Startpagina Aardappelen

Debatteren over de toekomst van de aardappelindustrie

Tijdens de voorbije Interpom-beurs werd er voor het eerst tijdens de 3 beursdagen in de voormiddag een ‘keynote speech’ georganiseerd. Die speech werd in de namiddag gevolgd door een debat over het onderwerp met experten uit het veld.

Leestijd : 10 min

Tijdens de eerste beursdag kwam het onderwerp ‘industrie’ aan bod en werd gedebatteerd over ‘de scenario’s die zich aandienen voor de toekomst van de aardappelteelt’. Aan het panelgesprek namen de volgende personen deel: Jan de Keyser (BNP Paribas Fortis), Imca Sampers (UGent), Marc Van Herreweghe (Clarebout) en Hans Muyshondt (Pomuni).

Als eerste merkte de moderator van het debat Christophe Vermeulen (CEO Belgapom) op dat er na de coronaperiode enorm geïnvesteerd is door de aardappelverwerkende industrie. Hun omzet is omwille van verschillende redenen gestegen en kwam vorig jaar volgens Statbel in de buurt van de 5 miljard euro.

“Dat leidt er ook toe dat de aardappelverwerkers in ons land in de top 50 zijn gekomen van de grootste belastingbetalers van België. Dit mag benadrukt worden, want zo dragen ook zij bij tot onze maatschappij. De aardappelverwerking, waarin we wereld leidend zijn, heeft een directe invloed op de werkgelegenheid in ons land en op de verdere keten.”

Is groei nog mogelijk?

Als eerste onderwerp sneed de moderator de groei van aardappelverwerkende bedrijven aan en verwees hierbij naar Claerebout Potatoes. “Zij behoren tot een van de West-Vlaamse bedrijven die de wereldtop hebben bereikt.” Moderator Vermeulen vroeg aan Marc Van Herreweghe (CEO Claerebout) of groei voor hun nog mogelijk is. Deze antwoordde hier volmondig “absoluut” op. “We zetten hiervoor in op verschillende aspecten en stellen vooreerst de klant centraal. Je moet zijn noden begrijpen en hier gepast op inzetten. Klantentevredenheid is een van de basiselementen om verder te groeien, in combinatie met flexibel en innovatief zijn.”

CEO Van Herreweghe gaf ook aan dat Claerebout nog steeds een familiebedrijf is en dat dit voordelen heeft, zoals een korte en open communicatie. “We nemen beslissingen à la minute als het nodig is en niet via een raad van bestuur. Als familiebedrijf doe je ook wat je zegt.” Hij gelooft er rotsvast in dat er nog heel wat groei mogelijk is, en dit door wereldwijd actief te zijn en door in te zetten op zowel de retail, catering, restaurants als algemene voedingsindustrie.

Vermeulen vroeg Van Herreweghe ook waarom hun nieuwe fabriek in Noord-Frankrijk gebouwd is. “Daar zijn heel wat redenen voor. De fabrieken zijn groter dan vroeger, dus heb je ruimte nodig. Om te bouwen heb je vergunningen nodig, al lijkt het soms eenvoudiger om met de Lotto te spelen dan om een vergunning te bekomen. Om efficiënt te werken heb je ook een product in de nabijheid van uw fabriek nodig én toegang tot logistieke mogelijkheden. De tijd dat een vrachtwagenchauffeur tijdens zijn shift driemaal naar de haven van Antwerpen reed, is voorbij. Nu kan hij dat tijdens zijn shift nog slechts eenmaal doen. Daarom speelde de nabijheid van de haven van Duinkerke een rol in onze beslissing. Tewerkstelling en het vinden van gemotiveerde krachten, was nog een reden om uit te wijken naar Noord-Frankrijk. Kortom er zijn een heleboel goede redenen om daar te bouwen. Aan de horizon in Noord-Frankrijk zie je trouwens verschillende bouwkranen staan, we zijn daar niet alleen.”

Familiebedrijven

Een volgend onderwerp dat tijdens het debat werd aangesneden is het feit dat de meeste grote aardappelverwerkende bedrijven familiebedrijven zijn. Vermeulen vroeg zich af of dit effectief een voordeel is, dé sleutel tot succes of dat de familiestructuur op termijn een nadeel wordt.

Jan De Keyser antwoordde dat er inderdaad op een bepaald moment een limiet is aan de familiale draagkracht, zeker qua financiering. “Op een bepaald moment botst men op de afnemende meeropbrengst.”

Hans Muyshondt, mede-eigenaar en COO van Pomuni vulde aan dat wij ‘leidend’ zijn omdat we afhangen van landbouw. “Dat is een mensenbusiness gebaseerd op vertrouwen en leven met de natuur. Er is geen ruimte met een natuurproduct waar de situatie van uur tot uur kan veranderen op het veld, om daarop te antwoorden met een logge bedrijfsstructuur. Vijf boardroommeetings kunnen niet op tegen de kracht van korte beslissingslijnen in een familiebedrijf.”

AI en robotisering

Er werd ook even stilgestaan bij de kosten die gepaard gaan met de aardappelteelt en -verwerking. Lange tijd was het een voordeel van onze Belgische verwerkende industrie dat de kosten laag zaten, maar volgens Belgapom is daar de laatste jaren 30% bij gekomen. De vraag werd dan ook gesteld hoe de kosten evolueren en welke invloed dit heeft op onze globale concurrentiepositie.

Het antwoord dat weerklonk, was dat de aardappel een heel belangrijke grondstof én dus kostenpost is en dat we daar met een spreidstand zitten. Enerzijds willen verwerkers zo goedkoop mogelijk inkopen, anderzijds is er een verantwoordelijkheid naar de sector en zijn we op middenlange termijn gebaat met een correct contract. Winst val ongetwijfeld nog te halen door de logistiek beter aan te pakken, door na te denken op ‘hubniveau’ en door samen te werken in transport.

Jan De Keyser wees in dit verhaal ook naar data, artificiële intelligentie (AI), automatisering en robotisering. Dat zijn onderwerpen die hij ook op de beursvloer van Interpom aan bod zag komen. “Daar zijn we leidend in en zit de winst”. Inzetten op het nutritionele aspect van de aardappel, zoals we al zien bij zuivel, kan volgens hem ook voor winst zorgen. “Reststromen uit de aardappelverwerking slim aanwenden, levert ook ergens winst op.”

Hans Muyshondt gaf aan dat volgens hem artificiële intelligentie enkel zijn meerwaarde kan bewijzen in de fabriek. “Een robot kan niet ’s morgens om 4 uur in een veld gaan kijken om te zien of het rooibaar is of niet. Dat moet een boer met een riek bepalen.”

Zijn visie is verder dat digitalisering, in combinatie met artificiële intelligentie en traceerbaarheid, in de fabrieken op termijn telers kan belonen die betere kwaliteit aanleveren. “De financiële output kan soms pas maanden na het binnenkomen van de aardappelen in de fabriek gemeten worden. Zo kunnen we binnen Pomuni een gemeenschap creëren met geïntegreerde telers volgens een model waar continu voor verbetering wordt gegaan. Artificiële intelligentie kan een enorme gamechanger zijn in het verduurzamen van de keten.”

Werken aan bodem en aan hogere nettorendementen

Vermeulen stelde aan Hans Muyshondt de vraag hoe we op een duurzame manier onze aardappel in de toekomst kunnen veiligstellen. Deze repliceerde door te verwijzen naar de bodem. “Daar moet aan gewerkt worden.” Volgens hem moeten we het nettorendement dat we van een hectare aardappelen halen naar omhoog krijgen. “Hoe minder we moeten weggooien, hoe duurzamer we zijn.

Je moet de vraag van het onmogelijke durven stellen. Zelf heb ik onlangs intern in het bedrijf de vraag gesteld of we naar een rendement van 100 ton/ha kunnen gaan binnen 10 jaar. Dat out-of-the-box denken creëert ideeën. Het nettorendement heeft een financiële return die in de hele keten verdeeld kan worden. Als het nettorendement met 10% omhoog kan, dan kunnen de contractprijzen die vandaag onder druk staan misschien wel met 20% omhoog. Dat vereist een ketendenken.”

Hans Muyshondt gaf ook aan dat we allemaal de laatste 20 jaar zijn meegegaan in schaalvergroting. Dat kent volgens hem vandaag de dag zijn grenzen. “Als een grote, gespecialiseerde aardappelteler vandaag verder wilt groeien, komt die vroeg of laat altijd uit bij het bieden van een duurdere seizoens-pacht. De meerwaarde dat een contract dan biedt, is dan eigenlijk niet meer voor die teler die het teelt-risico loopt.”

Volgens Hans is het dan ook beter om gepaste aandacht aan de bodem te besteden, die uiteindelijk je vruchten levert. “Daar zien we vandaag mooie dingen gebeuren rond regeneratieve landbouw, maar de financiële return is daarvan spijtig genoeg niet goed te becijferen.”

Verder verwees hij naar het telen van duurzamere aardappelvariëteiten. Dat is volgens Muyshondt op grote schaal nodig. “Dat kan ervoor zorgen dat de spuitdruk kan halveren. Zo schrijven we misschien wel het mooiste vergroeningsverhaal van Europa.”

Hij hekelde ook het feit dat de bemesting de laatste jaren te veel negatief in beeld komt, waarbij er ge-framed wordt op één chemisch element: stikstof. Zijn repliek hierop is dat hoe beter we de bemesting in de hand hebben, hoe meer nettokilo’s we kunnen maken. Het bemestingsdebat moet volgens hem gekoppeld worden aan het rendement voor een volledige sector.

Antwoorden van AI

Terugkomend op het onderwerp van artificiële intelligentie wou moderator Vermeulen van Imca Sampers (UGent) weten of deze technologie een antwoord kan bieden op de vraag naar arbeidscapaciteit. Ze gaf aan dat artificiële intelligentie en zeker robotica al goed geïmplementeerd zijn van in de primaire sector tot de verwerkende sector. “Dat zal voor een stuk de krapte op de arbeidsmarkt opvangen, daar zijn vandaag al voorbeelden van.”

Sampers gaf ook aan dat er dankzij artificiële intelligentie meer gestuurd gewerkt kan worden. “Grondstof van een verschillende kwaliteit komt de fabriek binnen en de verdere verwerking past zich er dankzij artificiële intelligentie verder op aan, om zo weinig mogelijk verliezen te hebben.”

Ze wees er tevens op dat deze intelligente technologievorm ook arbeidsprofielen creëert. Volgens haar is er een grote nood aan datamanagement. “Want die data moet betrouwbaar zijn om naar datagedreven output te gaan. Hiervoor zijn er nog altijd mensen op de werkvloer nodig en agronomen die instaan voor de vertaalslag.”

Artificiële intelligentie in aardappelfabrieken kan de aardappelteelt verder verduurzamen.
Artificiële intelligentie in aardappelfabrieken kan de aardappelteelt verder verduurzamen. - Foto: Belga

Rol van de overheid

Sampers stelde in het debat dat robotica en artificiële intelligentie niet het goedkoopste zijn. “Toegegeven: ze vervangen voor een deel de arbeidskrapte, maar vergen ook grote investeringen.” Ze kijkt naar de overheid en denkt aan stimuleringssubsidies om verder onderzoek en implementering van deze technologie te bewerkstelligen. Daar gaat volgens haar een return zijn die de overheidsinvesteringen verantwoorden.

Hans Muyshondt pikte hier op in met de bemerking dat de overheid moet uitgaan van positieve stimulatie. “Helaas zien we de laatste jaren het tegenovergestelde, met een overheid die veel regels oplegt en aanpassingen die tot een negatieve spiraal leiden bij bedrijven.”

Ook Marc Van Herreweghe had hier zijn zegje over tijdens het debat. “We hebben in een volledige keten van teler tot retailer nood aan duidelijkheid en niet aan een wetgeving die verandert volgens de kleur van het hemd dat de politicus draagt. Duidelijkheid maakt dat investeringen duurzaam zijn. De wetgeving moet ook voor iedereen gelijk zijn, zodat er een gelijk speelveld is. Helaas merken we dat wetgeving buiten Europa anders is, zodat we moeten concurreren met spelers die niet dezelfde regels volgen. Artificiële intelligentie en automatisatie helpt ons nu om daarop in te spelen.”

Zelf gaf Van Herreweghe nog te kennen liever een wettelijk kader te hebben dat voor iedereen hetzelfde is dan subsidies. “Uiteraard zeggen we hier niet neen tegen, maar voorzie ze voor bedrijven die willen investeren en die inspanningen willen doen. Ondersteun hen!”

Werken aan en rond duurzaamheid

Moderator Vermeulen vroeg zich af of er wetgevende barricades zijn om grote stappen te zetten richting meer duurzaamheid. Professor Sampers gaf hierop aan dat er toegang tot technologie moet zijn om in de circulaire transitie te stappen. Er moet volgens haar ook geïnvesteerd worden in opleiding en omscholing én in netwerking tussen onderzoekers, overheden en bedrijven. Ook wees ze naar een marktstimulering om de consument bewust te maken van het duurzaamheidswerk dat de volledige keten doet. “Is de consument bereid om de meerkost van meer duurzaamheid te betalen? Daarrond werken is ook een vorm van educatie.”

Marc Van Herreweghe trad haar bij en zei dat er een duidelijke taak is om te spreken over de aardappel en om de consumptie ervan te promoten. “De nutritionele aspecten ervan moeten nog meer in het daglicht komen. Anderzijds moet er gesproken worden over teelt, handel en verwerking om jonge mensen te motiveren in onze voedingsindustrie te werken en om kennis bij ons te houden. We hebben hiervoor goed opgeleide mensen in de volledige breedte nodig. Kwaliteit moet bij ons zijn van leiderschap tot robotisatie.”

Data delen en transparantie

Als laatste onderwerp van het debat kwam Vermeulen bij het feit van data delen. Dat is een gegeven dat altijd moeilijk ligt en dat terughoudendheid kent, maar wat nochtans voordelen biedt voor de volledige sector. Hij haalde een Frans voorbeeld aan waarbij de kost van het telen van de aardappel als grondstof wordt meegenomen doorheen de keten.

Volgens De Keyser start fair play met een kostentransparantie. “Je moet niet beschaamd zijn om kosten en marges te tonen. Zo weet je wel wat uw return-on-investment is en kan je een duurzaam economisch model opbouwen.”

Muyshondt wees op het feit dat ze als verwerkende industrie gebonden zijn aan investeringen die snel vergankelijk zijn. “Om de 5 jaar investeren we in inox en in nieuwe technologie in onze fabriek, maar die nieuwe technieken evolueren snel en zijn dus helaas snel verouderd. Daardoor volgt er een nieuw investeringsproces en blijft de bank steeds maandelijks langskomen. Die zoektocht naar nieuwe technieken zorgt er wel voor dat de nettorendementen hoger worden. Dat moet in de volledige keten besproken worden én daar moet ook de teler begrip voor hebben.”

Van Herreweghe trad hem bij door te stellen dat iedereen in de keten moet kunnen verdienen en investeren. Als de retail echter reclame maakt met ‘de goedkoopste prijzen’ en op het einde van de toeleveringsketen de marges naar beneden drukt, dan heb je een probleem aan de voorkant waar de keten begint, maar ook in het midden!

Hij besloot het debat met te stellen dat iedereen in de keten een stuk moet kunnen verdienen en dat een kwalitatief product een minimumprijs verdient. Hij verwees naar de 25 euro die restaurants rekenen voor het serveren van steak-friet. “Wel van die 25 euro maken de frieten maar 50 cent uit…”

Tim Decoster

Lees ook in Aardappelen

Meer artikelen bekijken