Opinie: gesponsorde geruststelling en onhaalbare realiteit
In een artikel op nieuwssite VILT, gesponsord door het Departement Omgeving en het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, wordt de tussentijdse reductieverplichting van 5% voor de Vlaamse veehouders voorgesteld als een overzichtelijke oefening. Dries Devillé, parlementslid voor Vlaams Belang, stelt in een ingezonden opiniestuk dat er heel wat tegenstrijdigheden zijn tussen de info uit het artikel en de antwoorden van de minister op een parlementaire vraag daarover.

Dries Devillé had over de tussentijdse reductieverplichting al mondelinge vragen gesteld in de commissie Leefmilieu, maar had naar eigen zeggen hierop geen antwoorden gekregen. Hij heeft dan zijn vragen schriftelijk herhaald, maar de antwoorden van de minister bevatten tegenstrijdigheden, meent hij. Hierna vind je zijn ingezonden opiniestuk.
Conform het Stikstofdecreet moet elke rundveehouder uiterlijk op 31 december 2025 een ingreep toepassen die minstens 5% ammoniakemissiereductie oplevert. In theorie klinkt dat rechtlijnig. In de praktijk heerst er vooral verwarring, onzekerheid en tijdsdruk. De recente communicatie via het gesponsorde artikel moet vertrouwen inboezemen, maar wie het antwoord van minister Jo Brouns op mijn schriftelijke vraag leest, ziet dat beide beelden nauwelijks te verzoenen zijn.
Geruststellend artikel strookt niet met cijfers van de minister
Het artikel, gesponsord door het Departement Omgeving en het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, presenteert de tussentijdse reductieverplichting als een overzichtelijke oefening: meerdere opties, een vereenvoudigd meldingsformulier, en ruim voldoende tijd om in regel te komen. De overheid schetst er een beeld van vlotte procedures en duidelijke verwachtingen.
De officiële cijfers vertellen echter iets totaal anders. Op 2 november 2025 waren in heel Vlaanderen amper 275 meldingen ingediend, waarvan er slechts 93 al verwerkt waren. 160 waren nog in behandeling en een deel werd stopgezet of bleek ongeldig. Daarnaast werden 375 vergunningsaanvragen ingediend waarin de reductie werd opgenomen, maar meer dan de helft daarvan was begin november nog niet afgehandeld.
Bij elkaar opgeteld gaat het dus om een beperkt aantal dossiers, terwijl duizenden rundveebedrijven tegen het einde van dit jaar in regel moeten zijn. Het is nu al duidelijk dat de administratie de toestroom niet aankan, laat staan dat ze iedereen tijdig rechtszekerheid kan bieden.
Onhaalbare timing zadelt sector op met onzekerheid
Volgens het artikel komt er vanaf 18 november een vereenvoudigde versie van het meldingsformulier, dat vanaf 1 december digitaal in te dienen is via het Omgevingsloket. Tegelijk blijft de ingreep zelf verplicht vanaf 31 december 2025 – amper 1 maand later. De minister bevestigt bovendien dat de maatregel niet alleen moet worden uitgevoerd, maar ook tijdig in de omgevingsvergunning moet worden opgenomen.
Wie dus wel effectief reduceert, maar administratief niet door de volledige procedure geraakt, loopt alsnog risico op handhaving. Dat staat in schril contrast met de gesponsorde communicatie, waarin vooral de nadruk ligt op flexibiliteit en ‘tijd tot de Mestbankaangifte’.
In werkelijkheid is de situatie omgekeerd: de maatregel moet er zijn op 31 december, terwijl de administratieve weg nauwelijks op tijd klaarstaat. Het is onbegrijpelijk dat een hele sector op zo’n krappe en kunstmatige timing wordt gedwongen.
Geen onderscheid tussen melk- en vleesvee
Het gesponsorde artikel werkt met een generieke verplichting: 5% reductie voor alle rundveehouders. Dat klinkt eenvoudig, maar houdt geen rekening met de realiteit op het terrein.
In mijn vragen wees ik op het feit dat de vleesveestapel de voorbije 10 jaar met bijna 30% is gedaald, en dat fokvleesvee het grootste deel van het jaar buiten loopt. Toch bevestigt de minister dat alle subsectoren dezelfde tussentijdse verplichting opgelegd krijgen, ook vleesvee dat voor de PAS-referentie 2030 op 0% reductie staat. Het gesponsorde artikel laat deze nuance weg en doet alsof elke subsector dezelfde biologische en bedrijfstechnische werkelijkheid kent.
Ook potstallen, die doorgaans meer ruimte en beter dierenwelzijn bieden, krijgen nergens enige erkenning. Hoewel de minister toegeeft dat er voordelen zijn, weigert hij deze stalsystemen anders te behandelen onder het Stikstofdecreet. Het VILT-artikel vermeldt vooral ‘oplossingsrichtingen’, maar verzwijgt dat er op beleidsvlak nauwelijks differentiatie bestaat.
Wie al maatregelen nam, maar die niet perfect meldde, staat in de kou
Het bewuste artikel stelt dat bedrijven die al een emissiereducerende maatregel van minstens 5% in hun vergunning hebben staan, geen nieuwe melding moeten doen. De minister toont echter dat dit enkel geldt als de maatregel effectief in de vergunning is opgenomen én pas na 1 januari 2015 werd toegevoegd.
Wie bijvoorbeeld investeerde in een PAS-vloer zonder administratieve aanpassing van de vergunning, moet dat alsnog melden. Dat staat nergens in de gesponsorde communicatie, maar bepaalt wel of een veehouder straks als ‘in overtreding’ wordt beschouwd.
Handhaving dreigt sluitstuk te worden van de verplichting
De minister benadrukt dat individuele handhaving niet uitgesloten is en dat inspectiediensten zullen controleren of elke veehouder voldoet aan de verplichting en aan de vergunde toestand. Dan moet de overheid echter eerst zelf elementaire rechtszekerheid bieden: duidelijke communicatie, realistische termijnen en een administratieve machine die haar werk aankan.
Vandaag is dat allemaal niet het geval. Boeren moeten keuzes maken op basis van tegenstrijdige informatie, een onvolledig operationele procedure en deadlines die niet te halen zijn. De Vlaamse regering schuift de verantwoordelijkheid door naar de sector, terwijl de overheid zelf niet klaar is.
Tijd voor eerlijkheid en uitstel
Als Vlaanderen het stikstofbeleid ernstig wil uitvoeren zonder de rundveehouderij economisch te verpletteren, moet er eerst duidelijkheid komen. Een generieke reductieverplichting zonder sectorale nuance, zonder werkbare timing en zonder administratieve zekerheid is geen beleid, maar een valkuil.
De deadline van 31 december 2025 is niet realistisch. Ze ondergraaft de geloofwaardigheid van de overheid én de toekomst van honderden familiebedrijven.
Een fatsoenlijke regering stelt zo’n datum uit tot procedures helder zijn, tot meldingen vlot verwerkt worden en tot de sector weet waar hij aan toe is.
Tot zolang blijft de 5%-verplichting vooral een symboolmaatregel in gesponsorde brochures, maar een bron van chaos op het terrein waar onze boeren elke dag hun brood verdienen.





