Aardappelbewaring vraagt aandacht en opvolging
De aardappeloogst is binnen! In tegenstelling tot vorig jaar kunnen alle telers opgelucht ademhalen. Toch mag de aandacht niet verslappen.

De eerste dagen en weken na het inschuren zijn cruciaal voor een geslaagde bewaring.
Schrik na vorig jaar
Met de ervaringen van vorig jaar in het achterhoofd, werd er nu in de meeste gevallen tijdig en met succes een einde gemaakt aan de teelt. In de laat geplante percelen leverde de loofdoding niet altijd het verhoopte, snelle resultaat. De stengels waren vaak nog zeer levendig, dik en vitaal op het tijdstip van de eerste loofdoding.
De huidige loofdodingsmiddelen hebben een goede werking als er nog voldoende licht na de toepassing is. Eind september en begin oktober was het eigenlijk iets te donker voor een perfecte, snelle loofdoding. Er waren 2 of meer passages met loofdoding nodig en telers moesten wachten tot de volledige afsterving van het gewas om te kunnen rooien.
Jammer genoeg bleek oktober geen opeenvolging van rooibare dagen te hebben. De rooiwerkzaamheden lagen vaak stil en de bodem was nog meer dan nat genoeg. Vooral in het oosten van het land viel de regen met bakken uit de hemel, waardoor de oogst lange tijd stillag.
De lat werd iets lager gelegd dan eigenlijk goed is. Iedereen besefte dat het in deze tijd van het jaar niet veel droger meer wordt. Er werd dus verder gerooid, vaak met zeer veel grond tussen de aardappelen en natte knollen. Hoe natter de aardappelen in de schuur komen, hoe groter het bewaarrisico. Als aanhangende grond eerder modder is dan droge grond, kunnen knollen verstikken. Via de lenticellen moeten zuurstof en CO2 uitgewisseld kunnen worden. Als die lenticellen dicht gesmeerd zitten met modder, is ademhaling niet mogelijk.
Te nat binnen
Aardappelen die nat binnenkomen, moesten onmiddellijk geventileerd worden. De eerste uren en dagen zijn namelijk cruciaal om de natte grond of modder te drogen en om de knollen te laten ademen. Een tweede reden om snel lucht door de aardappelen te steken, is de knoltemperatuur. Een partij aardappelen is kort na de oogst zeer actief. Hierbij wordt warmte geproduceerd die op een of andere manier moet afgevoerd worden. Zo niet loopt de aardappeltemperatuur op tot waarden boven 16 °C, die kunnen leiden tot verhitting en broei.
In de eerste 3 à 4 weken van de bewaring, moet er dus aandacht zijn voor voldoende drogende ventilatie-uren, waarbij de temperatuur ondertussen tussen 12 en 15 °C gehouden wordt. Dit is een ideale temperatuur voor wondheling. Pas daarna kan er geleidelijk aan (1 à 2 °C per week) ingekoeld worden, zodat de aardappelen tegen eind november op 7 à 8 °C zitten. Mocht er ondertussen verder lekvocht vrijkomen, dan kan de interne ventilatie opgedreven worden.
Ventilatiecapaciteit
Vocht in sneltempo afvoeren en de temperatuur bijsturen vraagt uiteraard een aangepaste ventilatiecapaciteit, en daar wringt het schoentje. Ventilatoren, kanalen en in- en uitlaatluiken moeten berekend zijn op het te ventileren volume. Bovendien moet er altijd met de juiste lucht geventileerd worden. De buitentemperatuur, relatieve vochtigheid en aardappeltemperatuur moeten daartoe continu gemeten worden.
Bewaarproblemen
Kort na de oogst staken de eerste bewaarproblemen de kop op. Na een nat groeiseizoen is het niet ondenkbaar dat er op de natste delen rotte knollen in het veld zitten. Bacteriële aantastingen kunnen ook met het pootgoed meegekomen zijn en op grote schaal door de pootgoedpartij verspreid zijn naar aanleiding van het veelvuldig overstorten. Ook moederknollen, holle knollen en groene stengel-delen kunnen voor nattigheid zorgen in de partij.
Rotte knollen in de bewaring zijn geen onoverkomelijk probleem, op voorwaarde dat hun lekvocht tijdig kan weggeventileerd worden. Dit moet verhinderen dat buurknollen nat worden en geïnfecteerd geraken.
Opgelet, een bewaarloods is geen ziekenhuis! Het moet altijd de bedoeling zijn om alleen gezonde partijen in de schuur te brengen, maar met kennis en een goede infrastructuur is veel mogelijk. In dergelijke risicopartijen moet het droogprogramma beheerst blijven opstaan.
Als drogen met buitenlucht niet mogelijk is, moet er zeer frequent intern geventileerd worden. Continue opvolging en controle is dus nodig. Telers moeten de nodige tijd vrijmaken om over de aardappelen te lopen, putjes te graven en om in te schatten hoeveel rot er in de partij aanwezig is!
Kiemrust
Gezien de natte en koele zomer, hebben de aardappelen in het veld weinig droogte- of hittestress ervaren. Dit is positief voor de kiemrust in de bewaring. Bovendien werd er op grote schaal maleïnehydrazide toegepast. Net als vorig jaar zou dit kunnen betekenen dat de kiemrust op die manier tot januari of februari wordt verlengd, wat een zeer goede basis is voor het verder gebruik van kiemremmers tijdens de bewaring.
Tijdens het vorige bewaarseizoen werd er in partijen met maleïnehydrazide doorgaans 2 à 4 keer vergast, afhankelijk van het gekozen product.
Uit de opvolging van 16 praktijkloodsen bleek toen ook dat de gewichtsverliezen van Fontane na ongeveer 7 maanden bewaring tussen de 3 en 6% lagen. In de literatuur worden verliezen van 1 tot 3% in de eerste maand en van 0,5 tot 0,7 % in elke volgende maand opgegeven. Dit leidt theoretisch tot gewichtsverliezen van 4 tot 7% na 7 maanden bewaring. Omdat de kieming goed onder controle bleef, konden de verademing en het gewichtsverlies in deze gezonde partijen mooi binnen de perken blijven.