Startpagina Akkerbouw

Zijn er mogelijkheden voor herwonnen meststoffen?

Kunstmest kan (gedeeltelijk) vervangen worden door herwonnen meststoffen uit dierlijke mest. Belangrijk is wel dat de herwonnen meststoffen even veilig en performant zijn als kunstmest. Inagro en Ugent onderzoeken dit en gaven op een proefveldbezoek midden juni meer duiding.

Leestijd : 4 min

Herwonnen meststoffen zijn nutriënten (N, P en K) die producenten via een behandeling uit dierlijke mest haalden en in een nieuw product verwerkten.

Voorbeelden van herwonnen meststoffen zijn: ammoniumnitraat, ammoniumsulfaat, varkensurine, digestaat en dunne fractie van digestaat. Een aantal van deze producten worden gecategoriseerd als ‘Renure’ en hebben dus veel potentieel om in de toekomst als kunstmestvervanger te dienen!

Via een meerjarige veldproef vergelijken onderzoekers daarom hun agronomische en milieukundige waarde met ruwe dierlijke mest en kunstmest.

Mestwetgeving

Herwonnen meststoffen uit dierlijke mest worden momenteel nog steeds aanschouwd als dierlijke mest en moeten dus ook binnen de nitraatrichtlijn (maximum 170 kg dierlijke N/ha) worden toegepast. Als aan bepaalde criteria voldaan wordt, zouden deze een uitzondering kunnen krijgen op de nitraatrichtlijn en zouden deze als kunstmest worden toegepast.

Oorspronkelijk zou de Europese Commissie voor regelgeving zorgen, maar recent blijkt dat het toch aan de lidstaten is om hiervoor actie te ondernemen in de vorm van een derogatie. Vlaanderen is van plan om dit te doen van zodra Mestactieplan 7 in voege treedt.

Veldproef

Om te onderzoeken wat de mogelijkheden van herwonnen meststoffen zijn en hoe het zit met nitraatuitspoeling ten opzichte van traditionele kunstmest zijn Inagro en Ugent in 2019 begonnen met een meerjarige veldproef in Wingene. Jaarlijks wordt daar de landbouwkundige waarde en milieukundige impact opgevolgd. Er worden 5 herwonnen meststoffen met elkaar vergeleken volgens 3 dosissen.

Een eerste probleem waar de onderzoekers in het veld tegenaan liepen, waren de weersomstandigheden. Het voorjaar van 2019 was verre van ideaal en de zomer was extreem droog. Het tekort aan water had een grotere invloed op de gewasopbrengst dan het via het proefopzet geïntroduceerde tekort aan minerale stikstof in de bodem.

In 2020 was er dan weer een extreem droog voorjaar en trad er stuifschade in de jonge spinazieplanten op. De vele neerslag in 2021 zorgde voor uitspoeling van de meststoffen.

De proefveldwerking leerde de onderzoekers ondertussen ook dat de nutriënteninhoud variabel kan zijn. Ze adviseren om de meststoffen steeds goed te mengen en om hier tot vlak voor het moment van toepassing aandacht voor te hebben.

Er moet ook voldoende aandacht zijn voor de toepassingstechniek bij herwonnen mest-stoffen.
Er moet ook voldoende aandacht zijn voor de toepassingstechniek bij herwonnen mest-stoffen. - Foto: TD

Resultaten

Zoals hierboven al aangehaald, konden er door de zeer droge omstandigheden in 2019 weinig conclusies getrokken worden. Er waren nergens significante verschillen, zelfs niet in de niet bemeste referenties. Diezelfde conclusie geldt ook voor proefjaar 2020 en 2021.

Dit jaar staat er maïs op het proefperceel die ergens in oktober geoogst gaat worden.

De voornaamste conclusie die de onderzoekers nu laten horen, is dat in sommige proefjaren het effect van de weersomstandigheden groter was dan dat van het type meststof en zelfs dan dat van de dosis. Ze zien voorlopig maar weinig verschillen in opbrengst en in het restnitraat tussen de verschillende herwonnen meststoffen. Graag zouden ze in hun proefveldwerking een parameter kunnen meenemen die het vochtaanleverend vermogen van de bodem mee in kaart brengt.

In 2020 werd gezien dat bij de teelt van spinazie het gebruik van ammoniumnitraat, toegediend dicht tegen het zaad en in extreme droge omstandigheden, tot opbrengstverlies leidde.

Er dient hier bemerkt te worden dat een niet kerende bodembewerking werd toegepast.

Ammoniumnitraat

Voorbije veldproeven, waarbij ammoniumnitraat (afkomstig van ammoniakstripping) in kleine plotjes werd uitgetest, leverden positieve resultaten op. Daarom willen de onderzoekers dit op grotere schaal uittesten en dus zijn er dit jaar bij 5 landbouwers proeven met ammoniumnitraat, niet in kleine plots, maar in lange stroken, aangelegd.

Resultaten zullen er pas dit najaar zijn. De eerste ervaringen leerden dat toepassing hiervan in maïs goed lukte door sproeien.  Men moet echter rekening houden met het minimumdebiet van de machine. Het ammoniumnitraat aanlengen met water bleek de oplossing.

Pas hierbij ook op voor ontmenging.

Mechanisatie

Voor het toedienen van herwonnen meststoffen, maar ook voor spuiwater of andere concentraatstromen uit de landbouw staat de mechanisatie nog enigszins in haar kinderschoenen. Landbouwers en/of loonwerkers werkten al eigen constructies uit om spui- of concentraatstromen op het veld open te spreiden of sproeien. Er kunnen hier risico’s optreden op gasvorming bij drijfmestbijmenging of op verbranding bij foute weersomstandigheden.

Voor het toedienen van precisiemeststoffen in vloeibare vorm zijn er spaakwielbemesters op de markt. Nadelen hiervan zijn de hoge aanschafprijs en de lage werksnelheid. Van de Nederlandse farbikant Slootsmid werd tijdens het proefveldbezoek een schijveninjecteur getoond. Deze is qua techniek vergelijkbaar met een zode-injecteur voor drijfmest, maar de componenten zijn net iets anders (kleiner) gedimensioneerd.

Het is een ideale oplossing om op gras en granen te bemesten met vloeibare meststoffen of mineralenconcentraten. Deze worden ondiep in de zode geïnjecteerd zonder kans op verbranding. Uiteraard zijn RTK-gps-besturing en sectieafsluiting mogelijk.

De getoonde machinecombinatie had in de fronthef een fronttank met de vloeibare meststof. Via een slang wordt de meststof getransporteerd naar de gedragen injecteur in de achterhef. Er werd op gewezen om de inhoud van de fronttank niet te klein te nemen en om het liefst te kiezen in functie van de dosering van de meststof.

Tim Decoster

Lees ook in Akkerbouw

Grootschalige Franse test om suikerbieten te beschermen tegen vergelingsziekte

Bieten In Frankrijk wordt dit jaar een grootschalige test georganiseerd voor de biologische bestrijding van de vergelingsziekte bij suikerbieten. 500 ha bietenvelden wordt behandeld met kairomonen (feromoonachtige stoffen die een geur verspreiden). De kairomonen moeten de bladluizen weghouden van de planten, zodat de ziekte minder optreedt of dat behandeling met insecticide pas later nodig is.
Meer artikelen bekijken