Monitoring in slachthuis moet welzijn leghennen optimaliseren
Het dierenwelzijn van leghennen aan de slachtlijn monitoren, om zo verbeterpunten in productiefases aan te pakken en om het welzijn verder te optimaliseren: dat was het doel van het voorbije Legmoni-project. Daarin werd een lijst opgesteld met praktisch haalbare indicatoren die in het slachthuis eenvoudig kunnen worden opgevolgd via een app. De monitoring wordt dit najaar voortgezet.

In 2019 startte het onderzoeksproject Legmoni op vraag van de afdeling Dierenwelzijn van het departement Omgeving. ILVO en Proefbedrijf Pluimveehouderij kregen de opdracht om een snel en kostenefficiënt monitoringssysteem op punt te stellen dat het welzijn van leghennen aan de slachtlijn scoort. Door de verkregen resultaten terug te koppelen naar de diverse schakels in de keten wil men het welzijn van leghennen optimaliseren. Het project liep eind vorig jaar af, maar de Vlaamse over-heid wil dit najaar een monitoring in de Vlaamse leg hennenslachthuizen starten.
Bij de start van het project werd een uitgebreide lijst opgesteld met mogelijke parameters die hiertoe konden worden opgevolgd. De onderzoekers baseerden zich hiervoor op literatuuronderzoek, maar vroegen ook input aan de sector. Er werden vooral diergebonden indicatoren meegenomen. Denk hierbij aan scores voor bevedering op diverse lichaamszones, voor verwondingen, blauwe plekken, pootletsels, breuken (aan borstbeen, poten, vleugels), beklemmingen of dood aangeleverde dieren (deaths on arrival of DOA’s).
Hele ronde
Hoewel het finale monitoringssysteem enkel gepland stond in het slachthuis, werden in de onderzoeksfase bijkomende metingen uitgevoerd op 14 leghennenbedrijven tijdens de productiefase en tijdens het vangen en laden. Zo zou het mogelijk zijn om bepaalde parameters toe te wijzen aan specifieke fases in het leven van de leghen. De tomen werden zo op 4 momenten gescoord: aan het begin en einde van de productieronde, bij het vangen en laden en in het slachthuis. Het scoren in het slachthuis gebeurde op basis van waarnemingen in de wachtruimte, de vuile zone (na het verdoven of kelen) en de panklare zone (na het pluimen).
Daarnaast werd ook informatie overgenomen van het VKI-document (over de voedselketeninformatie, waarbij de diverse partijen uit de sector elkaar informeren over de gezondheid van de hennen) en het slachtrapport. In totaal werden in het project 25 tomen zowel op de 14 leghennenbedrijven als in het slachthuis gescoord. Bijkomend werden ook 28 tomen uitsluitend in het slachthuis gescoord, omdat er door de coronapandemie een tijdlang geen bedrijfsbezoeken mogelijk waren.
Resultaten productieronde
Op de leghennenbedrijven werden aan het begin en einde van de ronde 100 willekeurige leghennen gescoord. Bij de start (zie zwarte driehoekjes op figuur 1) werden nog geen verwondingen vastge-steld en was voetzooldermatitis zeer zeldzaam. De hennen zaten ook nog mooi in de pluimen, enkel aan de staart en de vleugels kon al wat milde schade worden gedetecteerd. Wel duidelijk aanwezig waren borstbeenbreuken (gemiddeld bij 7,4% van de dieren) en borstbeendeviaties (gemiddeld 4,4%). Deze werden vermoedelijk al tijdens de opfok opgelopen.
Tegen het einde van de ronde (zie witte driehoekjes op figuur 1) ging de bevedering er in alle zones op achteruit, waarbij de buik/cloaca het slechtst en de nek het best scoorden. Het gemiddeld aantal borstbeenbreuken (63%) en borstbeendeviaties (53,1%) nam sterk toe tijdens de productieronde. In gemiddeld 43,8% van de gevallen werd aan het einde van de ronde hyperkeratose vastgesteld, al was er wel veel variatie tussen de tomen. Teenletsels bleven beperkt. De kamscore bleef gelijkaardig tijdens de hele productieronde, waardoor deze parameter vooral info lijkt te geven over de opfokfase.
Na het vangen
Na het vangen werden telkens 25 willekeurige hennen uit de kratten of schuiven gehaald en gecontroleerd op breuken en verse (pas opgelopen) verwondingen. Poot- en vleugelbreuken werden gemiddeld gezien bij respectievelijk 0,4% en 2% van de dieren. Bij gemiddeld 1,8% van de hennen werden verse verwondingen aan de poten gedetecteerd en bij gemiddeld 0,9% was dit het geval aan de vleugels. Gezien de lage prevalenties (aantal gevallen) is het belangrijk om een voldoende grote steekproef te nemen om tot de juiste conclusies te kunnen komen.
Slachthuis
In de wachtruimte van het slachthuis werden alle kratten en/of containers van de betreffende toom gescoord. Gemiddeld genomen werden er haast geen beklemmingen (0,01%) of verwondingen (0.02%) vastgesteld. Deze indicatoren worden voor al beïnvloed door het vang- en laadproces.
De scores aan het einde van de productieronde en die in de vuile zone van het slachthuis kwamen sterk overeen voor wat bevedering, borstbeenconditie en verwondingen betreft. Het lijkt er dus op dat het vang- en laadproces, alsook het transport, weinig invloed hadden op deze indicatoren. Voor de pootindicatoren (teenletsels, hyperkeratose en dermatitis) en kamletsels werden minder goede overeenkomsten gevonden. De bevedering, verwondingen, voetzooldermatitis, borstbeenconditie en hyperkeratose werden vooral gerelateerd aan de productiefase op het bedrijf. Teenletsels waren moeilijk te linken aan een specifieke fase.
In de panklare zone van het slachthuis werden karkassen aan de slachtlijn gedurende tweemaal 5 minuten geobserveerd op breuken en blauwe plekken op de ledematen. Breuken aan vleugels en poten kwamen in het algemeen weinig voor. Blauwe plekken op vleugels, poten en borst werden genoteerd bij respectievelijk gemiddeld 2,6%; 1,5% en 1,8% van de dieren. Die zijn te wijten aan vangschade. Opvallend was ook het hoge gemiddeld aantal blauwe plekken aan de vleugeltip (11,4%). Dit kan mogelijk worden gerelateerd aan de verdovings-methode of aan het transportsysteem.
Slachtrapporten en indicatorenlijst
Tot slot werden ook de slachtrapporten bestudeerd. Het gemiddelde aantal DOA’s bedroeg 0,7% en is een gedeelde verantwoordelijkheid van leghennenhouder, vangploeg, transporteur en slachthuis. Het gemiddeld aantal afkeuringen bedroeg 1,5%, wat vooral gelinkt wordt aan de productiefase en aan het vang- en laadproces.
De uitgebreide indicatorenlijst werd gereduceerd op basis van de projectresultaten en bijkomende input van de stuurgroep, waarbij vooral rekening werd gehouden met zowel relevantie als met praktische haalbaarheid. Het streefdoel was immers om de tijdsduur voor het scoren van een volledige toom in het slachthuis door 1 persoon te beperken tot maximaal 1 à 1,5 uur. Indicatoren als kamverwondingen, teenletsels en hyperkeratose werden geschrapt en voor bevedering en verwondingen werd een overkoepelende score (zonder verdere opsplitsing per lichaamszone) voorzien. Het finale slachthuisprotocol vind je hieronder.
Vervolg in slachthuizen
De Vlaamse overheid zal vanaf dit najaar met deze monitoring starten in de Vlaamse slachthuizen. De betrokken schakels van de keten zullen digitaal een informatief welzijnsrapport toegestuurd krijgen. Daarin zullen dan de individuele resultaten staan, maar daarin zal ook via benchmarking duidelijk wordt gemaakt hoe de toom scoorde ten opzichte van het Vlaamse gemiddelde. Meer info krijg je via noemie.vannoten@ilvo.vlaanderen.be.