Densiteitsmetingen helpen om de ruwvoedervoorraad in te schatten
Het inschatten van de voorraad ruwvoer is belangrijk op een melkveebedrijf. Een licht tekort kan bij een vroege vaststelling nog relatief goedkoop gecompenseerd worden. Wanneer de vaststelling te laat gebeurt en daarbij komt dat meerdere bedrijven in eenzelfde situatie zitten, dan kan het opvangen van dit tekort duur uitkomen.

Bij kuilmaïs is er net na de maïsoogst nooit een tekort. Het is meestal in juli en vooral in augustus dat de acute tekorten zich voordoen. Bij graskuil zien we eerder een tekort optreden op het einde van de winter. Op dat moment wordt het tekort aan graskuil meestal opgevangen door extra kuilmaïs in het rantsoen te plaatsen, maar bij een nipte of een te kleine voorraad groeit hierdoor de kans op maïstekort in de zomer.
Densiteitsboormetingen
Om de voorraden in te schatten kan gebruik worden gemaakt van de densiteitsboor. Dit is een cilinder waarmee op 7 à 10 plaatsen van het snijvlak een hoeveelheid ruwvoer wordt uitgeboord en daarna wordt gewogen.
Na omrekening aan de hand van de droge stof (DS) kan daaruit de hoeveelheid (kg) droge stof/m³ worden bepaald. Het spreekt voor zich dat dit een benadering blijft.
Als melkveehouder kan je dit cijfer controleren door te kijken hoeveel meter je opschuift in 1 week of 10 dagen. Hiermee kan je ook al inschatten voor hoeveel dagen er nog voorraad in de silo aanwezig is.
In 2022 werd de masterproef van Lore Delputte Nut van densiteitsboormetingen voor dichtheidsbepaling en voorraadinschatting van gras- en maïskuilen met succes verdedigd. Toen werd besloten dat de densiteitsboormetingen geen significante verschillen tonen met de berekende dichtheid, waardoor deze als een correcte inschattingsmethode kan beschouwd worden. Toch werd met de boormetingen een trend richting de onderschatting van kuildichtheid waargenomen. Sinds de masterproef in 2022 meet Inagro jaarlijks de densiteit van een tiental gras- en maïskuilen. In 2024 werden 14 maïsstalen en 16 grasstalen geanalyseerd.
Ten opzichte van kuilen uit 2023 en 2021 zijn zowel de gras- als de maïskuilen minder dens (figuur 1). Dit betekent dat de voorraden sneller zullen schuiven. Er gebeurden geen metingen op de kuilen van 2022.
Inschatten van je gras- en maïskuilen
Vervolgens zien we in figuur 2 dat de densiteit van de graskuil gerelateerd is aan de hoogte van de kuil, en dan vooral aan de zijhoogte (= de hoogte gemeten vlak bij de silomuur).
Voor maïskuilen doet de hoogte van de kuil er minder toe. De densiteit van een maïskuil is eerder gerelateerd aan het drogestofgehalte (figuur 3).
Met deze cijfers kan je als melkveehouder al een eerste schatting maken van de voorraden. Maar je controleert best de berekening door eens te kijken hoeveel meter je bent opgeschoven in de kuil over 10 dagen. Wanneer beide schattingen gelijkaardig zijn, kan je ermee verder rekenen. Wanneer het verschil te groot is, wordt best met enige omzichtigheid met het resultaat gewerkt. In feite is de opschuifsnelheid dan toch de meest juiste waarneming. Dan kan je aan de hand van de lengte van de kuil inschatten ‘hoeveel maal 10 dagen’ er in de kuil zit.