Startpagina Schapen

Jonge lammeren in de eerste levensmaanden

Nu de geboorteperiode voorbij is en de meeste jonge lammeren met moeder de wei in zijn, of aan de lambar opgroeien, kunnen zich toch nog problemen en uitval voordoen, zeker in een vochtige en koude periode, zoals tijdens de afgelopen aprilmaand.

Leestijd : 6 min

In dit artikel behandelen we het risico op coccidiose, of uitval door ondervoeding of longaandoeningen. Daarnaast gaat onze aandacht naar enkele voedingsgerelateerde problemen, zoals enterotoxaemie, teveel aan koper of urinestenen.

Coccidiose

De ganse aprilmaand was koud en nat en dit zijn typische omstandigheden waarin coccidiose kan toeslaan bij lammeren op de wei. Ook bij een dichte bezetting in de stal zijn lammeren van 3 tot 12 weken echter kwetsbaar.

Coccidiose wordt veroorzaakt door eencellige organismen, die de darmwand beschadigen. Deze protozoaire organismen behoren tot een van de Eimeria-soorten. Twee daarvan kunnen bij jonge lammeren een besmettelijke darmaandoening veroorzaken: de Eimeria ovinoidalis en Eimeria crandallis.

Ooien kunnen beperkt parasieten-eieren of oöcysten uitscheiden. In de periode rond het werpen kan een verhoogde uitscheiding optreden. Als de jonge lammeren via bezoedeld ruwvoeder/gras of drinkwater oöcysten opnemen, begint de (eerst interne) cyclus. Als de lammeren bij de geboorte voldoende goede biest opgenomen hebben, zijn ze 2 tot 4 weken beschermd. Vooral lammeren tussen 3 en 12 weken kunnen aangetast worden.

Onder invloed van de verteringssappen ontstaan sporozoïten uit de opgenomen oöcysten, die binnendringen in de cellen van het darmslijmvlies. Daar kunnen verschillende fases van ongeslachtelijke vermenigvuldiging plaatsgrijpen. Daarna heeft een fase van geslachtelijke vermenigvuldiging plaats. Hieruit ontstaan finaal nieuwe oöcysten, die na het barsten van de celwand in de darminhoud terechtkomen en zo via de mest uitgescheiden worden en nieuwe dieren kunnen besmetten. De tijdsduur tussen de opname van een oöcyste en de uitscheiding van nieuwe oöcysten bedraagt 12 tot 20 dagen. Uit één oöcyste kunnen in het lam miljoenen nieuwe oöcysten ontstaan.

Een besmetting kan zich zo snel en spectaculair in omvang verspreiden. Oöcysten zijn zeer resistent tegen koude, hitte of (chemisch) ontsmetten. Men moet er dus van uitgaan dat de besmettingskans op quasi alle bedrijven aanwezig is. Oöcysten overwinteren ook op het weiland.

Gevolgen van

besmetting met coccidiose

Na de opname via water of voeder tasten de coccidia de darmwand aan. De darmcellen worden beschadigd en zo worden voedingsstoffen minder goed opgenomen vanuit het spijsverteringsstelsel richting het bloed. Anderzijds is er door schade aan de cellen verlies van vocht en bloed. Dit bloed wordt verteerd in de darm en zo krijgen we mest met een specifieke donkere tot zwarte kleur.

Lammeren die een lichte besmetting ondergaan bouwen immuniteit op. Bij een hogere besmetting is er door de beschadigde darmwand beïnvloeding van het verteringsproces, met minder opname van voedingsstoffen. Soms is er onopgemerkt ook verminderde eetlust, verminderde voederopname en bijgevolg een verminderde groei.

Bij ernstige aantasting zien we diarree (zwart gekleurd of bloederig). Deze lammeren blijven echter frequent met opgestoken rug geregeld persen om zich te ontlasten, dikwijls gebeurt dit onder een klagend geluid. Het gevolg daarvan kan ook een prolaps van de endeldarm zijn. Het vaststellen van permanent persen en diarree bij een of meerdere lammeren moet voor de schapenhouder meer dan een oranje knipperlicht zijn. Dringend optreden is hier meer dan wenselijk, maar soms is men al te laat voor de zwaar aangetaste lammeren.

Maatregelen tegen coccidiose

Op stal kunnen een ligbed van droog strooisel, een droog stalklimaat, vers, niet gecontamineerd voeder en zuiver water de besmettingsdruk laag houden. Ook een niet te dichte stalbezetting verlaagt de druk.

Oudere lammeren, die immuniteit hebben opgebouwd, kunnen zelf nog oöcysten uitscheiden. Dit betekent dat als men op stal of op de wei jonge lammeren samenbrengt met oudere lammeren, de jonge lammeren onder een grote ziektedruk zullen komen. Op stal is het zeker te mijden om jonge lammeren in een groep met oudere lammeren in te brengen.

Ook een doordacht weidebeleid kan aan de orde zijn. Weidebeloop met jonge lammeren in natte/koude omstandigheden, zoals de afgelopen periode, geeft vaak problemen.

Aangezien coccidiose een groepsaandoening is die veelal bij jonge lammeren van 4 tot 6 weken optreedt, is bij uitbraak het behandelen  van alle lammeren in de groep aangewezen. Er zijn enkele goede geneesmiddelen beschikbaar, consulteer daarvoor uw dierenarts.

Koudegerelateerde problemen

Specifieke koudegerelateerde problemen bij jonge lammeren zijn sterfte door ondervoeding of door longontsteking. Jonge lammeren, die in barre omstandigheden weinig beschutting kunnen vinden, omdat een schuilhok ontbreekt, zullen meer energie verbruiken om zich op temperatuur te houden. Als ze dan bij hun moeder te weinig melk vinden, hetzij door de grootte van de worp of door een uierdefect, dan kan dit tot onderkoeling en de dood leiden. Jonge lammeren hebben ook nog weinig bescherming via hun vacht, bij koude of tocht kan dit soms resulteren in een longaandoening/-ontsteking, die zonder ingreep ook dodelijk kan zijn.

Een heikel punt wat aan- of afwezigheid van beschutting (schuilhok/stal) betreft, is dat omwille van dierenwelzijn een schuilmogelijkheid gewenst/ noodzakelijk is, maar dat voor bijvoorbeeld begrazing van natuurgebieden, oprichting van constructies (schuilhokken) binnen zo’n natuurgebied in de regel verboden is. Dat is een tweeslachtige situatie, afhankelijk van welke overheidsdienst hier aan zet is.

Enterotoxaemie

of ‘het bloed’

Bij lammeren die rijkelijk gevoederd worden, kan soms plotse sterfte optreden door enterotoxaemie of ‘het bloed’. Dit kan zowel op de wei als in de stal voorkomen. Meestal worden de snelste groeiers getroffen. De ‘rijkelijke’ voeding veroorzaakt een explosie van bacteriële groei in het spijsverteringsstelsel, wat tot een soort zelfvergiftiging gaat leiden. Het ziektegebeuren verloopt snel en is onomkeerbaar. Een getroffen dier vertoont zenuwsymptomen en sterft na wat spartelen.

Preventie is hier de enige mogelijke aanpak: men kan de ooien 3 weken vóór het einde van de dracht vaccineren, zodat via de biest de lammeren tot een ouderdom van 2 à 3 maanden beschermd zijn. Dan kan men ook de lammeren zelf laten vaccineren, bijvoorbeeld bij het spenen. Het vaccineren kan als een soort verzekering aanzien worden om de risico’s voor uitval te beperken.

Kopervergiftiging

Een schaap is bijzonder gevoelig aan een teveel aan koper. De gevoeligheid is rasafhankelijk, maar Texel-achtigen behoren tot de meest gevoeligen. Vroeger werd in varkenskrachtvoeder veel koper toegevoegd en zo konden problemen ontstaan bij beweiden met schapen op gronden die met varkensdrijfmest bemest waren. Momenteel is dit probleem minder aan de orde. Wel kunnen koperproblemen zich nog voordoen bij lammeren die veel krachtvoeder opnemen.

De basisregel is dat het kopergehalte in voeder lager moet zijn dan 12 à 15 mg per kg droge stof. Het teveel aan koper stapelt zich op in de lever en nieren, tot de lever-/nierwerking faalt. De lever en nieren zorgen normaal voor de zuivering van het bloed en voor de verwijdering van afvalstoffen. Als dit niet meer functioneert, stapelen die afvalstoffen zich op in het lichaam. Het dier sterft dan, en als men nog poogt om aangetaste dieren te slachten, worden de karkassen afgekeurd, omdat onder andere het vetweefsel en de slijmvliezen volledig geel-bruin verkleurd zijn. Verkleuring van de slijmvliezen (onder andere ogen, muil) is op zich al een indicatie van koperproblemen.

Lam gestorven aan coccidiose.
Lam gestorven aan coccidiose. - Foto: AC

Lammeren nooit voederen met krachtvoeder dat voor andere veesoorten bestemd is, is hier de boodschap. Voor zelfmengers is aandacht voor de koperinhoud van de voedercomponenten en van de gebruikte mineralen belangrijk om problemen te voorkomen. Als in een groep één dier aangetast is, loopt immers het ganse lot hetzelfde gevaar.

Urinestenen

Ook dit is een probleem bij mestlammeren, die veel krachtvoeder eten. Urinestenen ontstaan in de blaas en kunnen bij ramlammeren de plasbuis verstoppen, zodat urineren onmogelijk wordt en de dieren finaal sterven. De oorzaak van het ontstaan van urinestenen is de ongunstige verhouding tussen calcium (Ca) en fosfor (P) in het krachtvoeder. Gezien de hoge krachtvoederprijzen zullen sommigen meer geneigd zijn om zelf hun voeders samen te stellen.

Gezien de Ca/P-verhouding bij granen eerder ongunstig is, is het hier een aandachtspunt om extra calcium toe te voegen of om eventueel de PH (zuurtegraad) te gaan beïnvloeden om de steenvorming te voorkomen. De optimale Ca/P-verhouding is 2/1. De inhoud aan Ca of P van voedercomponenten kan men terugvinden in de voedermiddelentabellen van CVB, Wageningen.

Besluit

Het is meestal een heuglijk moment wanneer men de ooien met jonge lammeren de wei kan insturen. Als de weersomstandigheden, zoals dit jaar, echter niet meewillen, kunnen er her en der toch problemen de kop op steken, die men in tijden van klimaatopwarming niet zou verwachten.

Lam dat bloederige diarree heeft, omdat het zwaar aangetast is door coccidiose.
Lam dat bloederige diarree heeft, omdat het zwaar aangetast is door coccidiose. - Foto: AC

Anderzijds zijn er ook voor mestlammeren toch enige aandachtspunten, zeker voor de zelfmengers, om rekening te houden met specifieke gevoeligheden voor de gehalten aan koper, calcium en fosfor in het krachtvoeder. Zo kan verlies aan lammeren voorkomen worden.

André Calus

Lees ook in Schapen

Hoe bereid je de aflamperiode goed voor ?

Schapen Op sommige bedrijven zijn de eerste lammeren al geboren, maar voor de meeste bedrijven vinden de geboorten plaats tussen half februari en april. De geboorteperiode is de meest delicate, maar ook de belangrijkste periode voor een schapenbedrijf. Het aantal lammeren is bepalend voor de rendabiliteit, maar het moeten wel levende en finaal verkoopbare lammeren zijn.
Meer artikelen bekijken