
Minder methaan
BFA besliste bijvoorbeeld om samen met haar leden een collectief engagement aan te gaan om de methaanuitstoot van runderen te reduceren. De lijst met voedermaatregelen om die reductie te realiseren wordt steeds uitgebreid, met het oog op het verlagen van de CO2-footprint van de dierlijke productie. Een sectorale aanpak om dit in kaart te brengen krijgt steeds meer vorm. Methaanreductie maakt het veevoer echter duurder en de subsidie die de boer ervoor krijgt, dekt niet de hele meerkost. Daarom vraagt BFA een hogere financiële compensatie voor veehouders die inzetten op methaanreductie via het voer.
Minder antibiotica
Het aandeel met antibiotica gemedicineerde diervoeders daalde reeds met -88% ten opzichte van 2011. Aanvankelijk was het doel van BFA om de productie van gemedicineerde voeders met antibiotica te stoppen tegen 2030, maar nu wordt 2027 naar voren geschoven als streefdatum. Er werden nieuwe initiatieven opgezet om het energieverbruik van diervoederfabrikanten in kaart te brengen en te beperken. Bij de vleesvarkens wordt tot 2026 ingezet op aanbevelingen voor een optimale eiwit- en aminozuursamenstelling in het voer om minder stikstof en fosfor in de natuur te hebben. BFA staat achter het idee om het Klimrek-model van de rundersector ook in de varkenssector uit te rollen.
Minder ingevoerde soja
Tegen 2027 zal 85% van alle sojaschroot die ingevoerd wordt door Belgische diervoederfabrikanten niet komen van landbouw die ontbossing met zich meebrengt. Tegen 2030 zal dat voor alle ingevoerde soja voor diervoeder gelden.
De komende jaren zullen dan ook verder in het teken staan van onderzoek en innovatie, van het verder verduurzamen van de diervoedersector en het verkleinen van de ecologische voetafdruk van de dierlijke productie.
Streven naar meer duurzaamheid is een niet te miskennen trend in de sector van het veevoeder. Voorzitter Rik Vandeputte kijkt met belangstelling uit of de consumenten daarin willen volgen. “De consument zou bereid zijn om minder vlees te eten, maar zou dan wel kiezen voor ‘beter’ vlees, bijvoorbeeld van traaggroeiende rassen. Tegelijk was er door de inflatie meer vraag naar heel goedkope voeding. Wat het ook wordt, de Belgische veevoedersector is flexibel genoeg om erop in te spelen.”