Ziekte- en insectendruk opgevolgd in granen
Het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) meldt deze week dat bladluizen maar beperkt aanwezig zijn. Larven van het graanhaantje worden waargenomen, maar niet in die mate dat een behandeling nodig is.

Andere vaststelling die het LCG doet is dat de bladvlekkenziekte aan het einde van het seizoen nog verder is toegenomen. Ook gele en bruine roest zijn het ganse seizoen aanwezig geweest. Als gouden raad geven ze mee om aan de aarbescherming te denken in late percelen.
Op 8 van de 10 percelen van het waarnemingsnetwerk staat de tarwe in bloei. Gaande van begin bloei (stadium 61) tot einde bloei (stadium 69). Minder ver gevorderde percelen komen in aar terwijl op de verder gevorderde percelen de tarwe in waterrijp tot midden melkrijp stadium zit.
Ontwikkeling bladziekten
Gezien het gemiddeld stadium van de tarwe is de laatste behandeling van de tarwe doorgaans achter de rug. In de onbehandelde percelen en perceelsgedeelten van het waarnemingsnetwerk moet op dit moment vastgesteld worden dat gele roest nog steeds wordt waargenomen, en eigenlijk het ganse seizoen aanwezig was.
Bladvlekkenziekte is tot nu steeds blijven toenemen. In de onbehandelde proefvlakken is de aantasting tot het laatste blad doorgedrongen. In bepaalde situaties blijft van het voorlaatste en het voorgaande blad niets meer over.
Bruine roest was dit seizoen zeer vroeg aanwezig en heeft continu uitgebreid. In de onbehandelde waarnemingsvelden is nu ook in de verder gevorderde stadia, de behandelingsdrempel nog vaak overschreden.
Bladluizen en graanhaantjes
In functie van het stadium van de tarwe zouden bladluizen nog schade kunnen doen. De meest gevoelige periode voor schade door bladluizen is de periode vanaf het in aar komen tot het begin van de afrijping van het graan. Vooral in de periode tussen de stadia ‘alle aren uit’ en ‘einde bloei’ kunnen de bladluizen schade aanrichten. Dit jaar vormen bladluizen geen probleem. De laatste waarnemingen tonen dat maximaal 5 % van de halmen bezet is met minstens één bladluis. De behandelingsdrempel is dus nergens bereikt.
Schadedrempels waarbij een bladluisbestrijding rendabel is (percentages halmen bezet met bladluizen) (Bron: Bodemkundige Dienst van België):
- begin aarstadium: ± 30%
- aren 100% uit - stadium bloei: 20 tot 25%
- begin waterrijpstadium: 30 tot 35%
- begin deegrijpstadium: meer dan 35%
- deegrijpstadium: meer dan 50%
Ook de larven van het graanhaantje kunnen schade berokkenen in deze stadia. Gezien het gemiddelde stadium is een behandeling, op een uitzondering na, niet nodig.
De economische schadedrempel voor de aanwezigheid van graanhaantjes is:
- laatste blad volledig uit (stadium 39): 0,4 larven per halm
- aar volledig uit (stadium 59): 1,5 larven per halm
Aarfusarium
Algemeen is de tarwe te ver gevorderd om nog een rendabele aarbescherming toe te passen. Op late percelen, zoals zeer laat gezaaide percelen, kan een behandeling nog noodzakelijk zijn. Het ideale tijdstip om te behandelen is van zodra alle aren uit zijn tot vroege bloei. Er is enige marge tot midden bloei. Wanneer de aar is uitgebloeid, heeft een behandeling nog weinig zin. Om te behandelen hebben de triazolen de voorkeur.
Aaraantasting in wintergerst
Op bepaalde percelen in het LCG-netwerk worden vlekken in de aar waargenomen, en dan voornamelijk in wintergerst. Algemeen is de wintergerst reeds 1 of 2 keer behandeld met fungiciden en al ver gevorderd. Het is dan niet noodzakelijk om nog een extra behandeling te plaatsen. Dit wegens de beperkte impact van de aantasting, die niet opweegt tegen de kost van extra behandeling. Daarnaast is deze aantasting algemeen oppervlakkig, zonder schade te doen aan de korrel.
Dit is het laatste waarschuwingsbericht dat het LCG uitstuurt dit voorjaar.