Goede ruimtelijke ordening
Een eerste reden wordt gehaald uit het middel van de omwonenden, die argumenteerden dat de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening niet afdoende was, maar wel kennelijk onredelijk en bovendien foutief gemotiveerd. Meer in het bijzonder oordeelt de Raad voor Vergunningsbetwistingen dat de deputatie de verenigbaarheid van het aangevraagde met de goede ruimtelijke ordening niet afdoende en onzorgvuldig heeft onderzocht op het vlak van mobiliteit en zichthinder voor de omwonenden.
Ook is onvoldoende onderzocht of de warmtekrachtkoppelingsinstallatie functioneel inpasbaar is op de betrokken locatie.
Onderzoek milieu-effecten
Een tweede reden waarom de Raad overgaat tot de vernietiging van de omgevingsvergunning, werd door de Raad gevonden in het vijfde middel van de omwonenden. De omwonenden stelden onder dit middel, met verwijzing naar het ‘stikstofarrest’, dat het gebruik van algemene significantiekaders en drempelwaarden enkel is toegelaten voor zover deze voldoende wetenschappelijke en objectieve basis vormen voor het uitsluiten van hulpmiddelen en voor zover deze op hun beurt zijn onderworpen aan een passende beoordeling.
De buurtbewoners wezen heel specifiek op een habitatrichtlijngebied dat op 20 m afstand van de inrichting ligt. Daarbij maakten zij de dreiging voor de bijzondere natuur zeer concreet door de actuele staat van instandhouding van de betrokken beschermde boshabitats te betrekken in hun beroep. Hierbij voerden de buren aan dat atmosferische depositie van stikstof een ernstig knelpunt vormt voor de ter plaatse aanwezige habitattypes, in het bijzonder in het licht van het bereiken of minstens behouden van een gunstige staat van instandhouding.
De deputatie van haar kant had in de beslissing waarmee zij de vergunning verleende duidelijk gemaakt dat haar passende beoordeling steunde op de ministeriële instructie van 2 mei 2021 en de hiermee samenhangende richtsnoeren. Op basis hiervan beschouwde de deputatie de impact van het project als niet-significant.
De Raad oordeelt met het arrest van 27 oktober 2022 dat uit de passende beoordeling niet met zekerheid kan worden besloten dat het aangevraagde geen betekenisvolle aantasting aan de natuurlijke kenmerken van het habitatrichtlijngebied zal veroorzaken en dat de deputatie vervolgens niet kan volstaan met het louter aangeven dat voldaan is aan de richtlijnen uit de ministeriële stikstofinstructie.
Belang arrest?
Met dit arrest stelt de Raad voor Vergunningsbetwistingen dat voor de noodzakelijke passende beoordeling van een vergunningsaanvraag niet louter naar de significantiekaders uit de ministeriële instructie mag worden gekeken. Dit is in feite de doortrekking van het principe van het stikstofarrest. Enkel was er bij deze vergunningsaanvraag geen sprake van ammoniak (NH3), maar wel van stikstofoxiden (NOx). Uit dit nieuwe arrest kan dan ook worden afgeleid dat ook met stikstof uit de industriële toepassingen, de zogenaamde stikstofoxiden, rekening moet worden gehouden.
Of dit arrest meteen ook inhoudt dat in het toekomstige beleid geen onderscheid kan worden gemaakt tussen stikstofemissies uit industrie (NOx) en landbouw (NH3), lijkt mij te kort door de bocht. In wezen huldigt de Raad vooral het principe dat uit de passende beoordeling moet blijken dat met zekerheid kan worden besloten dat de aangevraagde werken geen betekenisvolle aantasting aan de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszone zullen veroorzaken. Daarbij mag vooral niet met vooraf vastgelegde drempels worden gewerkt, maar moet juist een concreet onderzoek worden gevoerd.





