Landbouwbedrijf Lemaire-Taelemans: “Als demobedrijf moet je een voorbeeld kunnen zijn voor anderen”
Al voor het tweede jaar is het landbouwbedrijf Lemaire-Taelemans de locatie voor innovatie. Het Departement Landbouw en Visserij heeft, in samenwerking met de praktijkcentra akkerbouw, namelijk demovelden in het glooiende Lennik aangelegd in de voornaamste akkerbouwteelten. “We willen een voorbeeldbedrijf zijn naar de buitenwereld, maar ook naar de landbouwers toe”, vertelt Jonas Lemaire.

Het verhaal achter het familiebedrijf Lemaire-Taelemans begint met de liefde. Guido nam zijn ouderlijk bedrijf over in 1990, en zette het samen met zijn vrouw Katleen verder in 1993. Ook Katleen heeft haar ouderlijke bedrijf, een veehouderij, overgenomen. “We bleven elk bedrijfsleider van ons eigen bedrijf, maar we hebben de bedrijven gefuseerd in 2010”, vertelt Katleen. De gronden lagen al naast elkaar.
In 1993 werd de eerste melkveestal gezet, zodat de melkkoeien van de andere locatie naar Lennik konden gaan. In totaal ging het om een 60-tal melkkoeien. “Het witblauw bleef op de andere locatie staan, daar zijn we met de zoogkoeien verdergegaan tot nu. De laatste jaren waren de prijzen voor rund minder goed, en daarom hebben we het aantal zoogkoeien wat afgebouwd”, geeft Katleen mee. Toch bleef het koppel een aantal zoogkoeien behouden, aangezien hun dochter Jasmien zich enorm interesseerde voor Belgisch Witblauw. “We hebben een ommekeer gemaakt. We hebben jaren gehad met 120-125 kalvingen Belgisch Witblauw, en met 80 melkkoeien. In 2012 werd de huidige melkveestal in gebruik genomen en nu verzorgen we 120 à 130 melkkoeien, en nog slechts een 50-tal zoogkoeien, met bijhorend jongvee.”
Het totale bedrijfsareaal is 135 ha, en de laatste 3 jaar huurt het koppel nog 25 ha in seizoenspacht bij. “Dit kan echter elk jaar variëren”, klinkt het. 60 ha zijn weilanden en 100 ha wordt aan akkerbouw gespendeerd, zoals aardappelen, suikerbieten, voederbieten, maïs, tarwe, gerst en spelt. In totaal zijn er 120 percelen. “Het gaat om veel kleine percelen, en enkele grote. Maar ze liggen heel versnipperd”, vertelt Jonas. De granen telen ze voor verkoop, enkel gerst en spelt gebruiken ze grotendeels voor eigen krachtvoeder voor melkvee en vleesvee.
Ieder zijn passie
Melkvee, vleesvee en akkerbouw: het zijn 3 verschillende takken die het familiebedrijf typeren. Elk familielid vindt wel zijn gading, en heeft zijn eigen verantwoordelijkheden. Extra personeel komt er dus niet aan te pas. Jonas, die 24 jaar is, heeft duidelijk zijn passie gevonden in de akkerbouw, maar zowel Guido en Jonas zijn graag met machines bezig. De granen zaaien en alle bodembewerking doen ze zelf, net als het gras- en stropersen en het sproeien. “We hebben echter niet alle machines. Het oogsten van de maïs, het graan, de aardappelen en de bieten gebeurt door een loonwerker”, vertelt Jonas.
Moeder Katleen en haar 22-jarige dochter Jasmien nemen de verant-woordelijkheid voor het vleesvee en deels voor het melkvee. Guido staat dan weer in voor het melkvee en deels de akkerbouw. “Op zich heeft ieder zijn verantwoordelijkheid, maar iedereen helpt elkaar wanneer het nodig is”, vertelt Katleen. “De jongste twee, Maarten en Sander, zijn nog niet echt actief op het bedrijf. Ze zitten nog in het middelbaar. Jasmien en Jonas volgden de bachelor agro- en biotechnologie.”
Demobedrijf van het departement
Leuk werken in glooiend Lennik
Bodemkwaliteit centraal
Als we vragen naar irrigatie, ant-woordt Jonas steevast dat ze dat niet of amper doen. Hun bedrijf ligt immers niet aan een beschikbare waterbron. “Ik geloof dat een goede bodemkwaliteit de basis is van een gezonde teelt. Hoe gezonder het gewas, des te minder fyto en chemische middelen er nodig zijn… maar een goede bodemkwaliteit is niet op 1 of 2 jaar opgebouwd”, weet Jonas. Zowel hij als de vorige generaties hadden aandacht voor de bodem, en dat betaalt zich nu duidelijk terug. “Bij de drogere periodes merken we bij onze goede bodems dat de opbrengst nog goed is. Minder dan normaal door de droogte, maar wel bovengemiddeld. We hebben ook bodems die iets minder zijn van kwaliteit, en het verschil is opmerkelijk op vlak van opbrengst”, geeft hij mee.
Om de bodem in goede conditie te houden, voert hij stalmest van koeien die op stro staan. De juiste technieken zijn echter ook belangrijk. “We hebben te maken met veel erosiegevoelige percelen, daarom zetten we in op niet kerend bewerken.”
Smart farming cruciaal
Het gewasbeschermings- en chemische middelen gebruik minderen, kan door gebruik te maken van smart farming toepassingen. Momenteel werkt Jonas vier vijfde voor Agrometius, om 1 dag volledig op het bedrijf werkzaam te zijn. “Dat digitale neemt hij gewoon naar huis”, lacht Katleen, wat Jonas beaamt. “Op het bedrijf zijn de spuittoestellen uitgerust met gps en sectieafsluiting, en 2 tractoren zijn met een rtk-systeem uitgerust. Die kunnen tot 2 cm nauwkeurig rijden en zaaien. Ik laat ook bodemscans uitvoeren om zo de variatie in het perceel te weten. Met die kennis kan ik nauwkeuriger werken aan bodemkwaliteit.”
Daarnaast zijn er allerhande apps die het landbouwersleven een pak aangenamer maken. Zo heeft Jonas de app AgroVision op zijn gsm staan om de akkerbouwactiviteiten te registreren. “Dat maakt het me ook gemakkelijk alles terug te vinden op mijn pc”, legt hij uit. Een andere handige app die ze gebruiken is CowVision. “De dieren hebben halsbanden aan die de activiteit meten. We kunnen enorm veel parameters opvolgen: we registreren kalvingen, drachten, ziekten, behandelingen,... Het is enorm belangrijk voor bronstdetectie, maar dus ook om de gezondheid van het dier op te volgen”, aldus Katleen.
Vrije tijd kan in een goede planning
Uitdaging versus last
Dat de tijden voor de landbouwer allesbehalve gemakkelijk zijn, kunnen Katleen en Jonas beamen. De komst van het kunstmestregister wordt maar lauw ontvangen. “Ik begrijp het nut wel van registratie en controle, maar als akkerbouwer geeft het weer extra werk en dus last mee”, haalt Jonas aan. Als akkerbouwer registreert hij immers al alles. “Dit is iets extra dat ons als landbouwer niets bij brengt.”
Hij geeft mee dat de grootste focus moet liggen op de toekomst. “De grootste uitdaging is het veranderende en extreme klimaat, de wetgeving en de fytoproducten die verdwijnen. We moeten constant zoeken naar andere manieren van werken”, geeft hij mee. Naar teelten toe probeert hij daarom af en toe wat uit. Dit jaar zaaide Jonas voor het eerst luzerne. “Luzerne blijft in droge periodes doorgroeien, en dat is niet het geval bij gras. Zo halen we toch nog wat opbrengst.” Katleen geeft bovendien mee dat ze als landbouwer soms onzeker is. “Cijfertechnisch moet je goed zien of alles blijft kloppen. De investeringen worden almaar groter, maar het inkomen gaat niet automatisch stijgen. Bovendien heb je in onze stiel niet alles in de hand, zoals het weer en prijsvolatiliteit.”