
Brave hendrik
Chenopodium bonus-henricus is een winterharde, vaste plant, die vanaf het tweede jaar na het zaaien, gedurende meerdere jaren een overvloedige oogst voortbrengt, en die zelfs in de loop der jaren sterker uitgroeit. Ze behoort tot de familie van de Amaranthaceae en is dus verwant aan de suikerbiet, de voederbiet, quinoa en spinazie.
De zaden van brave hendrik hebben nood aan een koudeperiode en worden daarom het best in het najaar op een wachtbed uitgezaaid. Wie in de lente wenst te zaaien, kan de zaden het best een aantal weken op voorhand in de koelkast bewaren, anders zou de kieming wel eens sterk kunnen tegenvallen.
Verspeen de planten als ze 4 tot 5 bladeren hebben en plant ze 40 cm uit elkaar op rijen met een tussenafstand van 50 cm. Het eerste jaar worden de planten ongeveer 40 cm hoog en breed en is het beter om niet te veel blaadjes te oogsten. Vanaf het tweede jaar kunnen de bladeren (lekker in een zomersalade, als spinazie of in soepen) en de bloemstengels (koken en te gebruiken zoals asperges) volop geoogst worden.
De planten blijven 5 jaar (of langer) productief en kunnen daarna verjongd worden door de oude planten in het voorjaar, net als vaste planten, te scheuren. Brave hendrik hoeft niet per se in de moestuin, maar kan ook op een verloren hoekje elders in de tuin in volle zon, halfschaduw of schaduw geplant worden, als de grond maar voldoende compost en voeding bevat.
Tuinmelde
Atriplex hortensis is eveneens familie van de Amaranthaceae en wordt al sinds de oudheid gekweekt in de moestuin (vandaar ook de soortnaam: hortensis of tuin). Van deze winterharde eenjarige plant zijn er zowel groen-, geel- en roodbladige als bonte rassen op de markt. Tuinmelde wordt ter plaatse gezaaid van maart tot juni en van half augustus tot september (in de volle zomer is de schietgevoeligheid te groot, waardoor de oogstbare bladeren veel minder van smaak zijn) op rijen met een tussenafstand van 30 tot 40 cm. De planten worden, als ze ongeveer 10 cm hoog zijn, uitgedund op 15 cm in de rij. De uitgedunde, jonge planten zijn al bruikbaar in de keuken.
Zaaien gebeurt het best op een zonnige standplaats op een goed bemeste bodem en om de loofgroei te stimuleren kan er na het uitdunnen nog wat gekorrelde organische mest gestrooid worden tussen het gewas.
Van het ogenblik dat de plant 20 cm hoog is, kunnen de jonge blaadjes naar believen geoogst worden. Door de toppen te verwijderen als de planten 30 cm hoog zijn, voorkomt men doorschieten en krijgt men grotere bladeren. De jonge blaadjes zijn heel lekker in salades, maar, omdat ze vlug verleppen, dienen ze zo snel mogelijk nat het plukken gebruikt te worden. Oudere bladeren kunnen gekookt worden en bereid als spinazie of zijn ook lekker in soepen in combinatie met andere groenten.
Postelein
Portulaca oleraceae
Zaaien kan op kleine, vrijgekomen perceeltjes in de moestuin op rijtjes met tussenafstand van 10 cm of zelfs breedwerpig. Zaai op een vochtige bodem en druk de zaden nadien goed aan zonder ze te bedekken met grond. Houd de bodem gedurende de hele teeltduur vochtig. Als de plantjes 10 tot 15 cm hoog zijn, mogen ze een 3-tal cm boven de grond afgeknipt worden. Op die manier lopen ze opnieuw uit en kunnen ze nog een tweede keer geoogst worden. Ze worden het best zo vers mogelijk gegeten (zowel blaadjes als stengels zijn eetbaar) verwerkt in salades of als alternatief voor tuinkers. De blaadjes hebben een exotische, fris zure, ietwat kruidige smaak.
Winterpostelein
Claytonia perfoliata
Er wordt gezaaid in augustus en september op rijtjes met 15 cm tussenafstand en uitgedund op 2 cm. Winterpostelein heeft een voorkeur voor lichte, vochtige en eerder zure bodems.
Oogsten kan in de herfst en vroege winter, en op goed beschutte plaatsen ook nog in het voorjaar, door, net zoals bij postelein het jonge gewas, op het moment dat de bloemen verschijnen, enkele cm boven de grond af te knippen. Op die manier kan meerdere keren geoogst worden. De blaadjes zijn mals en vlezig en kunnen rauw gebruikt worden in salades, verwerkt worden in soep of net als spinazie gekookt worden.
Aspergesla
Aspergesla, stengelsla, selderijsla, Chinese asperge zijn verschillende namen voor een eeuwenoude, niet kropvormende Chinese slasoort
De smaak is moeilijk te omschrijven en zit een beetje tussen sla en bladselderij in. De structuur is als van een stevige komkommer zonder zaadjes en de kleur prachtig doorschijnend groen. Net als de andere slasoorten houdt deze plant van goed losgemaakte, humusrijke grond en van een zonnige standplaats.
Ter plaatse zaaien kan in het voorjaar (april/mei voor oogst in de zomer of in augustus voor oogst in de herfst).. Aspergesla is lekker in rauwkostsalades, maar kan ook gewokt, gebakken en geblancheerd worden. Het is een verrassend lekkere en makkelijke groente.