Jaak Vannevel: “Gedreven om agrarische geschiedenis te bewaren voor het nageslacht”
In Donk, een deelgemeente van Maldegem, in Oost-Vlaanderen nabij de grens met West-Vlaanderen, ligt de Smoufelbeekhoeve. Wat oorspronkelijk een gemengd landbouwbedrijf was, is door Jaak Vannevel rond de millenniumwissel omgebouwd tot een agrarisch museum.

Jaak Vannevel (75 jaar) is conservator én stichter van het museum. Zelf geeft hij aan gedreven te zijn in alles wat met de landbouw te maken heeft. Jaak is de derde generatie ‘Vannevel’ die op de boerderij woont. Zijn grootouders waren al landbouwer, maar veel kleinschaliger dan hij ooit is geweest.
Jaak, kan je de evolutie van de boerderij tot museum kort toelichten?
De boerderij van mijn grootouders is altijd maar gegroeid. Oorspronkelijk hadden zij misschien maar 2 ‘koetjes’. Dat was destijds normaal. Hier in de straat waren er op een afstand van minder dan 1 km misschien wel 50 zo’n boerderijtjes. Mijn ouders hebben dat dan verder uitgebouwd naar een gemengd bedrijf met een twaalftal koeien, akkerbouw en varkens. Zelf had ik op mijn hoogtepunt – dat kan ondertussen 30 jaar geleden zijn – een bedrijf met een honderdtal runderen, waarvan zo’n 30 melkkoeien, aangevuld met jongvee en vleesvee, 50 zeugen en 25 ha land. Omwille van familiale redenen en het feit dat ik alleen kwam te vallen is het landbouwbedrijf stopgezet. Ik had toen het geluk dat er goede prijzen waren voor het melkquotum dat ik verkocht, alsook voor mijn land en melkvee (allemaal stamboekdieren).
Hoe is het verzamelen begonnen?
Toen het landbouwbedrijf stopte, was ik eigenlijk al ietwat aan het verzamelen met een collectie oldtimertractoren die een zevental stuks telde. Met het vertrek van de dieren op de boerderij, kwamen de stallen vrij en is alles snel gegaan. Door te stoppen met het landbouwbedrijf stootte ik ook op oud materiaal van mijn grootouders en stelde mijzelf de vraag: ‘wat doe ik ermee? Weggooien of bijhouden?’. Ik heb het toch bijgehouden en legde zo de basis van het museum. Destijds kwamen ook omliggende buren ‘oud materiaal en gereedschap’ brengen.
Wanneer is dan het museum gestart?
Eigenlijk was het niet echt de bedoeling om een museum te starten. In de streek vond er echter een stoet plaats die het thema ‘100 jaar landbouw’ had. Heel veel materiaal dat toen in die stoet is gebruikt, had ik aan hen uitgeleend. Dat vormde feitelijk een vorm van reclame voor mijn verzameling. Daarop is de gemeente Maldegem komen vragen of ik mijn boerderij niet wou openstellen voor bezoekers. Zo is het museum eigenlijk gestart. Aan de oude stallen en gebouwen ben ik altijd veranderingen blijven doen om de collectie in onder te brengen.
Met smaak en genot
Hoe is de naam Smoufelbeekhoeve ontstaan?
Ons landbouwbedrijf had geen naam. Maar een paar ‘grotere’ landbouwbedrijven uit de regio hebben een naam. De inspiratie voor de naam Smoufelbeekhoeve kwam vanuit een buur, tevens gemeenteraadslid. De naam verwijst naar een beek die hier een beetje verderop loopt. Als kind ging ik met mijn ouders mee op het veld werken van ’s morgens tot ’s avonds. We namen eten en drinken mee en legden dat in de beek zodat het fris zou blijven. ’s Middags zaten we dan aan de beekrand te eten en drinken. ‘Smoefelen’ wil volgens het woordenboek eigenlijk zeggen ‘met smaak en genot eten en drinken’.
Roerend en onroerend erfgoed
Wat kan je ons over de gebouwen vertellen die deel uitmaken van het agrarisch museum ?
Het huis van mijn grootouders is afgebroken en op die plaats is er nu een vijver en de binnenkoer. Hun schuur heb ik omgebouwd tot polyvalente zaal, waar ik bezoekers kan ontvangen en waar ze iets kunnen drinken en hun boterhammen kunnen opeten. De andere gebouwen heb ik zelf gemetst in mijn carrière als landbouwer, om ze later om te bouwen zodat ze onderdak kunnen bieden aan de verzameling oude landbouwwerktuigen en tractoren.
Wat is er in het museum te zien?
Ik begin de rondleidingen altijd met een bezoek aan de historische wagenmakerij. Dat is een reconstructie van het bedrijf van de familie Henneman, die destijds gehuisvest was in het centrum van Maldegem. Eind jaren 90 was het de bedoeling om die wagenmakerij opnieuw op te bouwen in Bokrijk. Dat is echter nooit gebeurd en alles is teruggekomen naar de gemeente Maldegem, met de vraag om het naast het stoommuseum te brengen. Al het materiaal stond in kisten en stond op den duur in de weg van de gemeente Maldegem. Zo is de vraag bij mij gekomen om het open te stellen. Dan heb ik zelf eigenhandig in 2002 die historische wagenmakerij opgesteld. Naast de wagenmakerij zijn er vele oude (landbouw)gereedschappen en klein huishoudelijk materiaal uit de plattelandssfeer van vroeger te zien. Hiervoor heb ik mijn koeienstal omgebouwd. Op de zolderverdieping heb ik meerdere compartimenten volgens een themakamer ingericht. Materiaal dat bijvoorbeeld een hoefsmid gebruikte, staat zo mooi gegroepeerd, maar ook materiaal gebruikt om te melken, bakken, klompen te maken… staat zo samen opgesteld volgens een passende setting van weleer. In de oude paarden- en zeugenstal staan tot slot nog mijn oude tractoren. Dat zijn over de 50 stuks. Ik zou ze eens moeten natellen om zeker te zijn hoeveel het er zijn. (lacht).
Verzameling oude tractoren
Je hebt ook veel opendeurdagen rond een bepaald thema georganiseerd.
Ja, de laatste 20 à 30 jaar is er bijna jaarlijks een opendeurdag op de tweede zondag van september in een bepaald thema geweest. Meestal stond dan een tractormerk in de schijnwerper. Dat vormde dan een drijfveer om een tractor gerestaureerd te krijgen. Maar we hebben van alles gedaan: maïs gehakseld, trekkertrek, gedorst op oude wijze, van graan tot brood uitgebeeld… Aan die opendeurdagen was altijd veel werk en het weer viel niet altijd mee. Gelukkig heb ik altijd veel vrienden en vrijwilligers gehad om dat mee rond te krijgen. Maar ja, we worden ouder en veel vrienden en kennissen zijn al gestorven of zijn slechter te been, waardoor helpen niet meer lukt. Dat maakt ook dat het vorig jaar de laatste keer was dat een opendeurdag hier is doorgegaan. Het wordt te lastig om te organiseren en vrijwilligers vinden is moeilijk.
Heb je een voorliefde voor een bepaald tractormerk?
Niettegenstaande ik veel Ford-tractoren heb, is er hier geen voorliefde voor. Zelf rij ik heel graag met mijn Lanz en Porsche. Daarnaast heb ik een voorliefde voor de tractoren die op het bedrijf van mijn ouders en mezelf actief waren. De eerste tractor die mijn ouders kochten van een buur was een David Brown 850, gevolgd door een Ford 3000 en een Deutz-Fahr DX 85. Als ik mijn land ging bewerken, nam ik ze alle 3 mee. De Deutz werd gebruikt om te ploegen, op de David Brown stonden dubbele wielen en die legde het land klaar, aan de Ford tot slot hing een meststofstrooier en ik sprong van de ene op de andere.
Hoe pak je jouw restauraties aan?
De carrosserie laat ik zandstralen en dan begin ik er zelf aan. Rotte delen uitslijpen, nieuwe stukken inlassen, herstellen wat nodig is, schuren en plamuren, om tot slot te verven. Je kan niet geloven hoeveel werk er soms aan is. Met 1 spatbord te herstellen ben ik soms meer dan een week bezig. Ik krijg ook hulp van bevriende oldtimerliefhebbers, zeker op het vlak van motorrevisies. Het plaatsen van nieuwe elektriciteitsbedrading besteed ik wel volledig uit aan een bevriende specialist. Ik restaureer maximum 2 tractoren per jaar, maar dat lukt niet altijd. Door ouder te worden is de zin erin ook wat geminderd. In de zomer is er bijna alle weken bezoek aan het museum, waardoor ik minder snel aan het restauratiewerk toekom. Dat is echt winterwerk. Ik heb een goede verwarmde werkplaats waar ik vele uren zit.
Op welke basis koop je tractoren?
Daar zit geen vast stramien in en dat kan soms eigenaardig gaan. Doordat bezoek langskomt krijg ik soms een tip van: ‘daar staat eentje, ik heb nog eentje’. Vaak koop ik ze, soms in enorm slechte staat. Het gaat doorgaans over tractoren uit de jaren 50, zonder cabine. Dikwijls was dat de eerste tractor op het bedrijf van de landbouwer. Achter iedere tractor zit een verhaal. We hebben ook toeren uitgehaald om ze thuis te krijgen: overladen, ‘s nachts gereden. We hebben veel risico’s genomen, dat zouden we nu niet meer doen. We hebben eens een tractor moeten achterlaten onderweg, omdat de wielen begonnen te slepen. Van veel tractoren weet ik van welke gemeente ze komen. Dat is het mooiste aan het verhaal.
Tijd te kort
Hoe ervaren bezoekers het museum?
Heel positief, ze zijn dankbaar bij vertrek en klagen bijna allemaal dat ze te weinig tijd hebben om het museum te bezoeken. Vaak is het een georganiseerde rondrit of dergelijke en is zelfs anderhalf uur tijd te weinig om alles gezien te krijgen. Ik heb al bezoekers uit Australië en Canada mogen ontvangen. Dat kunnen Vlamingen zijn met een landbouwachtergrond die naar ginder zijn uitgeweken en die nu ons land nog eens bezoeken. Niet alle bezoekers hebben een landbouwachtergrond. Ze zijn dan heel onwetend en hun mond valt open als ze zien hoe de landbouw er vroeger uitzag. Het museum is enkel op afspraak open en doorgaans probeer ik mijn zondag toch vrij te houden, op een uitzondering na, om zelf ook zondagsrust te nemen.
Wat mag de toekomst voor jou nog brengen?
De mensen mogen nog altijd op bezoek komen. Ik ga het museum niet meer uitbreiden, want het staat allemaal vol. Graag wil ik nog wat meer genieten van het leven en zelf toertochten doen met de oldtimers. De opvolging is nog een vraagteken. Het zou jammer zijn moest het niet door familie worden verder gezet.