Verschillen in groeiomstandigheden zichtbaar in triticale- en rogge-opbrengst
Het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) voerde afgelopen teeltseizoen op meerdere locaties rassenonderzoek triticale en (hybride) rogge uit. Ze concluderen dat opbrengstniveaus varieerden naargelang de locatie, vermoedelijk door verschillen in groeiomstandigheden, uitbating en regionale neerslagpatronen.

Triticale onderscheidt zich vooral onder minder gunstige groeiomstandigheden, zoals droogte of schrale bodems. Daardoor presteert het gewas doorgaans beter dan tarwe en gerst. De laatste jaren is er echter een toenemende belangstelling voor hybride rogge. Beide teelten worden aanbevolen vanwege hun groter aanpassingsvermogen aan uiteenlopende bodem- en klimaatomstandigheden, een eigenschap die in het licht van de huidige klimaatverandering bijzonder relevant is.
De teelttechniek van hybride rogge vertoont veel gelijkenissen met die van triticale, met uitzondering van de vereisten inzake zaaidichtheid en groeiregulatie.
Tijdens het groeiseizoen 2022-2023 werden voor het eerst op enkele traditionele proeflocaties voor triticale ook rassenproeven hybride rogge aangelegd. Ook in het huidige groeiseizoen werd op alle locaties een rassenproef hybride rogge uitgezaaid.
Overzicht van de rassen in proef en van de proefomstandigheden
Voor het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen werden in het Vlaams Gewest tijdens het groeiseizoen 2024-2025 op de volgende locaties rassenproeven triticale en hybride rogge aangelegd:
- Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw te Bocholt, proeflocatie Beek, provincie Limburg
- Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant te Herent, proeflocatie Herent, provincie Vlaams-Brabant
- Proefhoeve Bottelare, Universiteit Gent, faculteit Bio-ingenieurswetenschappen en Hogeschool Gent, AgroFoodNature, proeflocatie Oosterzele, provincie Oost-Vlaanderen
- Broederschool Biotechnische & Sport, Land- en Tuinbouwcentrum Waasland (LTCW), proeflocatie Sint-Niklaas, provincie Oost-Vlaanderen
- Universiteit Gent, faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, vakgroep Plant en Gewas en Hogeschool Gent, AgroFoodNature, proeflocatie Vladslo, provincie West-Vlaanderen
Ondanks een vroege insecticidebehandeling werd de proef te Vladslo niet weerhouden omwille van virusaantasting.
Tabel 1 geeft een overzicht van de rassen die opgenomen werden in de diverse proeven. De triticale rassen Bicross, Lumaco, Rendez Vous, RGT Quaterbac en RGT Rutenac werden op alle locaties gezaaid. Het gemiddelde van deze getuigerassen werd als referentie genomen bij de verwerking van de resultaten.
In Beek, Herent en Oosterzele werden de hybride rogges Astranos, NOS Borin, KWS Serafino en KWS Tayo gezaaid. KWS Serafino en KWS Tayo vertoonden echter een zeer onregelmatige opkomst in Beek en werden uiteindelijk niet geoogst. Ook in Oosterzele en Herent werd een gelijkaardige moeilijke opkomst waargenomen, maar herstelden de rassen zich nog gedurende het groeiseizoen. De opbrengsten van de hybride rogge in Sint-Niklaas waren niet representatief door wildschade en zijn niet weerhouden.
Het rassenonderzoek vond plaats onder praktijkomstandigheden. Er werd een standaard zaaizaadbehandeling toegepast. Belangrijk om te vermelden is dat de hybride rogge in Beek en Oosterzele aan een lagere dichtheid werd uitgezaaid. In Herent hield men dezelfde dichtheid aan als bij triticale. Vooral bij late zaai of bij moeilijke omstandigheden moet de zaaidichtheid van hybride rogge verhoogd worden, zo niet adviseert men 175-250 zaden/m².
De onkruidbestrijding werd uitgevoerd volgens noodzaak van het perceel. Op alle locaties werd één halmversteviging toegepast. Bij zowel triticale als hybride rogge is een halmversteviging wel aan te raden, als men risico op legering wil vermijden.
De ziektebestrijding werd uitgevoerd op basis van de ziektedruk in het perceel. Ondanks een relatief lage ziektedruk door de droge weersomstandigheden in het voorjaar werd op alle locaties een ziektebehandeling toegepast. In Herent en Sint-Niklaas volstond één fungicidebehandeling; in Oosterzele en Beek werd tweemaal behandeld.
De stikstofbemesting was van hetzelfde niveau bij zowel de rassenproeven triticale als hybride rogge . Enkel in Sint-Niklaas werd met 2 fracties gewerkt. Op de andere locaties werd de stikstofbemesting in 3 facties toegediend. De oogst was in Herent, Oosterzele en Sint-Niklaas uitzonderlijk vroeg.
Korrelopbrengst triticale
In tabel 2 zijn de korrelopbrengsten voor triticale relatief weergegeven ten aanzien van het gemiddelde resultaat van de getuigerassen per proeflocatie. Naast de resultaten van de diverse proeflocaties werden ook de gemiddelden van vorige proefjaren opgenomen indien beschikbaar.
Omdat er voor de korrelopbrengst een sterke interactie was tussen ras en locatie, konden de resultaten niet over alle locaties heen geanalyseerd worden. Dit betekent dat de rassen mogelijk anders presteerden naargelang de locatie. Rendez Vous behaalde in Herent en Oosterzele de hoogste korrelopbrengst, maar daarentegen de laagste in Beek. Biathlon scoorde onder het gemiddelde van de getuigerassen in Oosterzele en Sint-Niklaas, terwijl het ras in Herent de op één na hoogste korrelopbrengst behaalde.
Het gemiddelde opbrengstniveau van de getuigerassen lag in Sint-Niklaas het laagst. Toch kan opgemerkt worden dat een gemiddelde korrelopbrenst van meer dan 8 ton/ha voor de zandige bodem zeker niet weinig is. In Herent werd de hoogste gemiddelde opbrengst van de getuigerassen genoteerd.
In Beek scoorde de nieuwkomer Requin, gevolgd door RGT Quaterbac, met een opbrengst van meer dan 10% hoger dan die van de getuigerassen.
Ook in Herent werden significante verschillen tussen de rassen berekend. Rendez Vous, Biathlon en RGT Quaterbac scoorden met de hoogste opbrengsten. In Oosterzele waren de significante verschillen tussen de opbrengsten van de rassen minder uitgesproken. Rendez Vous en RGT Quaterbac behaalden opnieuw de hoogste korrelopbrengsten. In Sint-Niklaas werden geen significante opbrengsten tussen de rassen genoteerd.
De nieuwkomer Biathlon behaalde op 1 van de 3 locaties een opbrengst boven het gemiddelde van de getuigerassen. Requin, dat ook voor het eerst in proef lag, behaalde in Beek de hoogste opbrengst, maar scoorde ruim onder het gemiddelde in Oosterzele. Zo blijkt opnieuw dat rassen verschillend presteren naargelang de locatie, wellicht door de verschillende groeiomstandigheden en de regionale verschillen in neerslag.
Bij de rassenevaluatie is het eveneens belangrijk om het opbrengstvermogen van een ras over meerdere jaren te beschouwen. Hoe stabieler de opbrengst van een ras over meerdere jaren, des te betrouwbaarder de resultaten. Lumaco vertoont sinds 2021 een regelmatige opbrengst boven het gemiddelde. Dit groeiseizoen viel het resultaat wat tegen in Herent en Oosterzele.
Hectolitergewicht triticale
Het hectolitergewicht wordt vaak gebruikt als een maatstaf voor de kwaliteit van het graan. Een hoger hectolitergewicht wijst meestal op een betere korrelvulling. De resultaten van de hectolitergewichten van de rassen triticale worden weergegeven in tabel 3.
Voor het hectolitergewicht werd geen locatie-effect bekomen, dus konden de gemiddeldes over alle locaties heen berekend worden. Het gemiddelde hectolitergewicht van de getuigerassen over alle locaties heen bedroeg 72,9 kg/hl. RGT Quaterbac en Bicross behaalden over alle locaties heen het hoogste hectolitergewicht.
In Beek werden de laatste hectolitergewichten opgemeten in vergelijking met de andere locaties. Er werd ook een grotere spreiding per ras genoteerd. Vermoedelijk waren de lagere waarden te wijten aan de latere oogst. In Herent en Oosterzele werden de hoogste waarden voor het hectolitergewicht genoteerd, te verklaren door de iets zwaardere bodem in vergelijking met de zandbodem van Beek en Sint-Niklaas.
Ziektegevoeligheid en legering van triticale
In tabel 4 is de ziekte- en legergevoeligheid van de triticalerassen opgenomen. De scores zijn gebaseerd op de waarnemingen over alle locaties heen. De ziektewaarnemingen werden uitgevoerd op een onbehandeld gewas.
Meeldauw blijft een vaak voorkomende ziekte bij triticale. De ziekte kan vroeg aanwezig zijn in het gewas en kan ernstige schade veroorzaken. Een gerichte fungicidebehandeling is dan zeker aan te raden. De ziekte was gedurende het groeiseizoen beperkt aanwezig, waarschijnlijk door de droge weersomstandigheden gedurende het groeiseizoen. Ramdam blijkt het gevoeligst voor meeldauw.
Bladvlekkenziekte was gedurende het ganse groeiseizoen heel beperkt aanwezig, opnieuw wellicht te verklaren door de droge weersomstandigheden van het voorjaar.
Tijdens het groeiseizoen 2024-2025 werd enkel in Sint-Niklaas en Herent gele roest waargenomen in de triticale rassen opgenomen in de rassenproeven. Het is belangrijk om bij beginnende aantasting van gele roest de ziekte onmiddellijk te bestrijden. Een gerichte aanpak met de juiste fungiciden is dan noodzakelijk.
Bruine roest werd vooral naar het einde van het groeiseizoen waargenomen. Ook hier konden geen grote verschillen in rasgevoeligheid geregistreerd worden.
De scores voor weerstand tegen legeren, vermeld in tabel 4, zijn gebaseerd op literatuurgegevens. Op geen enkele locatie werd legering waargenomen. Het rassenassortiment triticale vertoont de laatste jaren een goede weerstand tegen legering, maar een adequate inzet van halmverstevigers blijft zeker verantwoord. Op alle locaties werd een groeiregulatie toegepast, wat mogelijk verklaart dat er geen legering werd waargenomen.
Korrelopbrengst (hybride) rogge
In tabel 5 zijn de korrelopbrengsten voor de hybride rogge weergegeven per proeflocatie. Er werd geen gemiddelde per locatie berekend omwille van het geringe aantal rassen. Ook het gemiddelde over de locaties heen werd niet berekend omwille van de beperkte resultaten. De relatieve gemiddelden voor de korrelopbrengsten van Astranos, KWS Serafino en KWS Tayo van 2023 en 2024 werden wel ter vergelijking opgenomen in tabel 5.
Net als bij de triticale rassenproeven werden in Herent de hoogste korrelopbrengsten geregistreerd. Het ras Astranos behaalde daar de hoogste opbrengst. In Oosterzele lag het opbrengstniveau van de hybride rogge beduidend lager, met een grotere variabiliteit tussen de rassen, waardoor een directe vergelijking bemoeilijkt wordt. In Beek konden uiteindelijk slechts 2 rassen geoogst worden, waarbij het opbrengstniveau sterk verschilde.
Hectolitergewicht rogge
Het hectolitergewicht van de roggerassen wordt weergegeven in tabel 6. Het gemiddelde hectolitergewicht van de rassen over alle locaties heen bedroeg 71,0. De hoogste waarden werden behaald op de locatie Herent, terwijl in Beek de laagste hectolitergewichten bepaald werden.
Ziektegevoeligheid en legering van rogge
In tabel 7 is de ziektegevoeligheid van de hybrideroggerassen opgenomen. De scores zijn gebaseerd op de waarnemingen van alle proeflocaties. De ziektewaarnemingen werden uitgevoerd op een onbehandeld gewas.
Tijdens het groeiseizoen 2024-2025 werden meeldauw en bladvlekkenziekte slecht beperkt waargenomen in de hybride rogge. Er konden geen grote verschillen in rasgevoeligheid worden genoteerd.
Gele roest was beperkt aanwezig bij de rassen opgenomen in de proeven. KWS Serafino bleek iets gevoeliger dan de andere rassen.
Alle hybrideroggerassen bleken echter wel duidelijk gevoelig voor bruine roest. Het onbehandelde gewas werd reeds vroeg tijdens het groeiseizoen op verschillende locaties al aangetast. Ondanks een fungicidebehandeling bleef de aantasting toch uitbreiden op sommige proeflocaties. Bruineroest- aantasting is dan ook een belangrijk aandachtspunt bij de teelt van hybride rogge.
Net als bij triticale is het ook bij hybride rogge sterk aangeraden om waakzaam te zijn en om tijdig te behandelen met de juiste fungiciden.
Legering werd dit groeiseizoen op geen enkele locatie waargenomen. Omwille van de beperkte informatie werden geen gegevens over legergevoeligheid opgenomen in tabel 7.
Besluit bij rassenonderzoek
Het voorbije groeiseizoen werd op 5 locaties een rassenproef triticale aangelegd. Op elk van deze locaties werd tevens een rassenproef met hybride rogge ingezaaid. De uitbating verliep volledig gelijklopend, met uitzondering van de zaaidichtheid, die bij de hybride rogge soms werd verlaagd.
Op bepaalde locaties waren de percelen nog relatief nat ten gevolge van de hoge neerslag in het voorgaande seizoen. Toch verliep de inzaai van zowel de triticale- als de hybrideroggeproeven over het algemeen vlot. Eén proef werd uitgesloten wegens een te sterke virusaantasting. Bovendien vertoonden 2 van de 4 opgenomen hybrideroggerassen een zeer onregelmatige en moeizame opkomst, waardoor slechts een beperkt aantal gegevens over hybride rogge kon worden verzameld.
Het najaar en de winter werden gekenmerkt door relatief vochtige, sombere, maar zachte weersomstandigheden. Er bestond aanvankelijk de vrees voor opnieuw een extreem nat groeiseizoen, zoals in 2024, maar het tegendeel bleek waar: vanaf maart tot aan de oogst viel er nauwelijks neerslag. Dankzij de hoge waterreserves – opgebouwd tijdens het natte seizoen van 2024 – had het gewas minder te lijden onder de droogte. De drogere omstandigheden in het voorjaar resulteerden bovendien in een lage ziektedruk.
Niettemin blijft het aanbevolen om zowel triticale als hybride rogge minstens één fungicidebehandeling toe te dienen. Bij triticale is meeldauw doorgaans de belangrijkste ziekte, terwijl bij hybride rogge vooral bruine roest aandacht vereist. Daarnaast werd duidelijk dat bij beide gewassen een gerichte groeiregulatie noodzakelijk is.
De opbrengstniveaus van de meeste triticale- en hybrideroggerassen varieerden naargelang de locatie, vermoedelijk door verschillen in groeiomstandigheden, uitbating en regionale neerslagpatronen. Opvallend was dat in Herent de hoogste gemiddelde korrelopbrengsten voor zowel triticale als hybride rogge werden gerealiseerd. Op lichtere gronden bevestigden beide gewassen echter eveneens hun goede stikstofefficiëntie en wisten zij, mits een aangepast beheer, hun opbrengstpotentieel te behouden. Beide teelten tonen zich dan ook veelbelovend, zeker in het licht van de huidige klimaatsverandering, die onvermijdelijk gepaard gaat met meer extreme weersomstandigheden.