teelten onderzocht
Herzaaide wintertarweproef
Advies bij rassenkeuze
Wat de rassenkeuze betreft, gaf Fobelets mee dat, wanneer je als teler er ‘bovenop’ zit wat de ziekte-opvolging betreft, hij het zich kan permitte
Wintergerst
Bladluizen blijven opvolgen
Samen met de onkruidbestrijding in het najaar is ook een bladluisbehandeling uitgevoerd. Schueremans geeft aan dat het belangrijk is om bladluizen te blijven monitoren, aangezien de drempels ook niet heel hoog liggen. Vorig najaar lag de bladluisdruk hoog, mede door het warme najaar. We moeten dit niet alleen in gerst in het oog houden, maar zeker ook in tarwe. Door de zachte winter van 2022-2023 is de bladluispopulatie minder onder controle gehouden, het is niet koud genoeg geweest. In het voorjaar werden gerst en tarwe dan ook nog behandeld tegen bladluizen.
In gerst zijn er luizentolerante variëteiten. “Vroeger waren die minder in opbrengst, vandaag is de veredeling zover dat ze ook een hoog opbrengstpotentieel hebben. Een gerst ras kan niet volledig tegen luizen. Een ras tolerant aan het dwergvergelingsvirus kan bij hoge druk toch nog behandeld moeten worden en tevens nog een meeropbrengst halen”, legt Schueremans uit.
Op 4 maart van dit jaar werd de eerste stikstofgift gegeven aan de wintergerst volgens adviesberekening van de Bodemkundige Dienst van België (BDB). Alle rassen kregen dezelfde bemesting. Schueremans merkte op dat hybride rassen een voordeel kunnen hebben in gebiedstype 2 en 3, omdat het geweten is dat ze met minder stikstofgift een even efficiënte opbrengst kunnen halen. “Belangrijk is om bij hybriden de eerste stikstofgift lager te houden, bijvoorbeeld om 20 eenheden minder en de tweede gift hoger te doseren. Dat wordt verklaard door de sterke uitstoeling van een hybride ras. Daarom is het aan te raden om lager gedoseerd uit te zaaien (aan 225 zaden of 75% van de zaaidichtheid van klassiek rassen). Een hybride ras mag niet te veel stoelen maken. Dat is belangrijk, anders gaan ze met elkaar in concurrentie. Dit heeft een nadelig effect op de kilogramopbrengst, maar ook op de kwaliteit, met een lager hectolitergewicht tot gevolg.”
Concluderend over de rassenproef stelde Schueremans dat er geen 1 ras perfect is en geen 1 slecht. Belangrijk is volgens hem om als teler te kijken naar wat je precies wil. “Is dit opbrengst, kies dan voor een hybride, ook als je op moeilijke grond zit. Hybrides doorwortelen immers beter en je kan besparen op kunstmest. Wil je besparen op fyto, kies dan voor een ras met een goede bladgezondheid. Zet niet alles in op 1 ras. Zet een hybride, luizentolerant ras en kies een nieuwe variëteit. Zet niet je volledige areaal vol met nieuwe rassen”, luidde het advies nog.
Nieuwe teelten
Zonnebloemen is nog een nieuwe teelt die beproefd wordt en die inspeelt op ons veranderende klimaat. Ze doen het goed bij warme, droge zomers. Op het proefplatform waren 3 vroegrijpe rassen uitgezaaid. “Die bieden ons meer garantie op een vroege afrijping en oogst bij droog weer”, aldus Matthyssen.
Ze gaf aan dat er een grotere vraag naar zonnebloemen is omwille van de productie van plantaardige olie. Deze vraag werd gestimuleerd na de Russische inval in Oekraïne. Er is echter ook vraag naar zonnebloemen omwille van de pitten op zich, onder andere voor vogelvoer. In dit gewas zijn er nog geen gewasbeschermingsmiddelen toegelaten, maar aanvragen ervoor zijn lopende.
Matthyssen raadde aan om vogelschade in het oog te houden. “Op het demoplatform in Bertem is gezaaid met een graanzaaimachine, wat niet ideaal is bij deze lage zaaidichteden. Een precisiezaaimachine zou beter zijn.”
Gele mosterd is bij ons vooral bekend als groenbedekker, maar het Praktijkpunt Landbouw heeft er nu al enkele jaren ervaring mee als teelt voor zaadproductie. “Wereldwijd is er een tekort aan mosterdzaad. De grootste mosterdzaadproducent, Canada, kampt al enkele jaren met extreme weersomstandigheden, waardoor opbrengsten tegenvallen en mosterdmakers moeilijk aan mosterdzaad geraken”, gaf Matthyssen aan. Ze hebben samen met telers een operationele groep opgezet om te kijken naar rassen, teelttechniek en naoogstbehandeling. “Drogen en schonen is belangrijk om kwalitatief zaad te bereiken.”
Deder en goudsbloem
Deder, nog een nieuwe teelt, werd vroeger geteeld in ons land voor lampenolie. Nu is er terug interesse in de teelt, die al meer verbouwd wordt in onze buurlanden. Deder wordt gebruikt als culinaire olie in de keuken, voor huidverzorging, maar ook voor meer industriële doeleinden (verven, biobrandstof, coatings). De zaden bevatten niet alleen olie, maar ook eiwit. De perskoek heeft dus potentieel in veevoeding en misschien ook in de humane voeding. Interessant is dat het een droogteresistent gewas is en dat een mengteelt met granen of vlinderbloemigen tot de mogelijkheden behoort. Evi Matthyssen gaf nog mee dat bij ons de verwerking en afzet van deder bij ons helaas nog ontbreekt.
Datzelfde kan ook gezegd worden van goudsbloem. Deze teelt kent vele toepassingen en telers willen ermee aan de slag, maar de afzet ontbreekt. De bloemen worden toegepast in farmaceutica en cosmetica (zalven tegen brandwonden en insectenbeen, babyzalf en massageolie). Potentieel is er ook in voeding en medisch textiel. De zaadolie van goudsbloem is heel speciaal en in onderzoek voor toepassing bij verven en coatings. De onderzoekers focussen daarom zowel op de bloemen als op de zaden. Het ILVO ontwikkelde een bloemoogstmachine voor deze teelt, waarbij er ook al herbiciden erkend zijn. We staan dus verder inzake teelttechniek bij goudsbloem dan bij deder, gaf Matthyssen nog mee.





