitbraken wordt ook aangeraden om hokgenoten en dieren in aangrenzende hokken in te spuiten. Nabehandeling kan gebeuren via voeder- of drinkwatermedicatie. Het is belangrijk te weten dat dragers niet ‘genezen’ na een dergelijke antibioticabehandeling.
Preventie en controle
De ziekte kan onder controle gehouden worden door de aankoop van vrije fokdieren, serologische monitoring, slachthuisonderzoek en autopsie bij sterfte. Strikte bioveiligheidsmaatregelen zijn nodig om de introductie van een (hoogvirulente) App-stam te vermijden op vrije bedrijven of bedrijven die besmet zijn met een laagvirulente stam. Het grootste risico op insleep is het introduceren van subklinische dragers. Bedrijven die besmet zijn met een hoogvirulente stam vaccineren best aangekochte (fok)dieren met een vaccin dat werkzaam is tegen het aanwezige serotype.
Risicofactoren, zoals overbezetting of slechte ventilatie, moeten vermeden worden en het toepassen van het all-in all-out-principe samen met een degelijke afscheiding tussen de hokken is belangrijk om de verspreiding binnen het bedrijf te vermijden. Daarnaast kan er gevaccineerd worden tegen App, maar er is alleen vermindering van de klinische symptomen, een lager aantal slachtvarkens met pleuritisletsels en minder sterfte. Er bestaan geïnactiveerde en levende vaccins, maar in België zijn enkel geïnactiveerde vaccins beschikbaar. Die zijn gebaseerd op de gifstoffen, eventueel in combinatie met buitenste delen van de kiem. Het klassieke schema bestaat uit een dubbele vaccinatie van de biggen in de biggenbatterij. Er wordt geadviseerd om eerst een serologisch profiel aan te leggen om na te gaan wanneer de eerste vaccinatie kan toegediend worden. De weerstand van de zeug moet immers voldoende gedaald zijn opdat het vaccin zou aanslaan. Verder kan biggenvaccinatie eventueel gecombineerd worden met vaccinatie van de zeugen. Indien er klinische problemen zijn bij de aangekochte fokzeugen in de drachtstal, dan wordt aangeraden om aangekochte fokgelten tweemaal te vaccineren voor ze naar de dek- of drachtstal gebracht worden.
Eradicatie
Depop/repop is duur en het is daarenboven niet evident om 100% zeker te zijn dat de nieuwe dieren App-vrij zijn. Een andere methode is het off-site spenen op een vroege leeftijd samen met antibioticatoediening bij big en zeug, maar men moet er rekening mee houden dat de kiem niet geëlimineerd wordt bij dragers na toedienen van antibiotica. Een aantal studies geven aan dat een goed doordacht medicatieschema met specifieke antibiotica en toegediend aan alle dieren op het bedrijf kunnen leiden tot eradicatie. Meer onderzoek is nodig. Verder is het ook belangrijk om, in geval een bedrijf vrij is van App, zeer strikte bioveiligheid toe te passen. Eradicatie vraagt dus een grondige wijziging in de bedrijfsvoering en er zijn ook heel wat economische gevolgen.