Groentedemo’s op Werktuigendagen belichten irrigatie en fertigatie
Ook tijdens de voorbije editie van de Werktuigendagen bood het groenteplatform weer een brede waaier aan demonstraties en innovaties. Zo waren er demonstraties rond vooropkomstirrigatie en kreeg je uitleg over een verfijning van de fertigatiestrategie en de tripsaanpak in de preiteelt.

Door de klimaatverandering zullen we in de toekomst wellicht vaker te maken krijgen met intense droogteperiodes en hogere temperaturen. Samen met een schrale en uitdrogende wind hinderen dergelijke weersomstandigheden tijdens of kort na de zaai vaak de uniforme kieming en opkomst van fijnzadige groenteteelten, zoals wortelen, pastinaak, uien en witloof. Daardoor groeit de nood aan meer efficiënte irrigatietechnieken.
Vooropkomstirrigatie
Vaak is vooropkomstirrigatie noodzakelijk om een optimale kieming, opkomst en standdichtheid van het gewas te garanderen. Binnen het demonstratieproject ‘KIEM – Kleinzadige groenteteelten Irrigeren met Efficiënte Methoden voor een optimale kieming en opkomst’ werden dit jaar op 3 Vlaamse praktijkbedrijven irrigatietechnieken uitgetest en geoptimaliseerd, specifiek met focus op vooropkomstirrigatie. Aandachtspunten hierbij waren de uniformiteit van beregenen, de neerslagintensiteit en het risico op verslemping en korstvorming. Het project, dat begin 2024 startte en tot juni 2026 loopt, is een samenwerking tussen de proefcentra Viaverda, Inagro en Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant.
“Telers stellen steeds meer vragen aan de praktijkcentra rond vooropkomstberegening, want dat is vaak het enige redmiddel om een voldoende opkomst en uniforme standdichtheid van teelten te garanderen. Daarom zijn we met dit project ge-start”, legt Tim De Cuypere van Inagro uit. “Vorig jaar, dit en volgend jaar, leggen de praktijkcentra in samenwerking met telers proeven aan waarbij diverse irrigatietechnieken worden getest.”
Drie irrigatietechnieken
De eerste techniek is de klassieke beregening met een haspel en kanon. Voor de demo was het kanon bovenop een sproeiboom gemonteerd, die met dezelfde haspel werd aangedreven. Een belangrijk voordeel van een kanon is de werkbreedte, die kan oplopen tot ruim 50 à 60 m. Verder is dit de minst arbeidsintensieve techniek. Aandachtspunten, specifiek bij vooropkomstirrigatie, zijn vooral de uniformiteit, windgevoeligheid en intensiteit van beregenen. “Zeker bij vooropkomstberegening is het heel belangrijk dat je perceel zo uniform mogelijk wordt beregend en dat ook de intensiteit wordt aangepast. Bij beregening met een kanon komt het water vaak met te veel kracht op de bodem”, aldus De Cuypere. “Eventueel kan je er een ander type spuitkop op monteren, zodat je zo fijn mogelijke druppels krijgt. Het best is om maximaal 5 à 6 mm in 1 keer te beregenen, afhankelijk van de weersomstandigheden. Met deze techniek haalden we met 3 beregeningsbeurten een opkomst van ongeveer 80% in de wortelen. Bij een controle waar we niet hadden beregend haalden we slechts een opkomst van 30 à 40%.” Soms wordt het kanon ook gemonteerd op een watertank. Daardoor kan water ook aangevoerd en rechtstreeks verspreid worden, zonder haspel tussenin.
De tweede irrigatietechniek is de beregenings- of sproeiboom, waarmee je eenvoudig het perceel perfect binnen de perceelsgrenzen kan beregenen. Het voordeel is dat je heel uniform een kleinere hoeveelheid water per werkgang kan geven. De techniek is ook weinig windgevoelig en minder tijd-rovend dan bijvoorbeeld bandirrigatie. Er valt echter wel relatief veel water op korte tijd neer op de grond, wat verslemping in de hand zou kunnen werken.
De derde irrigatietechniek is bandirrigatie. Daar beregen je enkel op de bovenkant van de rug, precies waar er werd gezaaid. Zo kan je 50 à 75% water besparen. Het is wel heel wat arbeidsintensiever dan de andere technieken. Het voordeel is dat je zo’n constructie zelf eenvoudig kan bouwen, of een bestaande spuitmachine kan ombouwen. “Bij Inagro hadden we bijvoorbeeld een eenvoudige pvc-buizenconstructie gemaakt en gemonteerd aan een 1000 l-vat, zodat we 4 rijen per werkgang konden beregenen”, aldus Tim De Cuypere. “De resultaten waren heel goed. Belangrijk is dat je niet te veel water in 1 keer geeft. We streven naar ongeveer 3-4 mm per werkgang, maar je moet het – afhankelijk van de weersomstandigheden – wel meer herhalen dan bijvoorbeeld beregening met een sproeiboom. In onze proef zijn we er 5 keer door geweest en haalden we hele mooie resultaten. Deze irrigatiemethode is tijdrovend, maar zeer efficiënt qua waterverbruik.”
Aandacht voor waterkwaliteit
Bij de witloofproef op het Praktijkpunt Landbouw werd er beregend met een bandberegeningstoestel van loonwerker Steven Vanderhulst (Smedecon). Hij ontwierp deze zelfrijder met watertank en spuitboom volledig zelf en gebruikt deze machine al 6 jaar in de praktijk, vooral voor de beregening van witloof. Tijdens de demo benadrukte Steven dat het belangrijk is om de hoogte van de spuitboom correct af te stellen, zodat de buisjes het water als het ware bijna neerleggen bovenop de rug. Zo kan je verslemping en korstvorming vermijden.

De Cuypere riep ook nog op om voldoende aandacht te hebben voor de waterkwaliteit. “Beregeningswater met hoge zoutgehaltes (bijvoorbeeld veel natrium of chloriden) kan de kieming en opkomst van fijnzadige groenteteelten belemmeren. Intensief gebruik van zoutrijk irrigatiewater kan op termijn ook de bodemstructuur negatief beïnvloeden en de slempgevoeligheid van het perceel ver-hogen.”
Geprimede of niet-geprimede zaden?
Bij wortelen is de keuze voor geprimede of niet-geprimede zaden een belangrijk aandachtspunt. “We merkten in de praktijk dat de opkomst van geprimede zaden vaak iets beter was. In droge jaren is het dan wel belangrijk om snel na het zaaien te starten met beregenen, want het kiemingsproces bij dergelijke zaden start snel en er moet te allen koste vermeden worden dat de kiemplantjes afsterven door de droogte. Bij niet-geprimede zaden kan je eventueel iets langer wachten, vermits die minder snel zullen kiemen onder droge omstandigheden.”
Irrigatieadvies met AquaCrop-model
Gewasgroeimodellen zoals AquaCrop gebruiken weersgegevens, bodemkaarten en teeltinfo om zowel het watergehalte in de bodem als de groei van het gewas te voorspellen. De AquaCrop-beregeningstool werd de voorbije jaren op punt gesteld voor de teelten bloemkool, spinazie en aardappelen en werd gelinkt aan de online platforms WatchITGrow en Care4Growing. “Met die tool kan je op een heel eenvoudige manier overzichtelijk zien op welke percelen de waterstress het hoogst is. Verder kan je in het detailoverzicht van de teelt ook zien wat de theoretische irrigatiebehoefte is sinds de zaai- of plantdatum. Het AquaCrop-model houdt rekening met 4 parameters: de weersomstandig-heden, de bodemstructuur, satellietbeelden (om de evolutie van de gewasstand te volgen) en de teeltinfo (zaai- of plantdatum, ras, standdichtheid…). Op basis van al die gegevens wordt er een dagelijkse berekening gemaakt van de waterbalans, waaruit wordt afgeleid hoeveel water je zou moeten geven om je perceel in ideale bodemvochtomstandigheden te brengen.
Verfijning van fertigatiestrategie
Het wijzigende klimaat maakt het uitdagend om steeds een goede opbrengst en kwaliteit te behalen. Bovendien versterkt droogte de kans op een hoog nitraatresidu in de bodem. Door deze problematiek stijgt de interesse in efficiënte irrigatie- en bemestingssystemen.
Fertigatie is een efficiënte manier van bemesten via druppelirrigatie. “Het is het bemestingssysteem bij uitstek, omdat je kan starten met een heel lage startbemesting en op basis van het KNS-model doelgericht kan bijbemesten in de wortelzone in functie van de behoeften van het gewas”, legde Elise Vandewoestijne van Viaverda uit.
Onderzoek toonde al aan dat fertigatie toelaat om – in vergelijking met andere irrigatietechnieken – met minder water en meststoffen een betere opbrengst te behalen.
Binnen het LA-project ‘Fertigatie als duurzame irrigatie- en bemestingsstrategie’ legde Viaverda dit jaar proeven aan in de gewassen aardappel, ui en prei. Het doel van deze proeven is om deze teelten klimaatrobuust te maken. Hierbij werd gekeken naar het effect van fertigatie op de opbrengst en kwaliteit van gewassen, met als uitgangspunt een zo laag mogelijke impact op het milieu en hulpbronnen zo efficiënt mogelijk in zetten.
Tripsbeheersing in prei
In de rassendemo prei werden 20 verschillende rassen van 5 zaadhuizen uitgeplant. De laatste jaren kwamen er heel wat nieuwe rassen bij door de tripsproblematiek in de preiteelt. “Door enerzijds een afnemend middelenpakket en anderzijds de klimaatverandering – met alsmaar meer warme, droge zomers tot gevolg – nemen de problemen met tabakstripsen steeds toe en bouwen de tripspopulaties enorm op”, vertelde Annelien Tack van Viaverda. Zowel de larven als de adulten leven in de schacht van de prei. Door te steken en aan de bladcellen van de prei te zuigen, veroorzaken ze grijs-achtige plekken op de bladeren. Hierdoor daalt de vermarktbare kwaliteit van de prei.
De veredeling zette hierop sterk in door nieuwe rassen te ontwikkelen die minder gevoelig zijn voor tripsschade. “Als we tripsen beter willen beheersen, start je dus het best met een goede rassenkeuze.”

Innovatieve biocontrolestrategie
Tack toonde ook een demo met een innovatieve biocontrolestrategie, die de laatste jaren getest wordt. Het Nederlandse bedrijf Koppert, actief op het gebied van biologische gewasbescherming en natuurlijke bestuiving, test deze strategie al enkele jaren op grote schaal bij onze noorderburen. Daarbij gaat het om de combinatie met de bankerplant Lobularia maritima. “Dit bloeiend plantje produceert heel veel stuifmeel en is daardoor een ideale bankerplant om in je teelt aan te leggen, om zo de natuurlijke vijanden in je teelt te stimuleren.”
Lobularia maritima wordt samen met Orius-roofwantsen ingezet. Lobularia is een sterke, taaie plant die relatief goed bestand is tegen droogte en die de hele zomer door nieuwe bloemen blijft produceren. De Orius-roofwantsen kunnen zich voeden met het stuifmeel van de bloemen van de lobularia, en kunnen zo al vroeg in het seizoen populatie opbouwen.

De roofwantsen zijn een van nature voorkomende vijand van de tabakstripsen. Zowel de nimfen als de adulten voeden zich met alle ontwikkelingsstadia van de tripsen. Een vrouwtje kan tot 12 tripsen per dag eten, een nimf nog meer. Dankzij de aanwezig-heid van pollen kan de orius zich al ontwikkelen nog voor de tripsdruk toeneemt. Ook andere natuurlijke vijanden, zoals rooftripsen, larven van de gaas- en zweefvlieg kunnen in de lobularia voorkomen. In de demo werd de lobularia mooi aangelegd in een boog. “Maar in de praktijk wordt in elk spuitspoor 1 rug aangeplant met lobularia. Dat zorgt voor voldoende stuifmeel voor je perceel. Orius kan zich 8 tot 12 m ver verplaatsen. Vanuit het spuitspoor kan het zo 24 m overbruggen. De Orius-roofwantsen worden in 3 toepassingen – verspreid over 3 weken – gestrooid over een rij lobularia, zodat ze hun populatie kunnen opbouwen. Uiteraard zal deze strategie het ene jaar al succesvoller zijn dan het andere, maar ze kan je zeker helpen om de tripspopulatie in het preigewas onder controle te houden”, besloot Annelien Tack.
Het onderzoek naar de biocontrole in de preiteelt wordt uitgevoerd met Europese steun in het kader van het Interreg Frankrijk-Wallonië-Vlaanderen-project Reflechi (www.reflechi.eu), dat gewassen beter bestand wil maken tegen de problemen die de klimaatverandering met zich meebrengt.





