Wat denken consumenten over het ILVO-boek ‘Het komt goed met ons eten’?
Het boek ‘Het komt goed met ons eten’ bevat een inleiding en 6 hoofdstukken, gevolgd door een extra hoofdstuk met reflecties door auteur Joris Relaes. Vermits het boek gericht is naar het brede publiek, vroeg onze redactie aan 6 personen die we kennen om elk 1 hoofdstuk te lezen en daarna hun leeservaring te delen. Zo kregen we een mooie ‘staalkaart’ van wat consumenten over dit boek denken.

Hoofdstuk 1: “Je nieuwsgierigheid wordt geprikkeld”
An Daemen, 61 jaar, is vertaler Frans-Spaans en las voor ons het eerste hoofdstuk ‘Microben, de aanjagers van een nieuwe landbouwrevolutie?’
Het hoofdstuk is met boeiende vlotheid geschreven. De informatie wordt in opbouwende vorm aangeleverd: vragen die de ene paragraaf oproept, krijgen antwoord in een volgende paragraaf. Je blijft niet op je honger zitten. Sterker nog: je nieuwsgierigheid wordt geprikkeld en je wil steeds meer te weten komen. Gaandeweg wordt je bewustzijn aangescherpt, en word je gestimuleerd tot (zelf)reflectie. Voor je het weet, begin je enthousiast rond te vertellen wat je hebt geleerd. En zo wordt de leesmicrobe moeiteloos doorgegeven.
De materie is niet voor iedereen dagelijkse kost. Ik kon terugvallen op mijn kennis die ik vergaard heb dankzij mijn bachelor in Biologie. Lezers met enige affiniteit met het onderwerp worden zeker vlot doorheen de materie geloodst.
Wat ik (onder meer) heb geleerd
Ik leer dat we met microben niet alleen eiwitten kunnen maken, maar ook heel wat vetten, smaakstoffen, vitaminen en pigmenten. Ik leer het verschil tussen kweekvlees en microbiële productie. Ik leer het onderscheid tussen biomassa- en precisiefermentatie, en welke rol gentransfertechnologie daarbij speelt.
Ik begrijp nu beter waarom niet alleen investeerders warm lopen voor fermentatietechnologie, maar ook gevestigde namen uit de klassieke productiesectoren. Gigantische uitdagingen – zoals de opwarming van de aarde, bodemuitputting, groeiende onzekerheid over aanvoer van grondstoffen uit het buitenland – trekken alles en iedereen mee in de denkstroom op zoek naar nieuwe manieren van werken. Wie niet inhaakt, zal vroeg of laat het speelveld moeten verlaten. Flexibiliteit, creativiteit en optimisme zijn onontbeerlijke eigenschappen voor wie vooruit wil.
Ik leer dat Vlaanderen toonaangevend is op het vlak van fermentatietechnologie. Ik maak kennis met bedrijven, instituten en universiteiten actief in de sector. Zij creëren onze toekomst.
Mijn bedenkingen
Ik begrijp de noodzaak tot aanpassing, want het kantelpunt zal er komen. Als consument maak ik me echter zorgen over de impact op onze gezondheid. Hoe veilig zijn én blijven fermentatie- en gentransfertechnologie? Hoe streng en consequent zal er worden gecontroleerd? Zal het microbieel voedsel voor boerderijdieren aan dezelfde strenge controles worden onderworpen? Hoe groot zijn de risico’s?
Als iemand met veel behoefte aan authenticiteit op alle niveaus van het leven, blijft mijn hart kloppen voor de landbouwer en zijn koe, in zijn wei. In mijn naïeve droomwereld zou de klok voor hen nog even mogen blijven stilstaan, zodat zij hun geliefde stiel met een gerust hart zouden kunnen blijven doorgeven aan de volgende generaties.
Het komt goed met ons eten... maar komt het ook goed met onze landbouwbedrijven? De soep wordt nooit zo heet gegeten als ze wordt opgediend. Soep zal er altijd zijn. Maar voor mij liever geen designersoep.
Mijn vraag
‘Kameelachtige antilichamen’: dit begrip wordt diverse keren vermeld, en trok mijn aandacht: waarom precies worden deze specifieke antilichamen vernoemd, en wat maakt hen zo onderscheidend ten opzichte van andere antilichamen?
Hoofdstuk 2: “Een actueel verhaal met een meerwaarde”
Laura Aerts is 19 jaar en studeert Toegepaste taalkunde. Zij las het tweede hoofdstuk ‘Herstel de bodem, red de wereld’.
Dit hoofdstuk start met een verwijzing naar de ‘herstellende landbouw’ in Hansbeke, een deelgemeente van Deinze. Het is meteen duidelijk wat er met die term bedoeld wordt. Als iemand die opgegroeid is tussen de velden, was ik direct geïnteresseerd. In de inleiding zette de uitgebreide beschrijving van de idyllische locatie meteen de toon en doorheen het hele artikel werd ik meegetrokken in de wonderlijke wereld van hoe een innovatieve boerderij herstellende landbouw introduceert.
Moeilijke materie
In dit hoofdstuk komen er te pas en te onpas ILVO-onderzoekers (Koen Willekens, Mathias Cougnon, Tommy D’Hose...) aan het woord, vaak enkel met een quote. Dit leidt soms tot een overload aan informatie. Toch vind ik het een meerwaarde, omdat het de maatschappelijke relevantie aantoont en meegeeft hoeveel mensen aan het onderzoek meewerken. Ondanks het feit dat de inhoud moeilijke materie is, weten de auteurs het makkelijk uit te leggen. De lichtgrijze blokken waarin specifieke zaken kort worden uitgelegd, zijn een zeer leuke toevoeging en behouden de structuur van het artikel. Toch vormden bijvoorbeeld de woorden ‘aaltjes’, ‘veldbonen’ en ‘LVO’ een raadsel voor mij, maar een simpele zoekopdracht op Google maakte het direct duidelijk. Misschien had het kunnen helpen om foto’s toe te voegen.
Toegankelijk woordgebruik
Inhoud is natuurlijk één ding, maar wat me enorm opviel tijdens het lezen, was dat het taalgebruik niet strikt wetenschappelijk was. Dit was een aangename verrassing, want dit hield mijn aandacht vast. Het woordgebruik an sich is toegankelijk en betrekt de lezer in het verhaal. De auteurs zijn ook niet bang om de lezer aan te spreken: met een inbeeldingsspel (op pagina 50) over hoe een bedrijf dat aan herstellende landbouw doet eruitziet, weten ze de lezer direct erbij te betrekken. Afgezien van wat economisch jargon (‘prestatieverbintenis’ en ‘resultaatverbintenis’) was het hoofdstuk eenvoudig te lezen. Verder vond ik het erg verrijkend dat na een eenvoudige uitleg van een moeilijk onderwerp de wetenschappelijke benaming tussen haakjes werd toegevoegd; bijvoorbeeld bij het kaderstuk over de koolstofcyclus, waar het gaat over de stoffen die de wortels van planten afscheiden (exudaten).
Ik heb enorm veel bijgeleerd. Het is geen droge, wetenschappelijke tekst die te veel in detail gaat, maar een actueel verhaal met een meerwaarde. Het is indrukwekkend om te lezen dat landbouwers naast oogsten ook hun bodem en planten moeten beschermen.
Hoofdstuk 3: “Volgens AI en MI komt het goed”
Kris Dens (55 jaar) is productontwikkelaar en manager bij een groothandel in sanitair en verwarming. Hij las het derde hoofdstuk ‘Artificiële intelligentie te land, ter zee en op ons bord’.
Vol verwondering las ik dit hoofdstuk. De taal is helder, de getuigenissen versterken het verhaal en duidelijke voorbeelden in diverse sectoren maken het geheel nog concreter en bevattelijker. Na het lezen van dit hoofdstuk had ik zin om ook de rest van het boek te lezen. Mijn interesse is gewekt, mijn brein begint te werken en MI (‘mijn intelligentie’) produceert het volgende.
Intrede AI in landbouw stelt me gerust
Mijn zoon Ceder voert als doctor in computerwetenschap onderzoek uit naar de verbetering van dataverwerking in de medische sector door middel van AI. Door zijn verhalen kwam ik reeds in aanraking met de mogelijkheden, ontwikkelingen en snelle vooruitgang die AI ons kan brengen. Het is geruststellend om te lezen dat AI ook zijn intrede doet in de sectoren die aan het begin van de voedselketen en aan de wortels van onze aardbol actief zijn. Ik besef nog maar eens dat ‘van boer tot bord’ meer is dan zaaien en oogsten en welke impact ook landbouwers op onze gezondheid en ons milieu kunnen hebben.
Wordt wetenschap ook algemene praktijk?
Is er echter voldoende bewustzijn bij zij die voor de financiële middelen moeten zorgen en wordt er voldoende geïnvesteerd vanuit een gezonder leefmilieu? Ik lees mooie theorieën en kleinschalige proefprojecten, maar wordt wetenschap ook algemene praktijk? Volgt de chaos van onze samenleving die snelle vooruitgang en staat ze die op de juiste manier toe?
Laten we hopen en geloven dat de positieve boodschap die het boek brengt – samen met de vele geloofwaardige getuigenissen van mensen met kennis van zaken – een verhelderend licht kunnen werpen op de toekomst en op de humanitaire rol van de landbouw en de voedselindustrie. Volgens AI en MI komt het goed.
Hoofdstuk 4: “Goede introductie tot de problematiek”
Margaux Albertijn is 26 jaar en juridisch assistent. Zij las het vierde hoofdstuk ‘Water en land: hoe vermijden we schaarste?’
Een wetenschappelijk boek lezen over een sector waar ik weinig tot niets mee te maken heb? Mijn vinger stond klaar op de zoekbalk van VanDale.nl om jargon op te zoeken. Gelukkig kon ik dat tabblad snel sluiten.
Gespecialiseerde kennis niet echt nodig
Het vierde hoofdstuk beslaat het bredere onderwerp van water en land, onder meer naar aanleiding van de periodes van droogte in Vlaanderen en het schabouwelijke omgevingsbeleid dat ons land al wel even plaagt. Het klonk als een onderwerp waar gespecialiseerde kennis voor nodig is, maar in de praktijk viel dat wel mee.
Er worden verscheidene onderwerpen aangehaald in het hoofdstuk, maar die worden steeds relatief kort en erg toegankelijk behandeld. Het tempo waarmee al die verschillende materies aan bod komen, stoort ook niet: de stijl neemt je vlotjes mee in het verhaal. Concepten waarmee ik niet bekend was, werden in verdiepende kaders steeds kort uitgelegd. Al moet ik toegeven dat de lay-out daarvan me enigszins deed denken aan mijn schoolboeken van weleer.
Scherpe, maar geen onterechte kritiek
De kennis en expertise van de diverse ILVO-wetenschappers die aan bod kwamen, was duidelijk en helder. Vanuit die expertise werd er regelmatig kritiek geleverd op eerdere besluiten of op het huidige beleid. Die kritiek was scherp, maar kwam door de heldere onderbouwing en fundering van de argumenten niet onterecht over. Wat ik ook een pluspunt vond, was dat er, waar mogelijk, concrete oplossingen werden aangereikt. Zo wordt het geheel een goede basis voor dialoog.
Als leek vond ik het een goede introductie tot de problematiek, die de artikelen in de algemene kranten over dezelfde onderwerpen goed kadert. Tegelijkertijd mis ik een doorverwijziging. Waar ik helemaal achteraan een bibliografie heb gevonden, had ik een thematisch kader om meer te leren over bepaalde onderwerpen persoonlijk nuttig gevonden. Nu blijft het bij een introductie.
Hoofdstuk 5: “Veel onderzoek om planten sterker te maken”
Vanille Dujardin is 26 jaar en zelfstandig journalist. Ze las het vijfde hoofdstuk ‘Nieuwe gentechnologie: de kip met de gouden eieren?’
Dit hoofdstuk vond ik niet gemakkelijk. Er komt veel technische informatie aan bod en als je zelf niet in de landbouw of de wetenschap werkt, zijn sommige stukken best zwaar. Ik botste soms op moeilijke termen, zoals ‘hybriden’, ‘monocultuur’ of ‘high throughput phenotyping’, en moest sommige stukken 2 keer lezen om te begrijpen waarover het ging.
Aangename schrijfstijl, moeilijke passages
De schrijfstijl is wel aangenaam en spreekt de lezer rechtstreeks aan. Dat maakt het persoonlijker en luchtiger. Het begin met de banaan en de koffie – die symbool staan voor de risico’s die we lopen door genetische vernauwing – vond ik sterk: die voorbeelden maken meteen duidelijk waar het over gaat en waar-om genetische diversiteit belangrijk is. Dat de bananen die we eten eigenlijk allemaal klonen zijn, wist ik niet. Daardoor besef je dat die vrucht kwetsbaar is voor ziektes. Dat voorbeeld hielp me om de rest beter te kunnen volgen.
Toch haakte ik af bij enkele passages. Het stukje over kwaliteitscontrole bijvoorbeeld: daar gaat het over bakkwaliteit, resistentie tegen schimmelinfecties, vroeger afrijpen, hoger zetmeelgehalte, cadmium- en arseengehalte of aaltjespopulaties. Voor iemand zoals ik betekent dat eerlijk gezegd weinig. Deze details zijn wellicht interessant voor landbouwers of onderzoekers, maar ze maakten het voor mij (een gewone lezer) minder toegankelijk.
Wat me ook opviel, is dat er veel nadruk ligt op het ILVO. Bijna alle experts die aan het woord komen, zijn van het ILVO. Het voelt soms wat eenzijdig en bijna als reclame aan. Een voorbeeld: de inleiding van het hoofdstuk noemt het boek ‘vreselijk boeiend’. Persoonlijk vond ik ook dat de afbeeldingen geen meerwaarde boden, want ik begreep ze niet.
Nieuwe technieken en hun toelating
Wat ik wél meeneem, is dat er enorm veel onderzoek gebeurt om planten sterker en beter te maken, en dat er nu nieuwe technieken bestaan zoals Crispr. Het idee klinkt indrukwekkend, maar ik begreep niet alle details. Het voorbeeld van bittervrije cichorei vond ik dan weer concreet en interessant.
Na het lezen blijf ik wel met enkele vragen zitten. Als deze technieken zo veilig en veelbelovend zijn, waar-om duurt het in Europa dan zo lang om ze toe te laten? En hoe weet ik straks als consument of mijn eten via Crispr of andere technieken bewerkt werd? Volgens mij is transparantie hier cruciaal, want ik wil weten wat ik eet.
Kortom: dit hoofdstuk heeft me zeker iets bijgeleerd, maar ik vond het soms te technisch, te veel gericht op ILVO zelf, en te moeilijk voor iemand van buiten de sector.
Hoofdstuk 6: “Gestructureerd overzicht van evolutie eetpatronen van consument”
Thierry Vanhumbeeck (57 jaar) is freelance sales & marketingcoach in food, foodservice en foodretail. Hij las hoofdstuk 6 ‘Avonturen in de keuken: Ons Kookboek op de schop?’
Dit hoofdstuk geeft een gestructureerd overzicht van de evolutie van de eetpatronen van de Westerse consument door-heen de laatste 100 jaar. Het is goed te plaatsen tegenover de industriële revolutie en de evolutie van de landbouw door-heen deze periode. Ook de geopolitiek wordt hierin meegenomen (actueler kan het niet).
De regie over de voedselstromen is snel veranderd. Ook hier werd de macht overgenomen door grotere partijen, hogerop in de keten. Met name de grote retailers bepalen wat we eten, wanneer, waar en tegen welke prijs. En uiteraard is geldgewin hierin de driver. De impact die dit alles heeft op milieu en mens is duidelijk een bijzaak voor deze actoren. In de kader-stukken worden enkele bedenkingen hierbij goed uitgelicht. Dit versterkt onderbouwing en de vertaling naar de praktijk van de opgebouwde redenering (dioxinecrisis, obesitas...).
Nood aan relativering in eiwittransitie
In dit hoofdstuk wordt ook duidelijk de nood aan relativering geschetst ten opzichte van de hype rond de eiwittransitie. Dit is duidelijk geen eenzijdig positief verhaal. De impact op milieu, gezondheid en wereldeconomie is niet altijd positief. De wetenschappelijke kennis rond de effecten op lange termijn is nog te beperkt. Met name het gezondheidseffect op die lange termijn is nog zeer onduidelijk.
En dan wordt de brug gemaakt naar de voedselveiligheid binnen de nieuwe bewaartechnieken en teeltmethodes. Ook hier zijn er nog veel onzekere factoren die op termijn moeten worden uitgeklaard.
Naar het einde toe zou er nog een praktijkcase van een start-up of scale-up bedrijf kunnen worden toegevoegd. Er worden inderdaad belangrijke investeringen toegekend in deze ontwikkelingsfase, zowel vanuit de overheid als de privésector. Zijn die investeringen verantwoord? Op welke termijn verwachten we hier economisch rendement?
Goede mix
De titel van het hoofdstuk stemt wat mij betreft niet helemaal overeen met de inhoud. Het creëert eerder de verwachting dat er concrete inzichten zullen worden gedeeld over hoe het kook- en eetgedrag van de Westerse consument in de komende decennia zal evolueren. Welk effect zouden sociale media kunnen hebben op deze evolutie? Wat met de demografie, eenpersoonsgezinnen, maaltijdboxen, keukentechnieken...? En hoe zal de buitenhuisconsumptie evolueren?
Het hoofdstuk is vlot geschreven dankzij helder taalgebruik en een goede mix van academische en praktijkgerichte elementen. Hierdoor is het verhaal goed opgebouwd en zeer leesbaar. Het ontbreekt wel enigszins aan een toekomstvisie richting 2050 rond deze materie.
Hoofdstuk 7: Oplossingspaden van Joris Relaes
Jan Van Bavel (57 jaar) is journalist Plantaardige productie bij Landbouwleven. Hij las hoofdstuk 7 ‘We moeten samen de hand aan de ploeg slaan’.
In het afsluitende hoofdstuk deelt Joris Relaes enkele reflecties bij de bredere context waarin de technologieën en trends uit de vorige hoofdstukken zich ontwikkelen. Relaes onderscheidt 4 grote tendensen die de agrovoedingssector de voorbije decennia hebben gekleurd: innovatie heeft de primaire productie aangedreven, de globalisering heeft zich sterk doorgezet, grote private actoren zijn een belangrijke rol gaan spelen en onze eetpatronen zijn veranderd. Hij kijkt met een vrij positieve bril naar de diverse vraagstukken die daarbij komen kijken, zoals het voedselvraagstuk. Logischerwijs is Relaes ervan overtuigd dat innovatie ook in de toekomst het milieu- en klimaatvraagstuk dat bij de voedselproductie hoort, zal oplossen. Het tegendeel zou me van de grote baas van een belangrijk landbouwonderzoeksinstituut hebben verwonderd.
Diversiteit voedselproducenten
Relaes belicht ook 5 categorieën van landen in de wereldvoedselmarkt, die zich met diverse snelheden ontwikkelen. België behoort tot de eerste categorie van de ‘gevestigde voedselproducenten’. Brazilië is een mooi voorbeeld van de tweede categorie van de snelgroeiende ‘nieuwe voedselproducenten’. China en India staan dan weer – elk met een bevolking van meer dan 1 miljard mensen – symbool voor een derde groep landen die net genoeg voedsel produceert om hun groeiende bevolking te voeden. Een vierde en vijfde groep landen zijn niet zelfvoorzienend, zoals olieproducerende landen (Saudi-Arabië, Qatar...), maar ook Japan en Zuid-Korea.
Voedselonzekere landen
Ook een landbouwjournalist leert nog elke dag bij. Zo wist ik niet dat ‘bakermat van de maïsplant’ Mexico sinds 1980 tot het lijstje ‘voedselonzekere landen’ behoort. Het is intussen de grootste importeur van maïs in de wereld. Ik had ook nog nooit gehoord van het ‘Haber-Boschproces’ en de zogenaamde ‘ABCD-bedrijven’. Iets meer toelichting bij deze termen was wenselijk geweest.
Relaes reikt ook enkele ‘oplossingspaden’ aan voor een duurzame voedselproductie voor 10 miljard mensen. Daarbij hoort ook het Vlaamse model, dat veel troeven maar ook uitdagingen heeft. Hij besluit terecht dat het een wonder blijft dat we er als maatschappij in slagen om inwoners van grootsteden zoals Londen (bijna 10 miljoen inwoners) elke dag opnieuw te voorzien van 3 gevarieerde maaltijden. Dat blijft een heuse krachttoer.