Startpagina Schapen

Optimalisatie van het voortplantingsmanagement bij schapen en geiten

Gedurende de laatste 30 jaar is de schapenpopulatie wereldwijd relatief stabiel gebleven, maar de productie van vlees en melk is met ongeveer 40% toegenomen. Gedurende dezelfde periode zijn de geitenpopulatie en geitenmelkgift ongeveer verdubbeld. Deze groei is enkel mogelijk door een goede balans te vinden tussen voeding, voortplanting en de gezondheid van de kudde.

Leestijd : 5 min

We brengen een overzicht van de belangrijkste aandachtspunten om deze goede balans te realiseren.

Mannelijk dier

Bij kleine herkauwers komt de puberteit doorgaans voor op de leeftijd van 4 tot 6 maanden, bij het bereiken van 60% van het volwassen lichaamsgewicht. De exacte leeftijd van de puberteit hangt enigszins af van het ras en het geboorteseizoen. Lammeren die in het voorjaar geboren worden, bereiken later de puberteit dan lammeren geboren in de zomer. Rammen en bokken die blootgesteld worden aan cyclerende ooien of geiten, bereiken ook vroeger de puberteit. Wanneer het mannelijk dier echter in de puberteit komt, is de spermakwaliteit nog onvoldoende en zijn ze niet geschikt om mee te fokken.

Voor het begin van het dekseizoen (3-4 weken voordien) voert men het best een vruchtbaarheidsonderzoek uit van de mannelijke dieren. Aangezien een ram of bok soms tot 100 ooien of geiten dekt tijdens het seizoen, is een vruchtbaarheidsonderzoek voordien zeker waardevol. Een vruchtbaarheidsonderzoek bestaat uit een grondig lichamelijk onderzoek, met speciale aandacht voor de geslachtsorganen, en uit een evaluatie van de spermakwaliteit. De meeste vruchtbaarheidsonderzoeken omvatten niet routinematig een beoordeling van het libido, aangezien men hiervoor bronstige ooien of geiten nodig heeft. Het scrotum moet gepalpeerd worden om te controleren dat beide testikels aanwezig zijn, dat ze ongeveer even groot zijn en stevig aanvoelen. Verder mogen er geen zwelling, pijn of tekenen van ontsteking aanwezig zijn. De penis moet volledig kunnen uitschachten. Een gemakkelijke parameter die men kan onderzoeken, is de omtrek van het scrotum (zie foto).

Meting van de scrotale omtrek bij een ram. Met de linkerhand worden de testikels omlaag geduwd in het scrotum, terwijl men met de rechterhand de omtrek meet op het breedste punt. De methode is identiek bij geitenbokken.
Meting van de scrotale omtrek bij een ram. Met de linkerhand worden de testikels omlaag geduwd in het scrotum, terwijl men met de rechterhand de omtrek meet op het breedste punt. De methode is identiek bij geitenbokken. - Bron: Sheep, Goat and Cervid Medicine, 3rd Ed., 2021

Het interessante aan de scrotale omtrek is dat dit een erfelijke parameter is, en dat deze sterk gecorreleerd is met de sperma producerende capaciteit van de ram of bok. Een grotere omtrek betekent dat het dier meer sperma zal produceren. Om te omtrek van het scrotum te meten worden de testikels volledig naar beneden geduwd in het scrotum, en wordt de omtrek wordt gemeten op het breedste punt, met een lintmeter. De scrotale omtrek is wel onderhevig aan het seizoen, waarbij de omtrek 0,5-1,5 cm lager kan liggen buiten het seizoen. Er zijn minimumwaarden vastgelegd waaraan goede dekrammen en -bokken moeten voldoen (tabel 1).

50-3424-Optimaliseren-01-web

Vrouwelijk dier

Ooien en geiten vertonen een eerste bronst rond de leeftijd van 7 maanden. Er zijn echter wel belangrijke rasverschillen, waarbij dwerggeiten reeds op de leeftijd van 3 maanden in puberteit kunnen komen. Het begin van de puberteit bij vrouwelijke dieren is afhankelijk van voeding, groei en het seizoen. Een goede lichaamsconditie en het bereiken van minimaal 60% van het volwassen gewicht vooraleer men een ooilam of geitenlam laat dekken, kan mee het aantal lammeren bepalen (grotere kans op meerlingen).

Flushen

Een manier om het aantal meerlingen te verhogen, is door de dieren te ‘flushen’. Flushen is een tijdelijke maar doelgerichte verhoging van het voedingsniveau rond de dekperiode, door de dieren op een weelderige weide te zetten of door de dieren bij te voederen met krachtvoer of graan. Men start ongeveer 2 weken voor de introductie van de rammen of bokken tot 2 à maximaal 3 weken hierna.

Flushen werkt het beste bij volwassen dieren met een matige lichaamsconditie, aan het begin en einde van het dekseizoen, alsook in fokprogramma's buiten het seizoen. De voordelen van flushen zijn de verhoogde lichaamsconditie, verhoogd aantal ovulaties (eisprongen) en dus ook een groter aantal geboren lammeren (10-20% meer). Een lichaamsconditie van 2,5-3/5 is optimaal tijdens het dekseizoen.

Inseminatie

Inseminatie bij schapen is een bijzonder moeilijke kwestie. De opbouw van het geslachtsapparaat van de ooi zorgt ervoor dat kunstmatige inseminatie moeilijk is. Sperma vaginaal inbrengen geeft bevruchting met vers sperma in 20-60% van de inseminaties, maar met diepvriessperma is dit maar 5-20%. Na sperma in te brengen in de cervix zijn de drachtpercentages 40-80% bij vers sperma en 25-40% met diepvriessperma. In de baarmoeder is het 40-80% (vers) en 30-70% (diepvries). Als we dit vergelijken met een inseminatie via de buikwand (laparoscopisch) is er 70-95% kans op dracht met vers sperma en 40-80% met diepvriessperma.

Vroege dracht tot 90 dagen

Tijdens de vroege dracht is het vermijden van stress van essentieel belang. Stress kan veroorzaakt worden door te vechten om voeder, door hittestress, door dieren te hanteren, enzomeer (tabel 2).

50-3424-Optimaliseren-02-web

Het behouden van een goede lichaamsconditie, ook wel BCS genoemd (2,5-3/5), is belangrijk en dit wordt het best elke 3 à 4 weken gecontroleerd (tabel 3). Ondervoeding tijdens deze periode kan leiden tot een kleinere worpgrootte, alsook tot een verminderde immuniteit en verminderde groei van de lammeren na de geboorte.

50-3424-Optimaliseren-03-web

Wanneer men ooien of geiten tussen dag 40 en dag 70 laat controleren op dracht – via echografie – kan de dierenarts ook het aantal nakomelingen proberen te tellen. Dit is belangrijk voor de energiebehoefte van het moederdier op het einde van de dracht (zie hieronder).

Late dracht

Tijdens de laatste 6 weken van de dracht is het rantsoen van de moederdieren enorm belangrijk. Ongeveer 70-80% van de groei van de lammeren vindt plaats tijdens deze periode. Onvoldoende voeder of een rantsoen met een lage kwaliteit kan zorgen voor lage geboortegewichten, voor biest van een slechte kwaliteit en voor hogere uitval bij de lammeren na de geboorte.

Omwille van de exponentiële groei van de nakomelingen aan het einde van de dracht zal de drachtige baarmoeder veel ruimte innemen, waardoor er relatief minder ruimte is voor de pens. Als gevolg daarvan nemen de dieren ook minder voeding op, waardoor het moeilijker is om voldoende energie voor onderhoud én de groeiende lammeren op te nemen. Om dit relatieve energietekort op te vangen gaan de moederdieren hun eigen lichaamsvet verbranden.

Drachtigheidstoxemie

Indien er te grote energietekorten zijn, kan drachtigheidstoxemie ontstaan. Schapen of geiten met drachtigheidstoxemie gaan vaak liggen en geraken moeilijk recht, verliezen interesse in de omgeving, reageren minder op prikkels en stoppen uiteindelijk met eten. In ergere gevallen kan men ook zenuwsymptomen en blindheid waarnemen. Bij dergelijke ernstige gevallen zijn de overlevingskansen voor de nakomelingen klein.

Drachtigheidstoxemie kun je voorkomen door de moederdieren te voederen naargelang het aantal nakomelingen (tabel 4), en dit voornamelijk door krachtvoer of graan te supplementeren (0,5-1 kg/dag) tijdens de laatste maand, alsook door de lichaamsconditie nauwgezet in de gaten te houden.

50-3424-Optimaliseren-04-web (3)

Meerlingen

Een hoogdrachtig dier dat een tweeling of een drieling draagt, heeft respectievelijk 180% en 240% meer energie nodig dan een dier dat drachtig is van een eenling. Ter preventie van drachtigheidstoxemie kan je de dieren dus voederen naargelang hun behoefte, maar ook de lichaamsconditie van de dieren in de gaten houden wordt aangeraden. Verder kan het helpen om de dieren te scheren tijdens het laatste trimester en om de klauwverzorging up-to-date te houden. Als laatste wordt aangeraden om de dieren niet meer te verplaatsen tijdens de late dracht.

Een hoogdrachtig dier dat een tweeling of een drieling draagt, heeft respectievelijk 180% en 240% meer energie nodig dan een dier dat drachtig is van een eenling.
Een hoogdrachtig dier dat een tweeling of een drieling draagt, heeft respectievelijk 180% en 240% meer energie nodig dan een dier dat drachtig is van een eenling. - Foto: LBL

Selenium en vitamine E

Het supplementeren van de vrouwelijke dieren met selenium en vitamine E kan helpen in latere stadia van de dracht. Lammeren zijn vitaler en tot 0,6 kg zwaarder bij spenen. Om een idee te krijgen van de seleniumstatus van het bedrijf, kan men ervoor opteren om van 3 tot 5 dieren een bloedname te laten doen.

Manon Dewulf (UGent)

Lees ook in Schapen

Hoe bereid je de aflamperiode goed voor ?

Schapen Op sommige bedrijven zijn de eerste lammeren al geboren, maar voor de meeste bedrijven vinden de geboorten plaats tussen half februari en april. De geboorteperiode is de meest delicate, maar ook de belangrijkste periode voor een schapenbedrijf. Het aantal lammeren is bepalend voor de rendabiliteit, maar het moeten wel levende en finaal verkoopbare lammeren zijn.
Meer artikelen bekijken