Startpagina Stikstof

WeComV positief over mestballen voor vleeskalveren

Het WeComV adviseert om kalverhouders toestemming te geven om drijvende ballen in de mest te gebruiken om de ammoniakuitstoot op hun bedrijf te verlagen. Dat is welkom nieuws, nu de deadlines van het stikstofdecreet naderen.

Leestijd : 5 min

Drijvende ballen in het mestoppervlakte zijn al erkend bij biggen, kraamzeugen, guste en dragende zeugen en bij vleesvarkens voor 29% ammoniakemissiereductie. “Hierbij is de ammoniakemissiebeperking gebaseerd op het beperken van kelder-emissie door het verkleinen van het emitterende mestoppervlak door het laten drijven van ballen in het mestoppervlak. Wanneer mest op de bal valt, kantelt deze en valt de mest onder de bal in de mestkelder”, legt een nieuw adviesrapport van het Wetenschappelijk Comité Veeteelt (WeComV) uit.

Het WeComV kreeg de vraag om zich te buigen over de mogelijkheid om de werking van drijfballen uit te breiden naar vleeskalveren tot 8 maanden, met een ammoniakemissiereductie (AER) van 15%.

Het WeComV geeft een positief advies, maar stelt de AER een tikkeltje bij naar beneden naar 11% door onzekerheden verbonden met de beschikbare informatie. De adviesraad baseert zich op een meet rapport uit 2009 bij vleesvarkens en oriënterende testen in een traditionele melkveestal uitgevoerd door Wageningen Universiteit (WUR).

Er zijn enkele eisen bij de uitvoering. Zo moeten de ballen een diameter hebben van 22,5 cm. Grotere ballen veroorzaken een lagere AER, omdat de grotere ruimte tussen de verschillende ballen voor een groter emitterend oppervlakte zorgt. Na elke productieronde moeten de ballen gereinigd worden met water.

Reactie fabrikant StalleBalle

Fabrikant van mestdrijfballen Stalleballe reageert verheugd dat de aanvraag tot gelijkgestelde meting van de drijvende ballen een positief advies heeft gekregen. “Het dossier werd bij het WeComV ingediend door de Vereniging van Belgische Kalverhouders (VBK)”, zegt Jean Reusens van Energencia/StalleBalle. “Samen met VBK en milieu-adviesbureau ID Advies werd voor de techniek van de drijvende ballen in de mestkelder een te verwachten AER berekend van 21%.

VBK vroeg bij het WeComV om 15% AER te willen erkennen, om het toch al voor de kalverhouders mogelijk te maken om met deze bronmaatregel het tussentijdse doel van 14% AER tegen einde 2026 te kunnen halen, in afwachting van de resultaten van werkelijke metingen.” Het WeComV adviseert nu om slechts 11% AER te laten erkennen.

Alle rundveehouders moeten volgens het stikstofdecreet tegen het einde van dit jaar voldoen aan 5% AER ten opzichte van de vergunde toestand. Tegen het einde van 2026 moet de vleeskalversector in zijn geheel 14% gereduceerd hebben. Dat is een moeilijke opgave door een gebrek aan erkende technieken. Momenteel is enkel de peperdure chemische luchtwasser, met een reductiepercentage van 70%, erkend voor vleeskalverhouders. De enige andere optie is het aantal dieren reduceren.

“Het is wel jammer dat de vraag van 15% AER niet gehonoreerd werd.”Als de kalversector de 14% AER niet haalt tegen einde 2026, riskeren individuele kalverbedrijven die geen 15% AER gehaald hebben nutriëntenemissierechten (NER’s) te verliezen.

De ballen drijven in de mest en verkleinen het mestoppervlakte en dus ook de ammoniakuitstoot van de mestkelder.
De ballen drijven in de mest en verkleinen het mestoppervlakte en dus ook de ammoniakuitstoot van de mestkelder. - Foto: StalleBalle

Het advies van het WeComV is niet bindend. De bevoegde diensten kunnen eventueel ervoor kiezen om toch een hoger reductiepercentage toe te kennen en dus af te wijken van het advies van het WeComV.

“We lezen in hun advies dat werd uitgegaan van een verhouding 62% vloeremissie en 38% kelder-emissie, dezelfde verhouding als bij melkvee”, aldus Reusens. “De consistentie van de mest bij melkvee is echter anders dan bij kalveren. Kalvermest is vloeibaarder van consistentie, waardoor de emissie uit de kelder relatief hoger zal zijn dan bij melkvee. Door de kelder met de drijvende ballen af te dekken, wordt minder ammoniak uitgestoten vanuit de kelder. Als het WeComV de verhouding emissie kelder (70%) en vloer (30%) was gevolgd, zoals in ons dossier werd aangegeven, dan had een AER van 21% het advies kunnen zijn.” Metingen in de praktijk zullen moeten uitwijzen wie gelijk heeft.

VLIF-innovatiesteun

StalleBall werd op 1 augustus op de hoogte gebracht dat de aanvraag van 2 bestuursleden van het VBK voor VLIF-innovatie aan hen toegewezen werd. “Vorig jaar werd voor dit onderzoeksproject ook al door de Boerenbond steun toegezegd. Nu kunnen de 2 kalverhouders eindelijk starten met de uitvoering van de projecten en meten volgens de geldende protocollen. Aan de meetplannen voor deze testen wordt momenteel nog de laatste hand gelegd, op aangeven van en in overleg met het WeComV”, legt Reusens uit.

Het project zal voor de kalversector 3 nieuwe bronmaatregelen onderzoeken. Als eerste de effectieve emissiereductie van de drijvende ballen en als tweede de AER van de combinatie van de drijvende ballen met de gecoate vloerroosters van Nooyen. “Uit deze resultaten zal dan ook de AER van de gecoate roosters zelf kunnen worden afgeleid. ” Daarbovenop wordt dan als derde maatregel de AER van de gecoate vloerrooster van Nooyen op een ondiepe put met continue urineafstroom gemeten.

Timing van de meetcampagne

Volgens de meetprotocollen kunnen StalleBalle en de kalverhouders pas starten met de meetcampagne wanneer de teststallen leegstaan. “De 2 locaties worden zo spoedig mogelijk in gereedheid gebracht om het langlopende onderzoek op te starten (2 vleesrondes, waarvan minstens 1 in de zomer). Van zodra de meetplannen goedgekeurd worden door het WeComV kunnen bij de eerstvolgende wissel van kalveren beide locaties in gereedheid worden gebracht voor de metingen.”

Reusens verwacht alvast met de tussentijdse resultaten de kalverhouders te kunnen overtuigen van het nut van de drijvende ballen en de 2 andere bronmaatregelen. “Om ze dan snel te kunnen implementeren. Er is namelijk enerzijds het te behalen doel van 14% AER tegen einde 2026 enerzijds, maar anderzijds moet tegen 2030 een AER van 28% worden gerealiseerd.”

Er is nog tijdsdruk omwille van de onzekerheid rond de VLIF-subsidies, stelt Reusens. “Vandaag worden de drijvende ballen nog ondersteund met 80% VLIF-steun, maar wat wordt het na 2027?”

Subsidie of niet, volgens Reusens zijn de drijvende ballen de goedkoopste manier om ammoniak te reduceren. “Het betreft een eenmalige investering, die verder geen extra energie, water of chemische hulpmiddelen vraagt. Naar onderhoud is het heel eenvoudig. Na elke ronde de ballen tussen de roosters even met de hogedrukreiniger afspuiten en klaar. Qua borging is het ook eenvoudig te checken. Je kan ze zien liggen doorheen de roosters.” Volgens het WeComV zou het vloeiwater dat bij het reinigen van de stal na elke ronde naar de kelder stroomt, volstaan om de ballen voldoende te reinigen.

Thor Deyaert

Lees ook in Stikstof

Mestopslag na varkensstop ter discussie

Varkens Varkenshouders die een vergoeding binnen de stopzettingsregeling kregen, mogen geen varkensmest meer opslagen. Uitzondering op die regel is er voor het gedeeltelijk stopzetten van de varkenstak op een bedrijf. In die gevallen mogen nog wel varkens en mestopslag aanwezig zijn op het bedrijf. Volgens commissielid Andy Pieters (N-VA) gaat het er in de praktijk soms anders aan toe.
Meer artikelen bekijken