Startpagina Actueel

Aquacultuur op weg naar rendabiliteit?

Op de kick off van het Interreg project Aquavlan2 in Inagro (Roeselare) kon een debat over aquacultuur niet uitblijven. Hoe zit het immers met de rendabiliteit van aquacultuur? Daarover debatteerden Jaap Broodman, directeur van de afdeling visserij en aquacultuur te Zeeland (NL), Bart Naeyaert en Alexander Vercaemer, beiden gedeputeerden van respectievelijk West- en Oost-Vlaanderen.

Leestijd : 6 min

Wat was de aanleiding om aan aquacultuur te doen?

Naeyaert: We zijn constant op zoek naar kansen voor land- en tuinbouwers. Aquacultuur is zo’n eventuele opportuniteit voor ondernemers.

Broodman: Wij zagen er kansen in. Een hectare kokos levert meer op dan een ha graan, wordt wel eens gezegd. Daar ben ik nog steeds van overtuigd. De sector is nog in volle ontwikkeling en via trial-and-error proberen we verder te komen. De primaire aanleiding voor ons zijn economische kansen, maar we houden ook in het achterhoofd dat de kuststrook verzilt in de volgende decennia (cf klimaatverandering). Ook hier kan aquacultuur dus een oplossing bieden.

Vercaemer: We zijn meegestapt in het project vanaf 2010 in het proefcentrum voor de groenteteelt (PCG) in Kruishoutem. Daar hebben we geprobeerd om vissen te kweken in een tomatenserre. Dat stond nog niet op punt, maar daar leren we ook uit. We weten ook dat er een overbevissingsprobleem is. Uiteindelijk worden vissen uit aquacultuur even belangrijk als zeevissen.

 

Wat is er al gebeurd rond aquacultuur?

Vercaemer: In Oost-Vlaanderen startte al een project met omegabaarzen, terwijl West-Vlaanderen voor snoekbaars koos. We hebben dan ook afspraken gemaakt met West-Vlaanderen: op die manier wordt kennis gedeeld en leren we uit elkaars ervaringen. Er is een systeem opgezet om omegabaarzen te gebruiken bij een professionele tomatenkweker. We doen ook aan algenteelt. We hopen dat er dan iets interessant uitkomt. We werken hiervoor samen met vele partners, met elk zijn rol. Verder zijn we vooral bezig met het teelttechnische. Wij doen geen vermarkting, maar volgen die zaken wel op.

Broodman: In onze aquacultuur zijn we al een tijd bezig met de mossel- en oestercultuur. Het geeft werkgelegenheid aan enkele duizenden personen. De afgelopen tien jaar stimuleren we dit en zijn er tientallen projecten gestart. Eén van die projecten gaat over het invangen van mosselzaad in een waterkolom. Zo’n installatie is een innovatie voor de toekomst van de mosselcultuur. We hebben ook een viskwekerij en er is ook eentje in aanbouw. Aquavlan heeft hier een rol in gespeeld. Op het einde van het jaar komt de kingfish er in productie in Zeeland: die is oorspronkelijk van Australië en wordt nog nergens anders gekweekt. Ook telen we zilte groenten, wat onderhand een bekend concept is. In die sector zijn we op zoek naar nieuwe soorten. Zo wordt onderzocht of bestaande zoetwaterteelten onder zoute omstandigheden kunnen werken en wat het met de smaak doet. We nemen hierin ook heel de keten mee. We zouden bijvoorbeeld testen hoe tomaat het doet als teelt in zoute omstandigheden. De sector is nog in ontwikkeling. Ook in het binnenland zijn er projecten geïnitialiseerd: viskwekerij in bedrijfsgebouwen, algenkwekerij, garnalenkwekerij, zagerkwekerij,...

Naeyaert: Wij kozen voor een project met snoekbaars, omdat het een behoorlijke prijs kan halen en een lekkere vis is, want er komt op dit moment nog veel vis uit het Oosten. De Europese gemeenschap zou ervoor moeten zorgen dat de aquacultuur in Europa ook echt iets wordt, want die is nu nog beperkt. We weten hoe de vis te laten reproduceren en hoe ze te voeden. De snoekbaars wordt vermarkt op de visveiling, en de prijs moet minstens 8 euro zijn om rendabel te zijn. De omstandigheden waaronder de vis nu wordt gekweekt, worden sterk gesubsidieerd. Het moet echter ook kunnen vanuit een onderneming die niet gesubsidieerd is. Het is een proces waarvan we niet weten hoe het eindigt, maar verder onderzoek blijft nuttig. Het moet mensen blijven uitdagen, zodat ze risico willen nemen in aquacultuur. Er is ook een open kennissysteem nodig, zodat men van elkaar kan leren.

 

Hoe kan aquacultuur rendabel zijn? Staat er iets in de weg?

Naeyaert: In theorie kan men een mooi businessmodel hebben, maar we mogen niet vergeten dat we met dieren werken. Er kan veel gebeuren naar ziekten toe. Als je enerzijds zo weinig mogelijk middelen gebruikt om de gezondheid van de dieren te beschermen en anderzijds geneesmiddelen vermijdt als er iets gebeurt, dan is het een kwetsbare teelt. Daarnaast komt er veel water aan te pas. We vragen ons dan af hoe we eraan komen. Ook rijst de vraag hoe te vermarkten: welke prijs is nodig,... Er zijn nog veel vragen.

Vercaemer: We leren nog de teelt op punt te stellen en rekening te houden met gezondheidsaspecten en dierengeneeskunde, maar dat is niet eenvoudig. Hygiëne en voeding zijn bijvoorbeeld van kapitaal belang. Er zijn nog vragen rond matching voeding en rond reststromen voor de groenteteelt. Het is belangrijk vanuit de overheid dat we risico’s nemen en daarin investeren. We zitten gelukkig in een open kennissysteem: we investeren veel in land- en tuinbouw, vooral inzake onderzoek, en iedereen kan ervan gebruikmaken. Of het rendabel is? Aan het eerste project in 2010 verdienden we niets. Er werd geen vis verkocht, want dat mocht toen nog niet. Nu wordt de vis wel gecommercialiseerd en kan men eraan verdienen en investeren.

Broodman: Het rendabel maken van initiatieven werkt met trial-and-error. Van alle initiatieven slaagt niet alles. Zo kampte een oesterkwekerij eens met ziekte. Na een half jaar ‘trokken we de stekker eruit’. De zeewierkwekerij was wel een succes.

 

Hoe kijkt de zeevisserij ernaar?

Broodman: Zeevisserij heeft nu tal van problemen rond de Brexit, elektrisch vissen, natuurorganisaties,... De vissers zijn eerder de kritische toeschouwers aan de kant. Als aanvulling op de normale visserij is aquacultuur goed, want het levert nu nog niet voldoende vis op. Ook in de toekomst zal dat zo zijn. Voor de handelskanalen geeft het wel voordelen om naast zeeproducten ook nieuwe aquacultuurproducten te bieden: zij zijn dus enthousiast. Er is vaak geopperd om de zeevisser mee te betrekken bij aquacultuur: een visser zou zich moeten ontwikkelen tot maritiem ondernemer vanwege zijn kennis en apparatuur. Hij zou bijvoorbeeld naar de windmolenparken kunnen varen om te zien hoe het met de kweek van zeewier, vis of schelpdieren gaat. Het zit echter niet in de genen van een visser, die wil vissen.

Naeyaert: Als we aan maricultuur willen doen, komt de zeevisser zeker naar voor als het gaat om ondernemerschap. Met alles wat gevangen is in West-Vlaanderen, kan men 10 % van de consumptie van vis in heel België dekken. Als je de keuzes maakt in vis, en promoot wat er gevangen en gekweekt wordt, dan denk ik dat er voldoende marktkansen aanwezig zijn. Je merkt ook een kentering, zeker wat gevangen vis betreft: in de horeca aan de kust worden vooral vissen aangeboden die door Belgische vissers worden gevangen. Dit is ook goed qua duurzaamheid. Aquacultuur is een goede aanvulling en hoeft niet direct concurrentieel te zijn met zeevisserij. Het zou eerder de keten enorm versterken.

 

Hoe staat men ruimtelijk gezien tegenover zo’n kweek aan land?

Naeyaert: In Oost-Vlaanderen is een vergunning verleend en ook in West-Vlaanderen is een vergunning verleend voor een sierviskwekerij. Het gaat om het telen van dieren, en dat is agrarisch. Dat kan op een industrieterrein, maar ook op agrarisch gebied volgens West-Vlaanderen.

Vercaemer: Het is een agrarische activiteit en voor mij geen probleem naar ruimtelijke ordening, zeker niet als het naast glastuinbouw komt.

Broodman: In Zeeland gaat het vooral om zoutwaterteelten. De combinatie met glastuinbouw ligt niet voor de hand. Als het gaat om ruimtelijk beleid hebben we dat in 2009 in Zeeland goed geregeld. Het wordt bij ons als agrarische activiteit in het omgevingsplan en het bestemmingsplan van de gemeente beschouwd. Bedrijfsgebouwen komen op bedrijventerreinen, vijverlandschappen in landelijk gebied. Dit is de hoofdscheiding, en daarnaast zijn er concentratielocaties aangewezen. Die staan dan ten dienste van aquacultuur. Verruiming van planologische mogelijkheden is toegestaan en er mogen dus wel bedrijfsgebouwen komen.

Vercaemer: Er zijn risico’s aan planologische afbakening, want dat betekent impliciet dat het elders niet kan. Bij de opmaak van ons ruimtelijk structuurplan werd op dit moment nog geen aandacht besteed aan aquacultuur.

M.V.

Lees ook in Actueel

Meer artikelen bekijken