Joost Dessein over de Vlaamse landbouwvisie: "Waarom krijgt Farmers Defence Force geen plaats aan de tafel?"
Joost Dessein (UGent) heeft weinig goede woorden voor de toekomstige Vlaamse landbouwvisie. Het proces om tot een visie te komen mist lef en verbeeldingskracht, is niet inclusief en een gemiste kans, zegt de landbouwsocioloog. “Wat mij betreft is deze Vlaamse landbouwvisie ten dode opgeschreven.”

Eind september organiseerden opdrachthouder Guido Van Huylenbroeck en de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij (SALV) een eerste forum over de toekomstige Vlaamse landbouwvisie 2050. Verschillende sprekers maakten hun opwachting op het event, maar een zeldzaam kritisch geluid kwam van Joost Dessein, professor Voedselsystemen aan de Universiteit Gent. “Het forum was een ontgoocheling. Zoals verwacht eigenlijk, gegeven de manier waarop heel het visievormingsproces in elkaar zit”, blikt hij terug op de namiddag.
De namiddag blonk uit in de afwezigheid van verbeelding, zei u in het Vlaams parlement. Wat bedoelt u daar precies mee?
Je hebt lef nodig om een visie te maken. Daarvoor moet je durven nadenken over de samenleving waarin we willen leven, los van de concrete uitdagingen van vandaag. Je moet afstand nemen van de waan van de dag, maar dat vraagt natuurlijk verbeeldingskracht.
Op het forum passeerden echter vooral cijfers over de huidige landbouwsector en beleidskaders, wat je moeilijk visionair kunt noemen. Het debat met de jonge boeren was ook tekenend. Zij hebben elk hun eigen bedrijf voorgesteld, de knelpunten waar ze mee kampen en hun plannen voor de toekomst. Die besognes van individuele boeren hebben echter weinig te maken met een visie voor onze landbouw.
Pas op, het is niet zo dat ik mijn specifieke visie miste. Er zijn heel veel verschillende visies mogelijk, maar er was gewoon geen visie. In die zin was het forum absoluut een gemiste kans, maar deze opmerkingen gelden voor het hele visievormingsproces. Ze vertrekken bijvoorbeeld van een SWOT-analyse over de uitdagingen van vandaag. Dat heeft weinig met een langetermijnvisie te maken.
De focus ligt te veel op het heden?
Dat is het eerste probleem. Ik merk ook dat slechts een beperkte groep actoren mee mag schrijven aan de landbouwvisie. Met alle respect voor de SALV, maar door ervoor te kiezen om enkel met de leden van de SALV een landbouwvisie te maken, sluit je veel groepen uit. Vooral gevestigde boerenorganisaties zoals Boerenbond en Bioforum, de sectororganisaties en de voedingsindustrie schrijven mee aan de landbouwvisie, de gevestigde actoren binnen het agribusiness-complex zeg maar.
Begrijp me niet verkeerd, dat zijn waardevolle spelers, maar van de gevestigde waarden moet je geen visionaire inzichten verwachten, juist omdat ze gevestigde machten zijn. Innovatie – en dan heb ik het niet over louter technologische vooruitgang – komt vaak van de kleine groepen die al werken aan de samenleving van de toekomst. Ik mis bijvoorbeeld een Voedsel Anders, de koepelorganisatie van agro-ecologische bewegingen, maar evengoed – al sta ik mijlenver van hun gedachtegoed af – organisaties zoals Farmers Defence Force of de mensen van het Turnhouts Vennengebied. Waarom krijgen die nieuwe organisaties geen plaats rond de tafel?
Het zijn ook die groepen die mee de boerenprotesten in 2024 trokken.
Inderdaad. Initieel waren de boerenprotesten niet ontstaan vanwege de tweespalt tussen natuur en landbouw. Boeren kwamen op straat voor rechtszekerheid en een eerlijk inkomen. Daarom waren ook zowel Voedsel Anders als de boeren van het Turnhouts Vennengebied op hetzelfde protest te vinden. In de onderhandelingen die volgden op de protesten is het narratief veranderd, en kozen de grote vakorganisaties voor de polarisatie en natuur als boeman. Zij hebben dat spelletje briljant gespeeld.
Vreest u dat hetzelfde gaat gebeuren met de visievorming?
Het voordeel van de twijfel is natuurlijk aan de betrokkenen, maar ik ben sceptisch. Enerzijds dus omdat een aantal groepen uitgesloten worden, maar ook omdat die SWOT-analyse per subsector wordt gemaakt. Dat is een heel enge kijk op de landbouw, die afbreuk doet aan het systemische karakter van de landbouw, én aan de relatie van de landbouw met de rest van de samenleving. Het is ook weinig ambitieus om een sector zelf zijn eigen analyse over zijn sterktes en zwaktes te laten maken.
Het proces is ook zo opgezet dat de sterke spelers bevestigd worden in hun sterkte. Voor een kleine organisatie als Bioforum zijn dergelijke vergaderingen een onwaarschijnlijke tijdsinvestering. Ze strijden met ongelijke wapens tegen grote vakorganisaties met een eigen studiedienst die een dik dossier voorbereiden, en die met een grote vertegenwoordiging op elke vergadering aanwezig zijn. Dat is het recht van de sterkste, maar alternatief zou je ook een meer inclusieve setting kunnen creëren waarin alle stemmen een gelijke kans krijgen.
Een visie over de landbouw an sich is passé
Daarvoor heb je eigenlijk een procesbegeleider nodig die een expert is in het maken van visies. Hoe zet je een eerlijk, rechtvaardig en inclusief proces op om tot een echt innovatieve visie te komen? Dat is de expertise die ik nu mis in heel deze oefening. Die expertise zit niet in het kabinet van Brouns of in de SALV. En de keuze voor de opdrachthouder toont ook aan dat zij de noodzaak hiervan niet inzien. Het is een gemiste kans.
Is deze Vlaamse landbouwvisie dan al ten dode opgeschreven?
Wat mij betreft wel. Anderen zullen zeggen van niet, of willen gewoon het vakje afvinken, omdat het zo in het regeerakkoord staat. Weer anderen vinden het hun goed recht om als sector zelf een eigen visie op te stellen.
Je kan echter geen visie maken voor een sector, zonder de positie van die sector in de samenleving fundamenteel te bevragen. Heel de samenleving zou aan een visie over de landbouw moeten werken. Een visie over de landbouw an sich is dan ook passé. Er wordt niet voor niets steeds minder over landbouwsystemen gesproken, maar eerder over voedselsystemen.
Je kan geen visie over landbouw maken zonder de rol van de retail en de voedselverwerkers in vraag te stellen. Je kan geen visie maken over landbouw zonder rekening te houden met welvaartsziektes zoals obesitas, diabetes en hart- en vaatziekten. Waarom kan ik in of rond het station van Gent-Sint-Pieters geen gezonde voeding vinden? Een belangrijke vraag voor een landbouwvisie kan zijn hoe de landbouw kan bijdragen aan een gezonde voedselomgeving rond openbaar vervoer, scholen, bedrijven... Daar liggen tal van kansen voor de landbouw, maar als je de sector voor zichzelf een visie laat schrijven, komen die vragen waarschijnlijk niet bovendrijven.
De belangrijkste vraag voor deze organisaties is eerder ‘Hoe verzekeren we onze plaats in de toekomst?’ terwijl de meer toekomstgerichte vraag is ‘Wat voor samenleving willen we en hoe kan de landbouwsector, in al haar veelzijdigheid, daaraan bijdragen?’.
Zijn er voorbeelden van een goede visievorming voor een voedselsysteem waardoor Vlaanderen zich kan laten inspireren?
Een aantal Zuid-Amerikaanse landen koppelen hun visie voor het voedselsysteem aan schoolmaaltijdprogramma’s. Met die schoolmaaltijden bieden ze niet alleen gezonde maaltijden aan kinderen, tegelijkertijd zorgen ze voor kansen voor lokale landbouwers die de voeding voor de maaltijden produceren. Om zoiets op poten te zetten heb je niet alleen de landbouwsector nodig, maar een breed gamma aan maatschappelijke spelers.
Kracht van leiderschap
In de vroegste fase van de Europese landbouwvisie zaten niet alleen landbouworganisaties aan tafel, maar bijvoorbeeld ook vertegenwoordigers van milieugroepen. Is die visievorming een beter voorbeeld dan die van Vlaanderen?
Het is zeker een interessant voorbeeld, maar de waarde van een visietekst is gekoppeld aan de kracht van het leiderschap. Als je een mandaat krijgt om een visie te ontwikkelen, maar achteraf wordt de visie door tal van lobbygroepen terug afgezwakt, is die visie een maat voor niets gebleken. Integendeel, het is zelfs een stap terug. Dat is er gebeurd met de Europese landbouwvisie naar aanleiding van de boerenprotesten.
Het gevaar van een visie is de vrijblijvendheid ervan. Als minister Jo Brouns als mandaathouder bij de minste tegenstand terugkrabbelt, is er weinig bereikt. In het verleden zijn een aantal visie-oefeningen rond voeding en landbouw stilgevallen, omdat een grote speler plots de stekker eruit trekt. Dan heb je een sterke minister nodig die de rug recht en die voet bij stuk houdt.
Vermoedelijk zal de oefening nu wel landen. Brouns heeft zich immers geëngageerd. Het kritieke punt komt daarna, wanneer de adviezen in de visietekst geïmplementeerd moeten worden. Daar is voor zover ik weet nog geen plan voor. Het blijft vaag wat er met die visie gaat gebeuren eenmaal die afgerond is, en wie ervoor zal zorgen dat het ook echt uitgevoerd wordt. Het gevaar dreigt dat grote spelers zoals VLAM, Fedagrim of Boerenbond zich terugtrekken, omdat het plots toch te concreet wordt en niet langer bij een vrijblijvende denkoefening blijft. Die spelers grijpen ook al eens een crisis aan om maatregelen terug te schroeven, terwijl een crisis juist een slecht moment is om aan beleid te sleutelen. Iemand moet de uitvoering van de visie op de rails houden.
Een landbouw zonder landbouwers
Is het ‘the point of no return’ voor onze landbouw zonder een echt visionaire landbouwvisie?
De landbouw is al vaker door crisissen gegaan en de sector bestaat nog steeds. Binnen 100 jaar zal onze voedselproductie ook niet in gevaar zijn. Het aantal landbouwers daalt echter ontzettend snel. Je krijgt daardoor steeds grotere bedrijven. Dezelfde trend zie je ook in de voedselverwerking, met enorm grote multinationals. Kijk maar naar de concentratie in de aardappelsector.
Als we niet ingrijpen, blijven er binnen 20 jaar nog maar weinig boeren over. Dat kan afhankelijk van je wereldbeeld een valabele uitkomst zijn voor de samenleving: geen familiebedrijven meer, maar een paar grote agriconcerns. Als we die kleinere familiebedrijven met bijhorend landschap, cultuur en dynamiek – denk aan de nabijheid tot de consument – echter waardevol vinden, moeten we nu wel ingrijpen als samenleving. Dan heb je ook een visie nodig die zegt welke richting we uit willen met ons voedselsysteem als samenleving.
In die zin ben ik bezorgd, want mijn wereldbeeld is er een mét boeren. Dat hoeven natuurlijk geen keuterige Bokrijk-boeren te zijn. Integendeel, hoogtechnologische innovaties hebben zeker hun plaats. Als we echter verderdoen zoals we nu bezig zijn, zullen er heel wat boeren verdwijnen. En elke boer die verdwijnt, komt nooit meer terug.

De grond zal wel ingenomen worden door grote agrarische bedrijven. Ik ben dan ook niet bezorgd dat mijn kleinkinderen geen eten zullen hebben, maar wel dat zij geen landbouwers meer zullen tegenkomen. Dat zou ik een verarming van onze samenleving vinden. Mijn persoonlijke visie doet er echter niet toe, maar je moet je tenminste de vraag stellen, zodat het beleid niet blind vaart.
De verantwoordelijkheid voor het beleid is verpletterend. We weten uit onderzoek dat zelfregulering jammer genoeg niet werkt. Er zijn beleidsmakers nodig die duidelijke en rechtszekere richtlijnen durven uitzetten en handhaven. Daarvoor zijn fundamentele keuzes nodig over het soort landbouw dat we willen, want alle vormen van landbouw zijn niet tegelijkertijd mogelijk. De grote knijpen de kleintjes immers dood. Dat zie je bijvoorbeeld in de discussie rond toegang tot grond: hoe groter en rijker je bent, hoe meer grond je kan vergaren. Dat zie je in de macht van de grote voedselverwerkende bedrijven, die contracten aanpassen zonder dat boeren weerstand kunnen bieden. Geen keuzes maken, en alle vormen van landbouw toelaten, zorgt juist voor een onrechtvaardig systeem.
Je ziet dat de EU veel regelgeving rond handhaving terugschroeft door druk vanuit de sector.
Beleid dat richting geeft, rechtszekerheid biedt, maar ook handhaaft is in het algemeen belang. Als minister van Landbouw hoor je eigenlijk niet de pleitbezorger van de sector te zijn, net zoals een minister van Mobiliteit niet de verdediger is van de auto, of een minister van Onderwijs de verdediger is van leerkrachten. Een minister van Landbouw zou de samenleving moeten verdedigen, kijken hoe zijn beleidsdomein kan bijdragen aan de samenleving die we voor ogen hebben. Laat het verdedigen van de sector maar over aan de vakorganisaties.
Er wordt wel eens gesuggereerd dat ik ‘tegen de Boerenbond’ ben, maar het is essentieel dat organisaties zoals Boerenbond als een soort vakbond de boeren verdedigen. Ik ben echter allergisch aan de vermenging van Boerenbond met de politiek. Dat is een van de pijnpunten van onze structuur.
Het participatiemodel heeft zijn keerzijde?
Het is nefast dat een politieke partij en een vakorganisatie zo verstrengeld zijn met elkaar. Dat is niet in het belang van beiden en zorgt voor een concentratie van macht. Dat zag je in de nasleep van de boerenbetoging en in de opzet van de landbouwvisie.
Een minister hoort dan als eerste de organisaties waarmee het verstrengeld is, en niet de kleinere buitenstaanders?
Je kan vinden dat Boerenbond als grootste vakorganisatie het recht heeft om in een democratie met veel gewicht de toon te zetten. Er zijn echter zoveel mogelijk verschillende stemmen nodig rond de tafel om een visie te vormen, zodat niet enkel de meerderheid vertegenwoordigd is. Innovatie komt nooit of maar zelden van de meerderheid.
Is het niet eerder een kwestie van organisaties zoals Boerenbond zo vroeg mogelijk bij de visievorming op de kar te krijgen, zodat ze later hun handen er niet vanaf trekken?
Het is goed dat die organisaties erbij betrokken zijn, maar het is niet genoeg. De logica van deze organisaties eerst hun eigen visie te laten uitwerken voor de landbouw, met natuurlijk een rol voor zichzelf, werkt alleen maar polarisatie in de hand. Ze gaan die immers natuurlijk verdedigen tegen andere visies voor onze omgeving, zoals die van natuurorganisaties of het Plattelandspact. In plaats daarvan zouden we samen in het algemeen belang, aan een visie voor de samenleving moeten werken. Nu klink ik als een pastoor, maar ik meen het wel.
(Ten tijde van dit interview nam Voedsel Anders nog niet deel aan de vorming van de Vlaamse landbouwvisie. Ondertussen was de organisatie aanwezig op een eerste overlegmoment.)