Startpagina 75 jaar Landbouwleven

Joris Relaes (ILVO): "Voor de impact van klimaatverandering op onze landbouw heb ik geen schrik"

Hoe bereiden boeren zich voor op klimaatverandering? Heeft het nog zin om onderzoek te doen naar vleesproductie? Wat is het lot van gezinsbedrijven? Met Joris Relaes aan het stuur stort het onderzoeksinstituut ILVO zich op de vragen van morgen.

Leestijd : 8 min

Als administrateur-generaal van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) heeft Joris Relaes een klare kijk op de landbouwsector van nu en morgen. “Eén grote oplossing voor het grondprobleem in de landbouw bestaat niet.”

Voordat we kunnen vooruitblikken, is het misschien handig om een stand van zaken te maken van de landbouwsector.

De boerenprotesten hebben voor meer bewustwording gezorgd bij beleidsmakers. Zij denken terug na over de richting waar landbouw naartoe moet. Links en rechts worden landbouwvisies opgesteld. Op Europees niveau waren ze iets sneller dan hier in Vlaanderen, maar ook andere Europese landen, zoals Denemarken en Zweden, denken na over de toekomst van de landbouwsector.

Telkens vertrekken die plannen van de huidige situatie. Een visie ontwikkelen is een abstractie maken van wat er is. Voor de landbouw in Vlaanderen stellen we een aantal troeven en een aantal handicaps vast.

Laten we beginnen met de troeven.

In het verleden heeft de landbouw in Vlaanderen te kampen gehad met duizend crisissen – de uitbreidingen van de EU, de dioxinecrisis, de varkenspest, de Ruslandboycot... Telkens dachten boeren dat ze ten dode opgeschreven waren, maar telkens overleefde de sector.

De fundamenten van onze landbouw zitten dan ook supergoed. Bekwame en hoogopgeleide bedrijfsleiders, omringd door kennisinstellingen zoals ILVO, de universiteiten en praktijkcentra, produceren in ideale omstandigheden voor koopkrachtige consumenten in de buurt. Ze bedrijven praktisch landbouw in een haven, wat de import van inputs en de export van voedingsproducten vergemakkelijkt. Ondanks het fileprobleem staan aardappelverwerkers de dag zelf nog in de haven van Antwerpen.

Die agrovoedingssector is de belangrijkste industrie van Vlaanderen en een meerwaarde voor de landbouw. Jammer genoeg zien boeren hen nog te vaak als vijand, terwijl de verwerkers juist een bondgenoot kunnen zijn. Omgekeerd mogen zij landbouwers ook niet als een storende factor zien. Ze zijn tot elkaar veroordeeld en moeten zoeken naar manieren om nog meer samen te werken.

Wat zijn de handicaps?

Het allergrootste probleem is grond: een gebrek aan grond, de betaalbaarheid van grond en de verminderde kwaliteit van grond. Wat boeren betalen voor een lap grond, is niet meer economisch te verantwoorden en mist elke link met de productiecapaciteit ervan. Door de schaarste is landbouwgrond eerder een beleggingsproduct geworden.

Boeren liggen daarom niet wakker van het precieze bedrag gekoppeld aan inkomenssteun via het GLB, maar wel van de kostprijs van een hectare landbouwgrond en van hoeveel ze moeten betalen voor seizoenspachten.

Door die seizoenspachten verloren boeren meer en meer hun band met het land, waardoor ze minder snel geneigd zijn om er goed zorg voor te dragen. Een slechte staat van de grond is slecht voor het klimaat, de biodiversiteit, het milieu, maar ook voor de productiviteit uiteindelijk. De staat van de grond is direct gelinkt met de weerbaarheid van het landbouwbedrijf. Focus dus op grond als je een coalitie tussen landbouw en de natuur- en klimaatbeweging wil vormen.

Hoe pakken we het grondprobleem dan aan?

Eén grote oplossing bestaat niet. Publieke landbouwgronden moeten beschikbaar blijven voor landbouwers. De overheid mag ook niet alle activiteiten zomaar toelaten in agrarisch gebied. Daarvoor zijn slimme regels rond ruimtelijke ordening en een goed handhavingsbeleid nodig. Er kan misschien ook een rol zijn weggelegd voor coöperaties. Zij kunnen bijvoorbeeld de gronden van landbouwers die stoppen in de coöperatie houden en beschikbaar stellen aan andere boeren.

Sowieso hebben beleidsmakers te weinig aandacht voor alle bedrijven die stoppen. In de periode dat de huidige minister van Landbouw actief zal zijn, zullen 4.000 landbouwbedrijven stoppen. Wat gebeurt er met hun land? Met de mensen en hun kennis? Moeten zij niet beter begeleid worden voor, tijdens en na de stopzetting? Daarover hoort strategischer nagedacht te worden.

Een visie voor de toekomst

In een uiteenzetting tijdens de jaarlijkse vergadering van MCC maakte u zich zorgen over het lot van gezinsbedrijven. Waarom?

Steeds meer zullen verwerkers en retailers zelf willen produceren. Daarvoor kopen ze landbouwgrond op. Tegelijkertijd staat het klassieke gezinsbedrijf onder druk door een combinatie van een moeilijke opvolging en een enorme hoeveelheid aan administratie en taken die boeren verhinderen om voltijds te boeren. Zij moeten ontzorgd worden, zodat ze zich terug kunnen concentreren op de landbouw. Het is immers de enige sector die met levende materie werkt, wat continue opvolging vergt.

Grote bedrijven hebben dan wel het geld voor extra administratief personeel, maar boeten vaak in op wendbaarheid en flexibiliteit, de grote kracht van de Vlaamse gezinsbedrijven. Een mogelijke oplossing zou de oprichting zijn van een structuur boven de gezinsbedrijven die een deel van het takenpakket van boeren overneemt, een soort van franchisesysteem of een coöperatie 2.0. Een coöperatie op mensenmaat, en geen multinationale coöperaties die de voeling met hun producenten zijn kwijtgeraakt.

De fundamenten van de Vlaamse landbouw zitten supergoed.

Op het moment dat het goed gaat – en nu gaat het conjunctureel voor veel sectoren vrij goed – voelen boeren niet de nood om samen te werken. Dat is spijtig, want nu hebben ze marktmacht om zich te verzamelen en om tegengewicht te bieden aan de rest van de keten. Pas als het slecht gaat, stellen boeren zich solidair op en trekken ze de straat op. Maar dan is het te laat. Nú moeten ze producentenorganisaties oprichten en vooral zelf nadenken over de toekomst van hun bedrijven. Wat is het beste voor jou en je bedrijf: rechtstreekse verkoop, landbouw in bijberoep, zelfs stoppen met landbouw is geen schande. Maar wacht niet op de visie van de overheid, werk je eigen visie uit.

Wordt het ILVO betrokken bij de uitwerking van de Vlaamse landbouwvisie?

Ja. De opstartvergadering is pas in september, dus hoe die visie er precies zal uitzien, kan ik nog niet zeggen. Maar een landbouwvisie is in principe op 5 minuten geschreven. Iedereen is het eens dat er voldoende productie moet zijn, dat boeren hun kost moeten verdienen en dat de prijzen voor consumenten niet te hoog mogen zijn. En dat allemaal het liefst binnen de randvoorwaarden van milieu en klimaat. Laten we aan die vragen vooral geen tijd verspillen. Een belangrijkere, en moeilijkere vraag, is hoe.

Het best slaan we daarbij 2 vliegen in één klap. Onder invloed van de geopolitieke situatie schuiven de EU en onze eigen minister van Landbouw het begrip ‘strategische autonomie’ naar voren. De Europese landbouwsector is sterk afhankelijk van de invoer van meststoffen en eiwithoudende gewassen zoals soja. Duurzaamheid verdwijnt daarom – en omdat EU-beleidsmakers het gevoel hebben dat boeren al te veel geschoffeerd zijn door milieumaatregelen – naar de achtergrond, maar de noden zijn nog niet weg. Een recent Frans rapport pleit daarom om op zoek te gaan naar dubbele winst: inzetten op nieuwe eiwit-houdende gewassen om ons eiwittekort aan te pakken, en nutriënten hergebruiken.

Is Europa met haar visie de juiste weg ingeslagen?

Het vertrouwen van boeren moest teruggewonnen worden en op het vlak van administratieve vereenvoudiging kan Europa nog wel wat overbodige verplichtingen schrappen. Maar dat mag geen foutief signaal zijn dat de teugels op het vlak van verduurzaming gelost mogen worden. Daarop moet de landbouw blijven inzetten. Ondanks het feit dat de prioriteiten van beleidsmakers veranderd zijn, moeten we toch zoeken naar manieren om de duurzaamheidsproblematiek aan te pakken.

Klimaat en natuur

Hoe kan de landbouw zich wapenen tegen klimaatverandering?

Een heleboel landbouwers zijn al met die vraag aan de slag gegaan, net zoals het ILVO. De laatste jaren hebben we op ons landbouwbedrijf van 240 ha 2 grote waterbassins, een infiltratiebekken, een wadi en een poel aangelegd. Er is ook een stuw geplaatst om water tegen te houden. Daarnaast ontwikkelen we droogtetolerante gewassen en gaan we slim om met het energievraagstuk in onze gloednieuwe kippenstal. Als onderzoeksinstelling lopen we natuurlijk een aantal jaren voor op andere landbouwers, maar zo tonen we wat mogelijk is.

Ik heb dus geen schrik voor de impact van klimaatverandering op onze landbouw, maar zoals gewoonlijk beginnen we pas wanneer de nood het hoogst is. Te laat dus. ‘Necessity is the mother of all inventions.’ Maar laten we beginnen in plaats van erover te praten en laten we leren uit eventuele fouten.

Daarin moet een balans gevonden worden tussen technologische oplossingen en de landbouw terug dichter naar de natuur sturen. Precisielandbouw, slimmer databeheer en AI zullen boeren toelaten om te bewateren en te bemesten in functie van wat planten echt nodig hebben. Aan de andere kant tonen vergeten technieken veel potentieel. Zo zoeken we, net zoals de Maya’s, naar rassen maïs en klimbonen die gelijktijdig afrijpen voor combinatieteelt en veredelen we weegbree, een onkruid met mogelijkheden om de methaanuitstoot van rundvee te reduceren.

De landbouw draagt natuurlijk zelf bij aan klimaatverandering en heeft een impact op het milieu.

Mensen zijn kritischer geworden en denken dat het nog nooit zo slecht is gegaan, terwijl de landbouw enorme verbeteringen heeft gerealiseerd. In de jaren 70 gebruikten boeren nog DDT om hun planten te beschermen. Niets werkt zo demotiverend voor boeren dan nooit een schouderklopje krijgen voor de gedane verwezenlijkingen. Ergens is het ook logisch dat een van de basisnoden van de mens, de productie van voeding, zo’n grote impact heeft.

Dat neemt niet weg dat er nog heel wat moet gebeuren. Vooral de uitstoot van broeikasgassen blijft een probleem, aangezien de globale uitstoot maar niet drastisch wil verminderen.

Heel wat kritiek op de gangbare landbouw komt terug in de veehouderij. Heeft de veehouderij nog een rol in de toekomst?

Het ILVO krijgt vaak de vraag waarom we nog onderzoek doen naar dierlijke productie. Dat roept namelijk diverse ethische vragen op. Ik heb ook geen idee of we binnen 100 jaar nog vlees zullen eten, maar de komende 40 jaar neemt de wereldwijde vleesconsumptie in ieder geval nog toe, omdat de wereldbevolking stijgt en welvarender wordt. Veel mensen op onze wereldbol eten nog vegetarisch, niet uit overtuiging, maar uit pure financiële noodzaak. We helpen veehouders om zo duurzaam en diervriendelijk mogelijk te produceren, zolang dat de vraag naar dierlijke eiwitten bestaat.

Zijn ontwikkelingen zoals microbiële eiwitten en kweekvlees de toekomst?

Microbiële eiwitten – door middel van micro-organismen pure eiwitten met een kleinere klimaat- en milieuvoetafdruk produceren – heeft volgens ons meer potentieel dan kweekvlees. Je maakt er bijvoorbeeld niet langer melk mee, maar de componenten van melk. De unieke samenwerking ‘The ProteInn Club’ clustert veel kennis over innovatieve fermentatietechnieken in Vlaanderen.

De onderzoekers van het ILVO experimenteren met de functionaliteit van die nieuwe eiwitten. Schuimen ze? Hoe reageren ze bij hoge temperaturen en onder druk? Dierenrechtenorganisaties mogen dan wel denken dat we met precisiefermentatie geen koeien meer nodig zullen hebben, maar deze technologie staat nog in haar kinderschoenen. De knowhow is er, maar de technologie is nog lang niet economisch rendabel.

De landbouw moet zelf meer als een experimenteel ecosysteem benaderd worden. Het besef groeit dat landbouwers openruimteondernemers zijn die experimenteren met het platteland. Zij zijn niet langer pure voedingsproducenten, maar bufferen water, produceren energie, ontvangen mensen en verkopen zelf producten. Met respect voor elkaar, een open blik en zonder zondebokken valt daarbij veel te leren van elkaar.

Thor Deyaert

Lees ook in 75 jaar Landbouwleven

Pieter Spanoghe (UGent): “Gewasbescherming zal een ‘en-en-en-verhaal’ worden”

75 jaar Landbouwleven Professor Pieter Spanoghe is expert gewasbescherming aan de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen van UGent. Over 75 jaar ziet hij het beschermen van gewassen tegen ziektes, plagen en insecten als een combinatie van chemische en biologische middelen, verbeterde zaadtechnologie en de inzet van biostimulanten, drones, precisielandbouw… “Door de klimaatverandering zullen ziekten, plagen en onkruiden over 75 jaar alleen maar hardnekkiger zijn”, stelt hij.
Meer artikelen bekijken