Startpagina 75 jaar Landbouwleven

43 jaar op de eerste rij van het landbouwnieuws

André De Mol bracht zijn volledige loopbaan door op de redactie van Landbouwleven. Hij startte als redacteur op jonge leeftijd, om zo door te groeien tot hoofdredacteur. Hij is de geknipte man om even terug te blikken op markante evoluties in de landbouwsector en de uitgeverswereld.

Leestijd : 7 min

Van thuis uit was André De Mol vertrouwd met de landbouwsector. Hij groeide immers op een landbouwbedrijf op, waar ze al jarenlang geabonneerd waren op Landbouwleven. In zijn thesis die hij schreef in zijn afstudeerjaar waren meerdere verwijzingen naar artikels uit Landbouwleven verwerkt, wat niet altijd naar de zin was van de toenmalige professoren.

Hoe ben je dan in dienst gekomen?

Doordat we een abonnement hadden, was ik snel op de hoogte van de vacature voor een vakredacteur. Het sollicitatiegesprek werd toen door het plotse overlijden van de hoofdredacteur bij mij thuis aan de keukentafel afgenomen door de commercieel directeur, omdat die het gewoon was om op de baan te zijn. Die was sterk onder de indruk van mijn thesis en vroeg dan nog om bij wijze van test een reportage te maken buiten de landbouwsector om. Dat proefstuk ging toen over een hondenkennel in Laarne. Op 22 oktober 1973 ben ik daadwerkelijk gestart, met mijn arm in het gips... De week voordien was ik thuis met een koe in de wei op te halen, gevallen op mijn arm, met een breuk als gevolg. Hierdoor heb ik de eerste artikels nog met de hand geschreven, omdat met 10 vingers typen niet lukte. De chef van de drukkerij heeft daar nog hevig op gereageerd: ‘nu hebben ze iemand aangeworven die nog niet kan typen’. Hij wist niet dat mijn arm in het gips lag.

Hoe was de tijdsgeest toen in de landbouw?

De landbouw was bij mijn aantreden op de redactie nog niet geregionaliseerd, dat is pas later begonnen. Dat hield ook in dat er één minister van Landbouw was die het beleid voor heel het land bepaalde. Daardoor was er een heel grote samenwerking met de redactie van Le Sillon Belge , ons Franstalige zusterblad, omdat er vele artikels vertaald konden worden en bruikbaar waren voor beide landstalen. Inhoudelijk waren de bladen veel meer gelijklopend dan nu. In het begin heb ik veel artikels vertaald uit Le Sillon Belge, voornamelijk over economie en fiscaliteit. Van hun toenmalige hoofdredacteur, Armand Martens, heb ik veel geleerd.

Stevige veranderingen

Hoe zag je de uitgeverij zelf evolueren?

Landbouwleven kan je niet los zien van Le Sillon Belge. Een Franstalige landbouwingenieur, Roger De Marneffe, had dat blad opgericht en zag na de tweede wereldoorlog ook mogelijkheden om iets gelijkaardigs in Vlaanderen te doen. Landbouwleven bleef gedurende de eerste 5 jaar een maandblad, om vanaf 6 oktober 1956 wekelijks te verschijnen.

Oorspronkelijk werd het drukken van de bladen aan een externe firma uitbesteed. Pas later richtte Roger De Marneffe een eigen ‘zetterij’ met platte drukpers op in de General Henrystraat in Etterbeek. Daar dreigde een onteigening en moest uitgeweken worden naar de Baron Dhanisstraat in Etterbeek, we schrijven 1948.

Toen ook Landbouwleven naast Le Sillon Belge gedrukt moest worden, moest de drukkerij steeds langer draaien. Dat was niet naar de zin van een van de schepenen van de gemeente die in het pand ernaast woonde. Hij klaagde bij de burgemeester over geluidsoverlast en stuurde frequent de politie ter plaatse.

Oprichter De Marneffe liet zich echter niet intimideren en lanceerde een pamflet van 4 pagina’s waarin hij de pesterijen waaraan hij blootstond uiteenzette. Dat pamflet werd verspreid op 20.000 exemplaren in alle brievenbussen van omwonenden uit de directe omgeving. Dat was dus de voorloper van een huis-aan-huisblad. In een van die pamfletten werd het woord ‘VLAN’ gebruikt, en dat werd later de titel van het huis-aan-huisblad én van de ‘groep’ waartoe Landbouwleven zou behoren.

De Marneffe stelde dit pamflet meer en meer open voor kleine aankondigingen (zoekertjes), die de inwoners van de gemeente konden plaatsen om tweedehandsspullen te verkopen. Daarmee kwam hij echter in het vaarwater terecht van het blad Le Soir , eigendom van Groep Rossel, dat marktleider was inzake ‘zoekertjes’ in Brussel en Wallonië. Het groeiende succes van Vlan stak hun de ogen uit en er werden tussen beide partijen onderhandelingen opgestart. In 1970 mondden die uit in een akkoord waarbij De Marneffe de helft van de aandelen van de Landelijke Uitgeverijen (eigenaar van Le Sillon Belge en Landbouwleven ) verkocht aan Rossel. Zo’n 10 jaar later werden de resterende aandelen verkocht en zijn Landbouwleven en Le Sillon Belge voor 100% eigendom van de groep Rossel.

Wegens de voortdurende groei verhuisden de medewerkers in 1973 met hun kantoorgebouw naar de Léon Grosjeanlaan in Evere, om vervolgens in 2017 te verhuizen naar de Koningsstraat in Brussel, zetel van de Groep Rossel.

Is het niet ietwat raar om met een Nederlandstalig product in een grote Franstalige persgroep te zitten?

Het voordeel van de ‘grotere’ persgroep is dat alles in eigen huis zit. Naast de redactie zitten ook de opmaak, het drukken, boekhouding en administratie kort op elkaar en kan je naar optimalisatie van diensten streven. Het zorgt tevens voor een stevige (financiële) basis en maakt bijvoorbeeld dat een eigen drukpers rendabel is. Voor sommigen komt het inderdaad eigenaardig over, maar voor mij heeft dat geen problemen gegeven. Je moet ook rekenschap geven aan de geschiedenis van het blad en de groep, dan versta je de gebeurtenissen. Ik moet trouwens bemerken dat ik nooit enige bemoeienis heb gekend vanuit de eigenaar over de redactionele lijn. Dat waardeer ik wel. Ik vind het van waarde dat Landbouwleven altijd neutraal is gebleven en nooit politiek gebonden was.

André De Mol (centraal) tijdens een bezoek aan een Brits proefbedrijf in Winchester in juli 1977.
André De Mol (centraal) tijdens een bezoek aan een Brits proefbedrijf in Winchester in juli 1977. - Foto: Britisch Official Photograph

Evolutie van het redactiewerk

Hoe zag je de verslaggeving of het redactionele werk evolueren?

Tot in de jaren 70 werden nog heel wat artikels met de hand geschreven. Anderzijds werd er veel fysiek knip- en plakwerk gedaan met schaar en plakband. Veel info werd uit het ‘Landbouwtijdschrift’ gehaald, een publicatie van het ministerie van Landbouw. Daar stonden ellenlange wetenschappelijke artikels in over hun onderzoeken. Onze redactie maakte daar vulgariserende artikels van door relevante delen tekst eruit te knippen en met eigen bindteksten aan elkaar te plakken. Eens dit werk klaar was, werd dit naar de zetterij gebracht en door linotypisten gezet, door een correcteur verbeterd en in de vorm van een uitgeprinte band aan de redactie terugbezorgd. Een volgende evolutie was de komst van grote typemachines, waar de redacteurs op werkten en die de leesbaarheid voor de linotypisten uiteraard fel verbeterde. Het handschrift was immers niet van iedere medewerker even goed leesbaar. Een verdere stap was de intrede van de computer, die toen eigenlijk een simpele tekstverwerker was. Vervolgens werd overgeschakeld op meer performante Macintosh-computers, waarmee ook foto’s verwerkt konden worden, om nu aan te belanden bij laptops. Vroeger telde de redactie minder vaste medewerkers dan nu. Er waren toen meer externe medewerkers of gastschrijvers. Ik herinner mij ook een periode waarin we met 2 man als laatste werk van de week rondbelden of rondreden om actuele marktprijzen te verzamelen. Later kwamen deze via fax binnen en nog later via e-mail. Ik heb de komst van de eerste computers op de redactie geweten, eentje voor Landbouwleven en eentje voor Le Sillon Belge. Dat waren Olivetti’s 256K.

Er zal ook wel een hele evolutie geweest zijn inzake lay-out, foto’s, vierkleurendruk?

De lay-out of paginaopmaak van de krant werd gedurende vele jaren door de redacteurs zelf gedaan, ondertussen is er iemand die enkel deze specifieke taak doet. Vanuit de zetterij kreeg de redactie, zoals reeds gezegd, een uitgeprinte band op de breedte van één kolom in de krant terug. Deze knipten we op maat en plakten we op maquettepapier, nadat de advertenties erop waren voorzien. Daarna konden we tekst op de bladzijde plakken tot ze vol was. Die maquette, die opnieuw met knip- en plakwerk tot stand was gekomen, ging dan terug naar de zetterij, alvorens de krant gedrukt kon worden. Oorspronkelijk werden er foto’s gemaakt met camera’s met filmrolletjes. Die moesten bij een externe fotograaf ontwikkeld worden, wat enige tijd vergde. Van die foto’s werden ‘clichés’ gemaakt, die voor het drukken werden gebruikt, pas later werd de eigenlijke foto gebruikt. In het begin ging het om zwart-wit foto's, pas later waren kleurenfoto’s mogelijk. In oude nummers staan weinig foto’s, omdat het zo omslachtig was. Van een ‘platte’ drukpers werd overgeschakeld op een rotatiepers. Die kon sneller drukken, maar kende nog haar beperkingen, omdat ze slechts een beperkt aantal ‘groepen’ had. Om naast zwart een kleur, bijvoorbeeld rood, te drukken, had je 2 groepen nodig. Voor vierkleurendruk waren dat 4 groepen. Dat vergde veel denkwerk en organisatie bij de opmaak. Nog een beperking waar we tegen aan liepen, was dat hoe meer pagina’s gedrukt moesten worden, hoe minder kleurmogelijkheden er waren. Extra dikke nummers, bijvoorbeeld themanummers of beursnummers voor Agribex of Libramont, moesten in 2 of 3 katernen worden gedrukt en dan samengevoegd. In den beginne deed Bpost dat nog. Evolutie in drukperstechniek, maakt dat nu iedere pagina met vierkleurendruk kan. Een ander feit is dat Landbouwleven vroeger op zaterdag bedeeld werd door Bpost. De deadline was toen donderdag, om op vrijdag te drukken en zaterdag te bedelen. Toen Bpost dat niet meer op zaterdag wou doen, zijn we vervroegd naar verschijnen op vrijdag. Enkele jaren terug is er op bedelingsproblemen ingespeeld door op woensdag te drukken, om op donderdag of uiterlijk vrijdag de krant in de bus te steken.

Tim Decoster

Lees ook in 75 jaar Landbouwleven

Meer artikelen bekijken