Strijd tegen paratbc loont
87% van de Vlaamse melkveebedrijven die een screening lieten uitvoeren, behaalde een A-niveau inzake paratuberculose (paratbc). Dit is de hoogste score van de afgelopen 5 werkjaren. Dat bewijst dat volgehouden inzet loont en dat melkveehouders er steeds beter in slagen om het risico op een besmetting met paratuberculose te beperken.

Paratuberculose (paratbc of ziekte van Johne) komt wereldwijd voor bij herkauwers en is vooral een probleem in de intensieve (melk)veehouderij. Het is een chronische, progressieve infectie van de dunne darm, die veroorzaakt wordt door Mycobacterium avium subspecies paratuberculosis (MAP). Deze kiem is zeer resistent en kan daardoor lang overleven in de omgeving, soms meer dan een jaar, in de mest en op de weide. Er bestaat geen behandeling. De enige manier om paratuberculose te bestrijden is voorkomen dat jonge dieren besmet worden.
Minder melk en vervroegde afvoer
Aangepaste bioveiligheidsmaatregelen en een optimaal bedrijfsmanagement zijn cruciaal voor een succesvolle preventie van paratuberculose. Een met paratuberculose besmet dier produceert per dag ongeveer 5 kg minder melk dan een gezonde koe. Onderzoek in Nederland leert dat een besmet bedrijf met pakweg 50 melkkoeien hierdoor een inkomensverlies kan lijden van ongeveer 6.000 euro per jaar. Voorts leidt paratuberculose ook tot een vervroegde afvoer van de dieren en tot een lagere slachtwaarde.
De infectie slaat hoofdzakelijk aan bij jonge kalveren tot de leeftijd van 6 maanden, hoewel volwassen dieren ook nog besmet kunnen raken. Hoe jonger het kalf, hoe gevoeliger het is om een infectie op te lopen. Ze nemen de bacterie op door het drinken van biest of melk van een besmette koe. Anderzijds kunnen ze besmet worden door opname van de bacterie uit de stalomgeving: mest, bedding, voederbakjes... De stalomgeving wordt besmet door mest van volwassen dieren, die de bacterie in de mest kunnen uitscheiden.
Eerste ziektetekens na 2 jaar
Na opname door het kalf gaat de bacterie voor enkele jaren in een rustfase over. Ten vroegste op de leeftijd van 2 jaar en meestal bij extra belasting van de darm (bijvoorbeeld overschakeling droogstand naar lactatierantsoen na kalving, omweiden…) kunnen de eerste ziektetekens zichtbaar worden. Niet elk besmet kalf zal de ziekte effectief doormaken.
Ziektetekens zijn onder meer een waterige diarree, die kan komen en gaan en waarbij behandeling geen effect heeft. De eetlust blijft goed, maar de melkproductie daalt en het dier vermagert. Door het voortdurende eiwitverlies langs de darm kan er oedeem onder de kin ontstaan. Daarnaast kunnen ook een verhoogd celgetal, een verhoogde incidentie van klinische mastitis, een verminderde vruchtbaarheid en een toegenomen gevoeligheid voor andere ziekten aan paratuberculose worden toegeschreven.
Financiële steun van Sanitair Fonds
Het paratuberculoseprogramma is erop gericht om melkveehouders hierbij te ondersteunen. Dit programma, dat startte in 2006, is telkens over 2 werkjaren verspreid en loopt met de financiële ondersteuning van het Sanitair Fonds. Deelnemen aan het paratuberculoseprogramma is niet verplicht, maar toch blijft de deelnamegraad stabiel op ongeveer 95%. In totaal namen 3.065 melkveehouders deel aan het paratbc-programma. Daarvan moesten er het voorbije werkjaar 1.842 (ongeveer 60%) een screening uitvoeren.
Met een onderzoek van serum of melk wordt nagegaan of een dier antistoffen tegen paratuberculose heeft, wat wijst op contact met de bacterie. In het afgelopen werkjaar koos iets meer dan de helft van de veehouders voor een bemonstering via de dierenarts (bloed of melk), bij de overige veehouders gebeurde de bemonstering via MPR. Uit de resultaten bleek dat bijna 98% van alle ingezonden bloed- en melkmonsters negatief was. Dat betekent dat bij deze dieren geen aanwijzingen werden gevonden voor paratuberculose.
Mestonderzoek
Wanneer bloed- of melkonderzoek een positief resultaat oplevert, kan ervoor worden gekozen om na te gaan of het dier de bacterie actief uitscheidt (en dus een acuut gevaar vormt voor de andere dieren). Dat gebeurt via een mestonderzoek. In het voorbije werkjaar werden 1.086 mestmonsters ingestuurd, afkomstig van 531 bedrijven. Van alle onderzochte monsters bleek 89,4% negatief.

Maar liefst 87% van de bedrijven die een screening lieten uitvoeren, behaalde een A-niveau. Dit is de hoogste score van de afgelopen 5 werkjaren. Vijf jaar geleden lag dat percentage nog op 83,80% (zie figuur 1).
Drie niveaus
Inzake paratbc zijn er 3 niveaus.
A-niveau Bedrijven met een A-niveau
B-niveau Bedrijven met een B-niveau hebben eerder een gematigd risico op de aanwezigheid van ziektekiemen in de melk, omdat de positieve dieren die werden teruggevonden binnen de algemene opruimingsperiode werden afgevoerd. Deze bedrijven worden jaarlijks serologisch gescreend. Net als de bedrijven met een A-niveau kunnen deze genieten van een financiële tussenkomst van het Sanitair Fonds.
C-niveau Bedrijven met een C-niveau hebben een ongekend of een hoger risico op de aanwezigheid van ziektekiemen in de melk. Op deze bedrijven werden onvoldoende onderzoeken uitgevoerd en/of positieve dieren werden niet of te laat van het bedrijf verwijderd. Deze bedrijven worden jaarlijks serologisch gescreend, maar kunnen geen beroep doen op de financiële steun van het Sanitair Fonds.





