Opinie EMB: "We moeten het hebben over coöperatieven"
Nu fusieplannen van Arla Foods en de DMK Group bekend zijn geraakt, moet het positieve imago van coöperatieven dringend bijgesteld worden, zegt de voorzitter van de European Milk Board (EMB). In dit opiniestuk heeft Kjartan Poulsen het over wat coöperatieven zijn, wat ze niet zijn, en wat ze beweren te zijn.

Binnenkort komt er met de geplande fusie van Arla Foods en de DMK Group – met een geschatte gecombineerde pro forma omzet van 19 miljard euro – een nieuwe coöperatieve reus op de markt. EMB-voorzitter Kjartan Poulsen, zelf lid van Arla, ziet dit als weer een stap in de richting van steeds grotere, meer gediversifieerde constructies, die maar al te vaak voorkomen in de sector. Als gevolg daarvan zijn coöperaties al lang niet meer de belangenvertegenwoordigers van producenten die ze op papier beweren te zijn.
“In de publieke perceptie hebben coöperaties een positieve klank: gemeenschappelijke, democratische, solidaire constructies. Ze worden gezien als een tegenmodel voor op winst gerichte bedrijven en als economische steun voor boeren. Dit imago moet echter dringend worden bijgewerkt, vooral omdat coöperaties in hun huidige vorm hun verant-woordelijkheid niet nemen en niet voldoen aan de normen die ze zelf hebben opgesteld”, zegt Poulsen.
Coöperatieven in theorie
In essentie zijn coöperaties verenigingen van mensen met gemeenschappelijke economische belangen. Leden nemen er financieel aan deel en moeten tegelijkertijd democratisch kunnen participeren. Het primaire doel is het ondersteunen van de economische situatie van de leden, niet het maximaliseren van de winst.
Coöperaties zijn geen pure dienstverleners of bedrijven. Het is niet hun taak om grondstoffen goedkoop in te kopen en winstgevend te verwerken. Ze moeten handelen in het belang van hun leden. Ze zijn geen doel op zich. Maar dit is precies waar het probleem begint.
Wat coöperaties pretenderen te zijn
Coöperaties presenteren zichzelf graag als democratische, solidaire spelers om verschillende wettelijke en politieke verplichtingen te omzeilen. Bijvoorbeeld: verplichte contracten tussen landbouwproducenten en verwerkers worden momenteel besprolen op EU-niveau. Deze contracten zijn een instrument om eerlijke en transparante prijsstructuren te creëren. Coöperaties eisen echter regelmatig uitzonderingen op deze verplichting. Coöperatieleden krijgen ook geen betere positie bij onderhandelingen, omdat ze niet vertegenwoordigd kunnen worden door producentenorganisaties. Coöperaties voeren de volgende redenering aan: als gemeenschap van producenten is hier geen extra regelgeving nodig. Dit komt echter niet overeen met de realiteit.
Lidmaatschap zonder macht
De feitelijke machtsverhoudingen in veel coöperaties zijn asymmetrisch. Individuele leden hebben noch de juridische of economische kennis, noch de tijd of structurele middelen om echt vorm te geven aan besluitvormingsprocessen. Veel coöperaties zijn in de loop der tijd erg groot en gediversifieerd geworden en worden niet geleid door leden, maar door een managementteam. De leden zijn vaak alleen betrokken via vertegenwoordigende vergaderingen. Cruciale bedrijfsactiviteiten – zoals marketing – worden vaak uitbesteed, waardoor controle nog moeilijker wordt. De mogelijkheid voor de leden om invloed uit te oefenen is minimaal.
Daarnaast is er sprake van economische afhankelijkheid. Veel boeren zijn afhankelijk van hun coöperatie als afnemer – kritiek bedreigt hun levensonderhoud. Dit leidt tot een systematische verzwakking van de democratie binnen de coöperatie. Wat overblijft is een façade van democratische participatie, geen geleefde realiteit.
Tegenstrijdigheid in het bedrijfsmodel
Een bijzonder duidelijk belangenconflict doet zich voor in de zuivelsector. Coöperatieve zuivelbedrijven treden op de markt op als verwerkers en verkopers. Ze hebben er dus belang bij om zo goedkoop mogelijke grondstoffen in te kopen. Dat wil zeggen lage melkprijzen. Tegelijkertijd zouden ze moeten strijden voor goede producentenprijzen in het belang van hun leden. Deze doelen zijn fundamenteel tegenstrijdig. Als coöperaties optreden als marktspelers, moeten ze ook als zodanig worden behandeld en gereguleerd.
Coöperaties hebben een groot marktaandeel. Op veel plaatsen zijn ze de grootste afnemer. De nieuwe coöperatieve reus die Arla en DMK momenteel oprichten is hier een goed voorbeeld van. Dus als coöperaties worden vrijgesteld van contractuele verplichtingen, betekent dit dat een groot deel van de markt en dus het probleem niet wordt gedekt. Eerlijke prijzen en transparante contracten blijven een illusie, ten koste van de producenten.
Waar zijn coöperaties bang van?
Waarom verzetten coöperaties zich tegen duidelijke regels die eerlijkheid en transparantie zouden moeten bevorderen? Misschien omdat ze dan zouden moeten onthullen dat hun rol als veronderstelde vertegenwoordigers van de belangen van de leden allang is ondermijnd. De angst ligt in de onthulling van een machtsonevenwichtigheid die in tegenspraak is met het coöperatieve ideaal.
“We moeten open, eerlijk en zonder ideologische oogkleppen over coöperaties praten. Het zijn belangrijke spelers, maar geen heiligen. Wie zich gedraagt als een bedrijf, moet ook als een bedrijf behandeld worden. Dit geldt vooral als het gaat om eerlijke prijzen, markttransparantie en politieke verantwoordelijkheid”, zegt Kjartan Poulsen.
Concreet betekent dit het volgende:
De verplichting om contracten af te sluiten tussen producenten en kopers, die de Europese Commissie nu op tafel heeft gelegd, moet voor coöperaties op dezelfde manier gelden als voor alle andere verwerkers. Coöperatieleden moeten de mogelijkheid hebben om zich in onderhandelingen met verwerkers te laten vertegenwoordigen door producentenorganisaties.
De drempels voor de omvang van deze producentenorganisaties moeten worden verhoogd om gelijke tred te houden met het marktaandeel van de verwerkers. Momenteel zijn dergelijke organisaties beperkt tot 4% van de EU-markt en 33% van de nationale volumes. Deze drempel moet worden verhoogd tot 30% voor de EU en de maxima voor bundeling moeten op nationaal niveau helemaal worden afgeschaft, zodat er op gelijke voet kan worden onderhandeld met de verwerkers.