Onder de stelling ‘landbouw gelijk aan industrie’ zouden heel wat landbouwers maar al te graag de kans willen krijgen om te bewijzen dat ze 10 jaar na de aanpassingen aan hun bedrijf de gewenste milieudoelstellingen zullen behalen.
Zo’n lang (ver)bouwmoment – meestal een periode met een lager dierenaantal op het bedrijf – kan trouwens nu een reden zijn waarom er NER werden afgeroomd. Ook door ziekte of een brand kan een bedrijf tijdelijk minder dieren gehad hebben. De overheid voorziet enkele (standaard)mogelijkheden om bezwaar in te dienen tegen de door hen berekende afroming (lees p.3), toch zijn er tig andere redenen waarom bepaalde NER slapend waren.
Menig veehouder snapt de aanpak van de overheid al lang niet meer. Zo kochten velen in een niet zo ver verleden extra NER, juist om boetes te vermijden voor periodes met meer dieren. Het aantal dieren – ook binnen een geldige vergunning – is immers geen vast gegeven. Vandaag de dag worden diezelfde, duur betaalde NER afgenomen omdat ze (tijdelijk) niet gebruikt werden. Het voelt voor de betrokkenen dan ook als pure diefstal van de opgebouwde productierechten.
Ondertussen raken momenteel de onderhandelingen voor de Vlaamse regering stilaan in een stroomversnelling. Vooraleer daar knopen door te hakken is het misschien toch wel nuttig dat formateur Diependaele een momentje kan vinden om ook eens het platteland op te zoeken. De kreten van ‘bestolen’ veehouders raken immers niet tot in de stad.





