
Nietsvermoedend deden de veehouders zoals gewoonlijk eind oktober een koe naar het slachthuis. De verkoop van oudere of overbodige runderen vormt een belangrijke aanvulling op hun hoofdactiviteit, de verkoop van melk.
“Maar plots staan een maand later 2 inspecteurs van het Voedselagentschap aan de deur met slecht nieuws: bij een willekeurige staalname op het karkas van ons rund was een te hoge waarde van de schadelijke stof PFOS aangetroffen”, legt de veehouder uit. Ondertussen was het vlees van het rund ook al vermengd met dat van 200 andere runderen, waardoor al die voedselproducten teruggeroepen moesten worden. “Het slachthuis heeft daarbij een groot verlies gemaakt.”
Alle karkassen verplicht getest
Sinds 2008 doet het FAVV aan monitoring van PFAS in levensmiddelen. Europese normen voor PFAS in vlees (0,30 µg/kg) gelden sinds januari 2023. Het FAVV analyseerde vorig jaar 370 stalen van levensmiddelen op PFAS. Vier daarvan waren niet conform de norm, bevestigt Hélène Bonte van het FAVV. “Naast de analyses die we jaarlijks volgens een controleprogramma uitvoeren, hebben we in het verleden ook een specifieke bemonsteringscampagne uitgevoerd in risicogebied en een onderzoek gedaan naar de achtergrondwaarden, zowel in Vlaanderen als Wallonië.”
Het karkas van het rund van het veebedrijf in Stabroek was echter 1 van de gecontamineerde stalen. “Uit een tegenanalyse van het slachthuis op het B-staal bleek dat er 0,53 µg/kg PFOS in het vlees zat. De norm is 0,3 µg/kg”, zegt een van de veehouders.
De gevolgen voor het landbouwbedrijf zijn groot. “Wij kregen toen een papier voorgeschoteld dat zei dat het bedrijf en onze dieren geblokkeerd worden. Dat sloeg in als een bom.” Het FAVV legde een reeks beperkingen op de activiteiten van de veehouderij op.
Zo mogen ze geen runderen meer verhandelen aan andere veehouders. “Dat we geen dekstieren of kalveren meer mogen verkopen aan veehouders is een flinke streep door de rekening”, zegt de veehouder. “Een magere troost blijft dat we nog steeds melk mogen leveren. Uit testen bleek dat daar geen PFOS in zit. Eigenlijk zouden onze kalveren daardoor ook niet gecontamineerd zijn, die drinken immers enkel melk. Maar de beperkingen daarop blijven. We mogen onze jonge kalveren enkel verkopen aan de kalvervetmesterij, maar dat brengt minder op dan verkopen aan een andere boer.”
In principe mogen ze van het FAVV na melding nog steeds runderen naar het slachthuis brengen, maar elk karkas moet eerst routineus getest worden op contaminatie met PFOS. De kosten van de staalname en analyse (400 euro per bemonstering) zijn voor de veehouder en komen nog eens bij de vaste kosten die horen bij het leveren aan een slachthuis.
Het analyseproces zorgt ook voor de nodige vertraging, waardoor het vlees van een dier nog minder waard is. De PFOS-waarde van een van de later geleverde runderen viel bijvoorbeeld onder de norm. Uiteindelijk was het vlees echter veel minder waard, omdat het te lang in de slachterij moest wachten op vrijgave door het FAVV.
Een stier van de Stabroekse veehouderij bleek dan weer na een eerste test 1,7 µg/kg PFOS te bevatten. “Maar we hadden een vermoeden dat er iets niet klopte, het dier had de ganse tijd op stal gestaan, dus vroegen we een tweede onafhankelijke test. Die resulteerde in een PFOS-waarde van 0,32 µg/kg. Net te veel, maar waarom ronden ze dat niet af op het eerste cijfer na de komma, zoals andere uitslagen?” Het FAVV geeft aan dat afronden tot 2 cijfers na de komma de norm is.
Uiteindelijk was het voor de veehouders goedkoper om 2 andere koeien te laten euthanaseren, in plaats van ze te leveren aan het slachthuis. “Die runderen hadden kalfsziekte en waren vel over been, omdat ze net gekalfd hadden. De extra kosten van het slachthuis en de testen wogen niet op tegen de eventuele waarde. We boden de karkassen dan nog eerst aan aan het FAVV voor onderzoek, maar ze hadden geen interesse. Euthanasie was de meest kostenbesparende optie, maar dat zou toch geen oplossing voor een landbouwer mogen zijn?”
Grote kosten
De veehouders moeten door de opgelegde voorwaarden veel kosten maken, bovenop de vaste kosten van het onderhoud van hun dieren. Tegelijk verliezen ze een aanzienlijk deel van hun inkomen. “Het gaat in totaal om tienduizenden euro’s en daar gaat het zeker niet bij blijven. We hebben al aan onze spaarcenten moeten zitten.”
De veehouders moeten ook op zoek gaan naar de bron van de PFOS-contaminatie. Daarvoor hebben ze grondwaterstalen moeten laten nemen bij elke pomp, in totaal nog eens 4 bemonsteringen. De organisatie en bekostiging daarvan is terug de ver-antwoordelijkheid van het landbouwbedrijf.
“Volgens het FAVV moeten wij zelf op zoek gaan naar de bron van de PFOS-besmetting, maar wij betalen net zoals elke landbouwer elk jaar een bijdrage aan het Voedselagentschap. Waarom moet ik dan betalen om te voldoen aan voorwaarden die zij opleggen? De documenten die wij kregen van de organisatie beschuldigen ons zelfs ervan de ‘vervuiler’ te zijn, terwijl het hier toch duidelijk om een wijder milieuprobleem gaat. Alsof wij die PFAS-stoffen toedienen aan onze dieren.”
“Wij vragen ons ook af waarom het FAVV dan niet actiever test op boerderijen in de wijde omgeving? Er zijn nu die 4 andere bedrijven in Stabroek met een risicoprofiel, maar voor zover wij weten mogen zij nog gewoon vlees leveren zonder een routineus testregime. Terwijl vermoedelijk wel meer veehouderijen en boerderijen in Stabroek en buurgemeentes gecontamineerd zullen zijn door PFOS”, aldus de veehouders.
Daarmee willen ze niet zeggen dat ook andere boeren dezelfde strenge maatregelen zoals zij opgelegd moeten krijgen. “Wij hebben nu de pech dat we het eerste bedrijf zijn waar een PFOS-contaminatie toevallig werd vastgesteld. Ons landbouwbedrijf is precies een proefbedrijf voor het Voedselagentschap geworden, we voelen ons echt geviseerd en moeten de onkosten voor de vele staalnamen zelf betalen.”