Voeding van de aanstaande moeders
De voederbehoefte van de ooien in de tweede helft van de dracht stijgt aanzienlijk en is onder andere ook sterk afhankelijk van het aantal verwachte lammeren.
Onze ooien vragen al meer aandacht vanaf 1 tot anderhalve maand vóór de werpdatum. Om het aantal te verwachten lammeren met tamelijke zekerheid vooraf te kennen, kan men de ooien laten scannen en ze op basis van de verwachte worpgrootte in productiegroepen indelen, die dan in functie van het stijgende aantal verwachte lammeren een toenemende hoeveelheid krachtvoeder (200-400g) krijgen.
Wordt er niet gescand, dan kan men vanaf 6 à 4 weken vóór het werpen de conditie van de ooi opvolgen. Dit doet men door met de vingers de rug van de ooi te betasten. Ooien met een ‘ronde’ rug, waar we de uitsteeksels van de ruggenwervels nauwelijks voelen, hoeven geen bijvoedering met krachtvoeder te krijgen. Ooien die vermageren (hier voelt men bij het betasten de beenderige uitsteeksels van de ruggenwervels goed), geeft men in de laatste weken van de dracht per dag 200 à 400 gram krachtvoeder bij. Bij het begin van het bijvoederen met krachtvoeder is het wel aangeraden om altijd geleidelijk aan te werken, want plots te veel krachtvoeder toedienen aan een dier, dat dit niet gewoon is, kan fataal zijn! We gaan er daarbij van uit dat de ooien ad libitum (= voldoende) ruwvoeder van goede kwaliteit beschikbaar hebben.
Voedert men bij meerlingdrachten geen krachtvoer bij, dan kan er bij zwaar drachtige ooien acetonaemie (drachtigheidsvergiftiging ) optreden, met meestal de dood tot gevolg, of er worden meerlinglammeren met een te laag gewicht en weinig levenskracht geboren, ofwel mag men er zich aan verwachten dat erg magere ooien weinig melk produceren.
Opgestalde drachtige ooien moeten ook voldoende baklengte of eetruimte hebben bij het voederen, omdat er anders door het stoten lammersterfte kan optreden, met doodgeboorten tot gevolg.
Scheren of bijscheren
Steeds meer schapenhouders scheren hun ooien in de winter een tijdje vóór het aflammeren. Deze ooien hebben minder ruimte nodig aan de voederbak, nemen meer voer op, en dit resulteert in een hoger geboortegewicht van de lammeren.
Wanneer er niet geschoren wordt, is het toch belangrijk om wat ‘bij’ te scheren. Om de geboorte hygiënisch te laten verlopen, wordt de wol achteraan rond de vulva (de schaamstreek) en ook rond de uier en op de buik weggeschoren. Omdat op de buik en rond de uier dikwijls nogal wat, tot veel wol ontwikkeld is (dit is afhankelijk van het ras, maar zeker bij jonge ooien is dat het geval), bestaat de kans dat de pasgeboren lammeren de tepels niet vinden.
Hygiëne bij de geboorte voorkomt latere baarmoederinfecties. Het goed bereikbaar zijn van de uier en de tepels is in de eerste uren na de geboorte erg belangrijk, zodat de lammeren snel de nodige biest kunnen opnemen. Pas geboren lammeren zullen in hun zoektocht naar melk ook op vuile wol op de buik en rond de uier van de moeder gaan zuigen en zich zo gaan besmetten. Als de wol achteraan en rond de uier weggeschoren wordt, ziet men de geboorte ook veel beter aankomen. Maar opgepast bij het scheren voor kwetsuren aan uier en/of tepels !
Al dan niet vaccineren
De kraamstal of materniteit
Sommige bedrijven werken met vaste geboortehokjes, anderen gebruiken mobiele systemen, die vlot kunnen geplaatst en weggenomen worden. Deze hokjes kunnen in serie aan mekaar vastgehecht worden. Belangrijk is dat, eenmaal het geboorteseizoen er aankomt, de hokjes klaar staan, en dat ze voor elke geboorte proper zijn en opnieuw goed ingestrooid worden. Bij koud weer is de beschikbaarheid van verwarmingslampen om kleine lammeren tijdens de eerste levensuren op temperatuur te houden, zeer wenselijk. Ook hier moet je aandacht hebben voor een degelijke bevestiging om brandgevaar te vermijden.
Omdat toezicht in de geboorteperiode dag en nacht wenselijk is, kan men om de ooien, die aan werpen toe zijn, in het oog te houden ook een camera in de stal installeren, zodat men op afstand kan observeren of alles nog rustig is (nuttig overdag, maar vooral ’s nachts).
De geboortekoffer
Biest in voorraad
Een lam zal op termijn niet overleven als het de eerste dag na de geboorte te weinig of geen biest opgenomen heeft. Elk lam zou binnen de eerste 24 uur na de geboorte zo’n 400 cc biest moeten binnenkrijgen. Vóór het aflamseizoen begint, is het dan ook aangewezen om een biestreserve in de diepvries aan te leggen om zwakke lammeren in de eerste levensuren hun eerste biest te kunnen toedienen. Ook voor ooien met grote worpen of met uiergebreken is het geven van ‘andere’ biest soms noodzakelijk. Welk vorm kan zo’n andere biest aannemen?
Er kan biest ingevroren worden van andere ooien, die ‘te veel’ biest hebben voor hun eigen lam(meren), of van ooien met een doodgeboren lam, of men kan afspraken maken met een melkveebedrijf om biest van pas gekalfde koeien in te vriezen. Er bestaat echter ook kunstbiest, die onder poedervorm bewaard kan worden en die vóór gebruik in oplossing gebracht moet worden. Biest in voorraad is bij de start van een aflamseizoen een must en een levensredder!
Slot
Om zo weinig mogelijk moeilijkheden te hebben in de laatste weken vóór het aflammeren, is geregelde observatie van en conditiebeoordeling bij de hoogdrachtige ooien zeer wenselijk om drachtigheidsvergiftiging te voorkomen.
Vóór het geboorteseizoen moeten zowel de aflamstal als de hulpmiddelen voor elke geboorte klaargezet worden, zodat vanaf de eerste geboorte op een rustige en verzorgde manier kan gewerkt worden. Stress heeft op zo’n moment, zowel bij dier als mens, alleen maar een negatieve impact en is dus te vermijden.