Startpagina Granen

Rassenproeven wintertarwe halen behoorlijke opbrengsten

In het Vlaams Gewest werden door het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) 8 rassenproeven wintertarwe aangelegd tijdens het seizoen 2024-2025. Net zoals bij de rassenproeven wintergerst, stellen we vast dat ook de opbrengsten van de wintertarwe hoger liggen dan vorig jaar.

Leestijd : 14 min

Het rassenonderzoek wordt gecoördineerd door Bram Vervisch en Jonas Claeys, beiden zijn ook praktijkonderzoekers bij Inagro en voorzagen ons van meer toelichting bij het rassenonderzoek en het verloop van het teeltseizoen.

Bram Vervisch merkte vooreerst op dat er dit seizoen in het LCG-netwerk 31 rassen wintertarwe in proef lagen. Dat zijn er 6 minder dan vorig jaar. De rassen die voor de eerste maal werden beproefd, zijn Ambientus, Broadway, Godzilla, Hybiscus, Karoque, KWS Etoile, KWS Sabrum, LG Aero, LG Niklas, LG Tomjol, Olaf, RGT Farmeo, RGT Kreuzer, SU Hybingo, SU Tammo en WPB Marlin. Onder de nieuwkomers zaten 2 hybriden: Hybiscus en SU Hybingo.

Als getuigerassen zijn de rassen gekozen die reeds 5 jaar of meer zijn beproefd in het LCG-netwerk: Chevignon, KWS Extase, KWS Keitum, KWS Sverre en SU Ecusson. Rassen die al 4 jaar meelopen, zijn Champion en Geluck. KWS Erruptium, SY Revolution, SU Addiction en Celebrity liggen al 3 jaar in proef. King Kong, Pondor, SU Horizon en Intensity liepen voor een tweede keer mee.

Een overzicht van de rassen in proef en van hun kenmerken is weergegeven in tabel 1.

36-tab-wintertarwe-01-web

De korrelopbrengst per ras wordt in de tabellen 2, 3, 4 en 5 steeds weergegeven in relatieve cijfers (%) ten opzichte van het gemiddelde resultaat van de genoemde getuigerassen.

De resultaten op lichtere bodem, (zand)leemgrond, raadpleegbaar in tabel 2 en 3, worden steeds apart geanalyseerd van de resultaten van het poldergebied (kleigrond), consulteerbaar in tabel 4 en 5. Het rassenonderzoek vindt plaats onder praktijkomstandigheden, met standaard zaaizaadbehandeling. De bemesting wordt toegepast volgens advies en de ziektebestrijding op basis van het waarschuwingssysteem van LCG (Epipre).

De rassenproeven werden op 8 locaties gezaaid, geografisch verspreid in Vlaanderen. In de Kustpolder (West-Vlaanderen) werden er 2 proeven gezaaid: Koksijde en Zuienkerke (Houtave). In het binnenland, op leem- en zandleemgrond, zijn er 6 proeven aangelegd: Tongeren in Limburg, Sint-Martens-Lennik en Bekkevoort in Vlaams-Brabant, Bottelare in Oost-Vlaanderen, Zwevegem (Sint-Denijs) en Poperinge in West-Vlaanderen.

Hoge bladluisdruk

Bram Vervisch herinnerde ons eraan dat het seizoen 2024-2025 begon onder relatief normale weersomstandigheden, met in het najaar ideale omstandigheden om te zaaien. “Oktober was warmer dan gemiddeld, wat leidde tot een hogere druk van bladluizen”, bemerkte hij. Vanaf half oktober werden de eerste proeven gezaaid op (zand)leemgrond: Zwevegem, Lennik, Bekkevoort en Bottelare op respectievelijk 16, 17, 28 en 31 oktober. De overige 2 proeven werden de maand nadien gezaaid, Poperinge op 7 november en Tongeren op 15 november. In de kustpolder werd de proef in Houtave op 17 oktober gezaaid en in Koksijde op 28 oktober.

De praktijkonderzoeker wees erop dat de zaaidichtheid op de zware grond wat hoger ligt dan op de lichtere gronden, 400 in vergelijking met 350 zaden/m². Hybriden worden aan een lagere zaaidichtheid ingezaaid, omwille van het hoger uitstoelingspotentieel van dit type. Op (zand)leem gaat het om 210 zaden per m², en op poldergrond om 240 zaden per m².

Hoewel januari een natte maand was, met 154 mm gemeten in plaats van de 75,5 mm die verwacht werd volgens het KMI, verliepen de daaropvolgende maanden uitzonderlijk droog. Volgens het KMI viel er van maart tot en met juli 118 mm, terwijl er 313 mm verwacht werd. Uit metingen van het LCG viel er van maart tot juli 122 mm in Poperinge, 128 mm aan de kust in Koksijde tot 203 mm in Limburg. Ook qua temperaturen was het vanaf april tot het einde van het groeiseizoen relatief warmer dan verwacht.

Lage ziektedruk

Deze weersomstandigheden hebben geleid tot een algemeen lagere ziektedruk, concludeerden de praktijkonderzoekers aan het LCG. Meeldauw werd zeer beperkt waargenomen, enkel bepaalde gevoelige rassen vertoonden aantasting, zoals Pondor en Chevignon. Bladvlekkenziekte wordt veroorzaakt door de schimmel Septoria tritici. Deze heeft neerslag nodig om zich te kunnen verspreiden. Door de drogere omstandigheden bleef deze aantasting dus relatief beperkt in alle rassen. Ook gele roest kwam eerder sporadisch voor, uitgezonderd in de meest gevoelige variëteiten, waar het heel duidelijk aanwezig was. Dit was het geval bij de rassen Celebrity, Champion en LG Niklas, zowel aan de kust als in het binnenland.

De aanwezigheid van bruine roest komt traditioneel pas later in het voorjaar. Vanaf eind mei werden de eerste symptomen waargenomen in de gevoeligste variëteiten. Pondor, SU Addiction, Champion en KWS Sabrum scoorden lager dan 7 en vroegen dus het meest aandacht naar bruine roest. De rassen met de hoogste algemene ziektetolerantie zijn SU Hybingo, King Kong, LG Tomjol, KWS Erruptium, Olaf en RGT Farmeo. Op de meeste locaties werd er één bladbehandeling en één aarbehandeling uitgevoerd.

Vroege oogst

De oogst van de wintertarwe van 2025 is vroeger gestart dan andere jaren. Tussen 13 en 19 juli zijn alle 8 proeven gedorst. Binnen de 7 dagen is alles dus geoogst onder droge en warme omstandigheden, vlak voor de neerslag die viel op 20 juli. De opbrengst van de wintertarwe ligt relatief hoog. Er is op de (zand)leemgrond 11.611 kg/ha gedorst onder proefomstandigheden, tegenover 8.628 kg/ha vorig jaar, dat gedefinieerd werd door een nat voorjaar.

Tussen 13 en 19 juli zijn alle 8 proeven gedorst.
Tussen 13 en 19 juli zijn alle 8 proeven gedorst. - Foto: LCG

In 2023 werd er 11.337 kg/ha geoogst en 14.358 kg/ha in 2022. In 2021 kenden we ook een nat voorjaar en zomer, toen kon er gemiddeld 9.481 kg/ha geoogst worden. Aan de kust, in de zwaardere kleigrond, werd er dit jaar 11.701 kg/ha geoogst onder proefveldomstandigheden, wat vergelijkbaar is met vorig jaar, namelijk 11.063 kg/ha. In 2023 was dit 13.020 kg/ha en 11.519 kg/ha in 2022.

In 2021 haalden we een iets lagere opbrengst aan de kust, ten opzichte van dit seizoen, namelijk 10.872 kg/ha. Het gemiddelde hectolitergewicht is 80,7 kg/hl, wat hoger is dan 2024 en 2023, met respectievelijk 76,3 en 77,1 kg/hl. Qua eiwit ligt het dit seizoen gemiddeld ook hoger, 10,8 % in vergelijking met 10,1 % op droge stof vorig jaar. Het duizendkorrelgewicht ligt ongeveer 10 g hoger dan vorig jaar. Dit is het gewicht van 1.000 zaden in gram uitgedrukt. Dit seizoen is dit 50,8 g, terwijl vorig seizoen maar 40,8 g werd gemeten. In 2023 was dit 46 g.

Algemeen werd voor oogst legering maar beperkt waargenomen. In enkele proeven kwam er legering voor in bepaalde rassen. De meeste aandacht is nodig voor Hybiscus en SU Hybingo, 2 hybriden; maar ook voor SU Tammo, LG Niklas, KWS Sverre en Ambientus.

Bemerkt moet worden dat de rendementen die in dit artikel genoemd worden, resultaten zijn die behaald werden in proefomstandigheden, dus op de beste delen van het veld, zonder randeffecten, zonder spuitsporen. Onderzoekers halen een stelregel van 10 à 15 % aan die afgetrokken moet worden van de proefveldresultaten om praktijkresultaten te bekomen. Dit is geen exacte wetenschap, maar eerder een buikgevoel dat bij hen leeft.

Proefomstandigheden

In Tongeren werd er, na een voorteelt suikerbieten, gezaaid op 15 november, de stikstofbemesting (in totaal 120 eenheden N/ha) werd in het voorjaar opgesplitst in 3 fracties. Op 11 april en 10 mei werd een groeiregulatie uitgevoerd en ook een fungicidebespuiting. Op 2 juni werd er zelfs een derde fungicidebehandeling uitgevoerd en op 10 mei nog een insecticidebestrijding.

In Bekkevoort werd, na de oogst van aardappelen, op 21 oktober de rassenproef wintertarwe ingezaaid. Een bodemanalyse wees uit dat er een behoorlijke stikstofbemesting van 166 kg stikstof/ha nodig was, opgesplitst in 3 fracties. Hier werd slechts 1 groeiregulatie uitgevoerd op 11 april. Net als in Tongeren werd er in Bekkevoort driemaal een fungicidebespuiting gerealiseerd. De laatste, op 25 mei, werd gecombineerd met een insecticidebehandeling.

In Lennik werd, na een voorvrucht aardappelen, op 17 oktober de wintertarwe uitgezaaid. Op 9 november werd er nog een insecticidebespuiting uitgevoerd. De stikstofbemesting werd in Lennik opgesplitst in 4 fracties. De groeiregulatie werd aangepakt met 2 bespuitingen, net als de ziektebeheersing.

Suikerbieten vormde de voorteelt voor de proeflocatie in Bottelare, waarna op 28 oktober wintertarwe werd gezaaid. De stikstofbemesting (162 eenheden in totaal) werd opgeplist in 3 giften en op 22 april werd de groeiregulatie uitgevoerd. In Bottelare werd tweemaal een ziektebespuiting uitgevoerd en werd er tweemaal behandeld tegen insecten: eens op 10 maart en op 20 mei.

Suikerbieten vormden ook de voorteelt in Poperinge, waar op 7 november werd gezaaid. Een bodemanalyse wees uit dat er een goede stikstofbemesting nodig was: eenmaal 110 kg/ha en eenmaal 70 kg/ha. Op 4 en 22 april werd de groeiregulatie uitgevoerd, op 10 en 31 mei de ziektebehandeling. Tijdens de laatste ziektebespuiting werd ook een insectenbestrijding uitgevoerd.

In Zwevegem werd, na een voorteelt aardappelen, op 16 oktober wintertarwe gezaaid. Op 4 november moest er al een insecticidebehandeling uitgevoerd worden. De stikstofbemesting werd in 2 fracties opgeplitst en begin april werd 1 groeiregulatie uitgevoerd. Op 7 en 30 mei werd de ziektebestrijding gerealiseerd.

In de kustpolder lagen er op 2 locaties rassenproeven wintertarwe aan. In Koksijde werd er gezaaid op 28 oktober, na een voorvrucht aardappelen. Op 10 november werd al een insecticidebespuiting gerealiseerd. Het bemestingsadvies, gebaseerd op een bodemstaal, toonde aan dat dit het best uitgevoerd werd door eens 98 eenheden toe te dienen, gevolgd door 86 eenheden. Op 11 en 22 april werd de groeiregulatie uitgevoerd. Fungicides werden gespoten op 10 en 28 mei.

Vlas vormde dan weer de voorvrucht op de proeflocatie in Houtave. Gezaaid werd er op 17 oktober, waarna in het najaar nog een insecticidebespuiting werd uitgevoerd op 4 november. Houthave was de locatie die het hoogste bemestingsadvies van alle proefvelden kende, namelijk 195 kg N/ha, in 2 fracties opgesplitst. Er bleek maar 1 groeiregulatie nodig te zijn begin april en 1 ziektebehandeling op 15 mei.

Regelmaat van een ras

Bij de rassenkeuze zijn, voor wat de korrelopbrengst betreft, volgende criteria belangrijk:

• de regelmatigheid van het ras over de verschillende proefplaatsen binnen hetzelfde jaar;

• de regelmatigheid van het ras over meerdere jaren.

Om het opbrengstpotentieel van een ras correct te kunnen evalueren, is het noodzakelijk om de resultaten over meerdere proefjaren te bekijken. De opbrengstcijfers van één jaar zijn namelijk eigen aan de groei- en klimaatomstandigheden van het betreffende jaar. Het meerjarige gemiddelde van een ras is betrouwbaarder, naarmate de korrelopbrengst van het ras over de jaren stabieler is. Naast het opbrengstpotentieel is het interessant om ook de andere factoren in overweging te nemen, zoals vroegrijpheid, ziektegevoeligheid, strolengte en kwaliteitsparameters bij oogst.

Risicospreiding is belangrijk

In functie van het uit te zaaien areaal wintertarwe, is het daarnaast aan te raden om meerdere rassen te kiezen, om zo aan risicospreiding te doen. De proefresultaten leren dat het opbrengstpotentieel van rassen wisselend kan zijn in functie van het perceel en het jaar. De perceels- en jaarverschillen kunnen zeer groot zijn.

Er wordt ook vastgesteld dat in functie van de vroegrijpheidsklasse (vroege tegenover late rassen) de resultaten wisselend kunnen zijn tussen de jaren. Hetzelfde wordt ook vastgesteld met de zaaidatum (vroege tegenover late zaai). Om dit te ondervangen is spreiding van de rassen in vroegrijpheid aan te bevelen en bij de zaai ook te spreiden in zaaidatum. Dit alles moet uiteraard ook bekeken worden met de mogelijkheden op perceelsniveau.

De gemiddelde opbrengst van een ras over de proefplaatsen is uiteraard betrouwbaarder naarmate het op een groter aantal proefplaatsen slaat en naarmate de korrelopbrengst over de proefplaatsen regelmatiger is.

36-tab-wintertarwe-02-web

Resultaten in leem- en zandleemgebied

Kijken we naar de resultaten die de wintertarwe behaalde in het leem- en zandleemgebied, dan kunnen we ons wenden tot tabel 2 en tabel 3. Tabel 2 leert ons dat er 14 rassen zijn die in 2025 tot 5% boven het gemiddelde scoorden. 16 rassen scoorden dan weer tot 5% onder het gemiddelde. En 1 ras deed het nog minder, namelijk Broadway, dat de hekkensluiter van tabel 2 vormt.

Helemaal bovenaan de tabel zien we het ras SU Hybingo. Dat is een hybride die voor het eerste jaar in proef lag en dat over de volledige lijn van de 6 proefvelden in het leem- en zandleemgebied, ruim boven het gemiddelde weet te scoren. Vooral het resultaat van 109,8 %, dat in Bottelare behaald werd, is impressionant. De nummer 2 in tabel 2, namelijk Celebrity, scoorde in Bottelare dan weer net zijn minste resultaat (99,9 %) over de 6 locaties in het leem- en zandleemgebied. Dat staat in contrast met de score van 107,5 % die Celebrity behaalde in Bekkevoort. Zie ook figuur 1.

Figuur 1: Landbouwcentrum Granen Vlaanderen. Rassenproeven wintertarwe leem- en zandleemgebied 2025. Korrelopbrengst (in % t.o.v. het gemiddelde van de getuigerassen). Rangschikking van de rassen naar dalende gemiddelde productiviteit.
Figuur 1: Landbouwcentrum Granen Vlaanderen. Rassenproeven wintertarwe leem- en zandleemgebied 2025. Korrelopbrengst (in % t.o.v. het gemiddelde van de getuigerassen). Rangschikking van de rassen naar dalende gemiddelde productiviteit. - Bron: LCG

Ook op de derde plaats in de tabel bij het ras LG Niklas doen we een gelijkaardige vaststelling: 99,2 % in Poperinge en 107,6 % in Bottelare. Dergelijke verschillen zien we eigenlijk nog wel vaker. Het geeft nogmaals aan dat we ons niet blind mogen staren op de prestaties van rassen op 1 locatie op 1 jaar. Het toont ook aan dat het ene ras het beter doet op een bepaalde bodemsoort dan het andere. Tabel 3, die meerjarige resultaten behaald in het leem- en zandleemgebied weergeeft, filtert de effecten van 1 proefjaar meer uit.

Uit tabel 2 leiden we af dat de volgende rassen een grotere spreiding in opbrengstpotentieel laten zien: King Kong, RGT Farmeo, KWS Sverre, LG Aero, Olaf, SU Addiction, Pondor, Champion, Geluck, Karoque en Ambientus. Deze tabel leert ons ook nog dat voor de rassenproeven in het leem- en zandleemgebied in Tongeren met 10.064 kg/ha de laagste opbrengst werd behaald en in Lennik met 13.642 kg/ha de hoogste. Dat is een aanzienlijk verschil van maar liefst 3.578 kg.

36-tab-wintertarwe-03-web

Resultaten in kleigebied

Tabellen 4 en 5 geven de resultaten weer die behaald zijn in het kleigebied (kustpolder). In tabel 4 zien we dat er maar liefst 4 rassen zijn die méér dan 5% boven het gemiddelde scoren, namelijk Champion, RGT Kreuzer, KWS Sabrum en SU Hybingo. Deze laatste is een hybride, die zoals eerder vermeld voor het eerste jaar aanlag in proef.

36-tab-wintertarwe-04-web

De variëteit Champion weet enorm te imponeren, met opbrengstcijfers van 111,4 % in Koksijde en 111,9 % in Houtave. Na de sterke kopgroep van 4 rassen volgt een grote groep van 13 rassen die ‘tot 5% boven het gemiddelde’ scoren.

Volledigheidshalve moeten we meegeven dat 8 rassen ‘tot 5% onder het gemiddelde scoren’ en 6 rassen ‘meer dan 5% onder het gemiddelde scoren’.

Tabel 4 leert ons nog dat er in Koksijde 11.351 kg/ha werd geoogst en dat Houthave het nog iets beter ( zo’n 700 kg/ha) doet, met in totaal 12.051 kg/ha.

De volgende rassen lieten een grotere variatie in opbrengst zien behaald op de 2 verschillende proefplaatsen in het kleigebied: KWS Sabrum, Geluck, KWS Extase, LG Tomjol, Godzilla, King Kong, SU Tammo, Pondor, Olaf, LG Niklas, RGT Farmeo, Karoque en SU Ecusson. Zie ook figuur 2.

Figuur 2: Landbouwcentrum Granen Vlaanderen. Rassenproeven wintertarwe kleigebied 2025. Korrelopbrengst (in % t.o.v. het gemiddelde van de getuigerassen). Rangschikking van de rassen naar dalende gemiddelde productiviteit.
Figuur 2: Landbouwcentrum Granen Vlaanderen. Rassenproeven wintertarwe kleigebied 2025. Korrelopbrengst (in % t.o.v. het gemiddelde van de getuigerassen). Rangschikking van de rassen naar dalende gemiddelde productiviteit. - Bron: LCG

Tabel 5 geeft de meerjarige resultaten behaald in het kleigebied weer en filtert zo de effecten die genoteerd zijn in 1 jaar of op 1 locatie meer uit.

36-tab-wintertarwe-05-web

Hectolitergewicht

Het hectolitergewicht is een maat voor de dichtheid van de granen, die wordt uitgedrukt als een volume eenheid in kg per 100 l. Deze parameter geeft een indicatie van de kwaliteit van de granen, en kan variëren van het type graan en de omstandigheden waarin het wordt opgeslagen. Het hectolitergewicht van de wintertarwe bedraagt in 2025 gemiddeld over alle rassen en proefplaatsen 80,7 kg/hl, tegenover 76,3 kg in 2024 en 77,1 kg in 2023. Daarmee was het dit jaar dus het hoogst van de voorbije 3 jaar.

King Kong, Broadway en Ambientus hadden het hoogste hectolitergewicht, gevolgd door Geluck, KWS Etoile, SU Addiction, KWS Erruptium en Hybiscus. De meeste rassen hebben een ‘gemiddeld’ hectolitergewicht. Dat geldt voor maar liefst 16 van de 31 rassen.

Zowel in proef- als praktijkomstandigheden lagen de wintertarweopbrengsten dit jaar hoger dan vorig jaar.
Zowel in proef- als praktijkomstandigheden lagen de wintertarweopbrengsten dit jaar hoger dan vorig jaar. - Foto: TD

Duizendkorrelgewicht, vocht- en eiwitgehalte

Het duizendkorrelgewicht (DKG) is het gewicht van 1.000 graankorrels, uitgedrukt in gram. Het duidt de grootte en het gewicht van de korrels. In 2025 bedraagt het DKG van de wintertarwe 50,7 g per duizend zaden gemiddeld over alle rassen en proefplaatsen. In 2024 was dit 40,8 g, en in 2023 bedroeg het DKG 46,0 g.

KWS Keitum en SY Revolution zijn de rassen met het hoogste duizendkorrelgewicht. Zij worden opgevolgd door een groep van 7 rassen met een vrij hoog duizendkorrelgewicht, te weten: KWS Extase, Hybiscus, KWS Sverre, KWS Sabrum, RGT Farmeo, SU Horizon en KWS Erruptium.

Het vochtgehalte van granen is het percentage water dat in het graan aanwezig is. Dat wordt uitgedrukt als een percentage van het totale gewicht van het graan. Het is een interessante parameter om de vroegheid van een variëteit te beoordelen, maar het is ook belangrijk voor de opslag, kwaliteit en verwerkbaarheid van het graan. Een te hoog vochtgehalte kan leiden tot bederf door schimmelgroei en/of insectenschade, terwijl een te laag vochtgehalte kan resulteren in broze korrels en verminderde kwaliteit. Het vochtgehalte van de wintertarwe bij de oogst bedraagt in 2025 gemiddeld over alle rassen en proefplaatsen 13,5% vocht, tegenover 13,4% in 2024 en 13,8% in 2023. Dat zijn dus waarden die zeer dicht in elkaars buurt liggen.

KWS Sverre, Geluck en SY Hybingo zijn de rassen met het hoogste vochtgehalte. Zij worden opgevolgd door een groep met 6 rassen die een tamelijk hoog vochtgehalte bij de oogst laten zien, namelijk: KWS Keitum, SY Revolution, Hybiscus, LG Tomjol, Ambientus en King Kong.

Geven we nog mee dat LG Tomjol, Intensity en Ambientus het hoogste eiwitgehalte behaalden afgelopen jaar in proef, gevolgd door WPB Marlin, KWS Erruptium en Karoque, die een tamelijk hoog eiwitgehalte lieten noteren.

Dit jaar werd de kortste strolengte van de voorbije jaren genoteerd.
Dit jaar werd de kortste strolengte van de voorbije jaren genoteerd. - Foto: TD

Vroegrijpheid, strolengte en tolerantie tegen legeren

Tussen de stadia ‘in aar komen’ en ‘bloei’ wordt van alle rassen op een bepaald moment het gewasstadium beoordeeld. Hoe hoger het cijfer dat zij bij die beoordeling meekrijgen, hoe verder het ras zich op het waarnemingsmoment bevindt in ontwikkeling. Een hoge waarde betekent dus een vroege variëteit.

Hybiscus, Karoque, Celebrity en Intensity toonden zich in de proefveldwerking als zeer vroege rassen, gevold door Godzilla, dat als vroeg ras beoordeeld wordt. Champion is dan weer een zeer laat ras, Geluck, Aero, KWS Keitum, RGT Kreuzer en SY Revolution zijn late rassen. De overige 20 variëteiten die in proef meeliepen, zijn ‘gemiddeld’ beoordeeld op het vlak van vroegheid van aarvorming.

De lengte van het stro wordt op het einde van het seizoen gemeten van de grond tot onderkant aar. Op elke locatie zijn er groeiregulatoren toegepast volgens regionale landbouwpraktijk. In 2025 is de gemiddelde strolengte 80,8 cm, tegenover 81,5 cm in 2024 en 86,9 cm in 2023.

Kort vóór de oogst van de wintertarwe trad op verschillende proefplaatsen lichte legering op. LG Niklas, SU Tammo, SU Hybingo, Hybiscus, KWS Sverre en Ambientus toonden zich dit jaar het gevoeligst naar legering.

Ziektedruk

Het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen heeft ook dit jaar de rassen opgevolgd inzake hun ziektegevoeligheid. Daar de ziektegevoeligheid van de rassen kan wijzigen in de loop van de jaren, beschikken ze ook over een meerjarige beoordeling, gebaseerd op de beschikbare data van de variëteiten in de afgelopen 6 jaar. Deze parameter houdt rekening met het jaarlijkse gemiddelde, en dus met de ziektedruk van het betreffende seizoen. Het kan dus interessant zijn om bij de rassenkeuze ook de meerjarige beoordeling te raadplegen, want een cijfer van het ene seizoen is niet hetzelfde in een ander seizoen. Dit is afhankelijk van de ziektedruk dat jaar. Daarnaast evolueren ziektes ook met de jaren, dus dit kan ook een impact hebben.

36-tab-wintertarwe-06-web

Net als vorig jaar kwam in 2025 meeldauw eerder beperkt voor. Dit blijkt ook uit het gemiddelde van de score, namelijk 8,1. Dat ligt in lijn met 8,2 vorig jaar. Een score van 9 duidt op een heel gezond gewas. De variëteiten Pondor, Chevignon, LG Niklas, Godzilla en Geluck uiten zich in een meerjarige beoordeling gevoelig voor meeldauw. KWS Extase, Karoque, Ambientus en KWS Sverre zijn tamelijk gevoelig. SU Hybingo, SU Tammo en SY Revolution zijn 3 rassen die zich dan weer tolerant uitten naar meeldauw.

In 2025 was er een relatief lage druk van septoria aanwezig. Dit valt ook op te maken uit het gemiddelde cijfer, over alle rassen heen: 7,6 (op 9). De voorbij 2 seizoen (2024 en 2023) hadden een nat voorjaar, en dus een hogere druk van bladvlekkenziekte, respectievelijk 5,3 op 9 in 2024 en 5,5 op 9 in 2023. Een meerjarige beoordeling laat zien dat de variëteiten LG Niklas en KWS Sabrum gevoelig zijn voor septoria, gevolgd door SU Addiction, Godzilla, Karoque, KWS Erruptium, Celebrity en Intensity, die tamelijk gevoelig zijn. De rassen SU Ecusson en SU Horizon zijn dan weer tolerant.

Wat gele roest betreft, maakt het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen een onderscheid tussen het binnenland en de kustregio, omdat er gemiddeld gezien een hogere druk van gele roest is in de kustregio. Dit seizoen was de druk van gele roest relatief gezien niet zo hoog. In de kustregio was er bij bepaalde variëteiten daarentegen wel een duidelijke aantasting van gele roest. Uit de data van het LCG leiden we af dat dit bijvoorbeeld zo was voor de rassen Celebrity, Champion en LG Niklas.

Dit seizoen was de aanwezigheid van bruine roest relatief laag. Dit blijkt ook uit het algemene gemiddelde 7,8 op 9, waarbij het cijfer ‘9’ duidt op een gezond gewas. KWS Sabrum, Champion en SU Addiction bleken dit jaar het meest gevoelig voor bruine roest.

Tim Decoster

Lees ook in Granen

Meer artikelen bekijken