Startpagina Aardappelen

Het gebruik van bladmeststoffen in de aardappelteelt

Voor het tweede jaar op rij, werden in 2017 vier proefvelden aangelegd om de werking van verschillende bladmeststoffen te testen. Anders dan in 2016, werd het voorbije jaar de bladbemesting niet als supplement bovenop de basisbemesting toegediend, maar wel als onderdeel van de volledige bemesting. Vier handelsproducten werden opgenomen in de proefopzet. Door het uitzonderlijk droge weer was het moeilijk om duidelijke conclusies te trekken en net als in 2016 waren er geen duidelijke effecten zichtbaar.

Leestijd : 7 min

Stikstofbemesting blijft een zeer belangrijke factor in aardappelteelt en is mee bepalend voor de opbrengst en de kwaliteit van de aardappelen. Bovendien blijft er na de teelt van aardappelen nog al te vaak een hoge hoeveelheid nitraatstikstof stof achter in de bodem. Doordachte bemesting is daarom noodzakelijk, zowel vanuit economisch als milieukundig perspectief.

In de handel zijn tal van bladmeststoffen te verkrijgen die kunnen toegepast worden in de aardappelteelt. Het aanbod is groot met heel wat verschillen op vlak van onder andere samenstelling, tijdstip van toediening, aantal toepassingen en kostprijs. Telers kunnen bladmeststoffen bijvoorbeeld inzetten tijdens een periode van droogte (weinig mineralisatie in de bodem), wanneer het gewas een mindere groei kent of om het loof langer groen te houden. Bovendien stelt men vaak dat de opname van nutriënten via het blad efficiënter verloopt dan vanuit de bodem.

Proefopzet

De meerwaarde van bladmeststoffen werd al voor het tweede jaar op rij afgetoetst in kader van het programma van LCA. De proefvelden werden aangelegd op vier locaties in Vlaanderen. De Bodemkundige Dienst van België was verantwoordelijk voor twee proefvelden in Huldenberg en Nieuwenhove, PIBO Campus legde een derde proefveld aan in Tongeren en het vierde proefveld stond onder beheer van Land- en Tuinbouwcentrum Waasland te Sint-Niklaas.

In tegenstelling tot in 2016, werden de bladmeststoffen in 2017 niet langer als supplement bovenop het bemestingsadvies beschouwd, maar als onderdeel van het bemestingsadvies. De basisbemesting werd met 50 kg N/ha verlaagd voor de behandelingen met extra bladbemesting. Op alle proefvelden lagen de behandelingen in vier herhalingen.

Referentieobject 1 (behandeling 1) bestond uit een bemesting volgens advies, volledig toegediend voor de teelt. In referentieobject 2 (behandeling 2) werd minder stikstof toegediend bij de basisbemesting en later aangevuld met vloeibare N via het blad. Bij behandelingen 3 tot 5 werd een deel van de basisbemesting vervangen door toediening van specifieke N-bladmeststoffen. In deze behandelingen werd gemikt op de verwachte hogere efficiëntie van deze bladmeststoffen (50 kg N/ha minder in de bodem, 15 kg N/ha via het blad). Terwijl behandeling 6 bestond uit volledige basisbemesting en extra bladmeststof zonder N, maar aangerijkt met hoofd- en sporenelementen.

Voor elk proefveld werd de actuele bodemvruchtbaarheid bepaald aan de hand van een standaardgrondontleding en een N-indexonderzoek (0-60 cm) om het bemestingsadvies op te stellen. Het humusgehalte van alle proefvelden lag op een eerder laag niveau, zodat geen uitgesproken N-mineralisatie verwacht kon worden. Verder lagen de nitraatreserves in het voorjaar laag, waardoor hoge N-adviezen werden geformuleerd.

De aardappelen werden gesorteerd en de opbrengstresultaten werden statistisch geanalyseerd. Bij de oogst werd per behandeling ook het nitraatresidu bepaald. Hieronder worden de resultaten besproken voor de vier locaties.

Huldenberg

In Huldenberg werd Bintje geplant op 8 april 2017 en gerooid op 25 en 26 september. Voor stikstof werd een advies van 210 kg N/ha gegeven, op basis van de N-index. Als basisbemesting werd zowel organische (40 ton stalmest/ha) als minerale meststoffen gegeven. De bladmeststoffen werden aanvullend toegediend gespreid over drie momenten tussen 31 mei en 28 juli. Niet alle bladmeststoffen werden op elk moment gegeven.

De opbrengstresultaten en de sortering worden weergegeven in Tabel 1. Onder ‘< 35 mm’ worden alle aardappelen met een diameter kleiner dan 35 mm verstaan. Zo bevat de groep ’35-50 mm’ alle aardappelen met een diameter tussen 35 en 50 mm. Voor aardappelen met een diameter groter dan 50 mm is een onderscheid gemaakt tussen vermarktbare productie (in de kolom ‘> 50 mm’) en uitval (misvormde aardappelen). Dezelfde interpretatie is ook geldig voor het proefveld in Nieuwenhove.

In Huldenberg lag de totale opbrengst voor alle behandelingen tussen 48,9 en 55,3 ton/ha. In totale opbrengst presteerde de referentie met volledige basisbemesting volgens advies, significant hoger dan de behandeling aangevuld met bladbemesting. Eén vijfde van de totale opbrengst was echter uitval. En wanneer we enkel naar de vermarktbare opbrengst (+35mm) kijken, zien we geen significante verschillen meer tussen de behandelingen. Geen van de verschillende behandelingen kon een wezenlijke invloed hebben op de uitval of vermarktbare opbrengst.

Met betrekking tot kwaliteit werden het drogestofgehalte en het onderwatergewicht bepaald. De resultaten zijn weergegeven in Tabel 2. De onderwatergewichten varieerden tussen 366,5 g/5kg voor de behandeling met vloeibare N en 387,5 g/5kg voor de behandeling met bladmeststof N+S, die respectievelijk significant lager en significant hoger waren dan de middenmoot.

De nitraatresten in de bodemlaag 0-90 cm varieerden bij de oogst eind september tussen 20 en 40 kg NO3-N/ha voor behandelingen 1 tot 5. Deze waarden liggen duidelijk beneden de drempelwaarde van 85 kg NO3-N/ha.

Nieuwenhove

In Nieuwenhove werd Bintje geplant op 7 april 2017 en gerooid op 22 september. Voor stikstof werd een advies van 210 kg N/ha gegeven, op basis van de N-index. De bladmeststoffen werden toegediend op dezelfde data als in Huldenberg.

De opbrengstresultaten en de sortering worden weergegeven in Tabel 3. 2017 was over heel Vlaanderen een bijzonder droog jaar en zeker het proefveld in Nieuwenhove heeft daar, meer dan andere percelen, onder geleden. Algemeen gesproken was de opbrengst in Nieuwenhove voor alle behandelingen laag. De totale opbrengst lag overal beneden de 37 ton/ha, maar in tegenstelling tot Huldenberg werd er in Nieuwenhove geen uitval geklasseerd. Er konden geen statistische verschillen worden aangetoond.

Het onderwatergewicht is weergegeven in Tabel 4 en de significante verschillen tussen de verschillende behandelingen zijn er aangegeven met letters. De behandeling met vloeibare stikstof leverde significant lagere onderwatergewichten van 370,4 g/5kg. Andere behandelingen gaven onderwatergewichten tussen 387 en 393 g/5kg.

Voor alle behandelingen werd de toegelaten norm voor nitraatresten ver overschreden. Voor de meeste behandelingen lag de nitraatreserve tussen 215 en 300 kg NO3-N/ha. De extra toegediende stikstof is amper opgenomen tijdens de droogte en is terug te vinden in het nitraatresidu.

Tongeren

In Tongeren werd Fontane geplant op 7 april 2017 en gerooid op 27 september. Voor stikstof werd een bemestingsadvies van 210 kg N/ha gegeven, op basis van de N-index. De bladmeststoffen werden gespreid toegediend op drie momenten tussen 12 juni en 24 juli.

De opbrengstresultaten en de sortering per diameter worden weergegeven in Tabel 5. De aardappelen kleiner dan 35 mm en de uitval zijn niet weergegeven, omdat er maar verwaarloosbare hoeveelheden waren. De groepen ’35-50 mm’, ‘50-70 mm’ en ‘>70 mm’ geven het vermaktbare aandeel aan voor die sorteringen. Dezelfde interpretatie is ook geldig voor het proefveld in Sint-Niklaas.

In Tongeren lag de totale opbrengst tussen 71 en 80 ton/ha, veel hoger dan op de andere proefvelden. Na onderlinge vergelijking bleek de opbrengst van de behandeling met N+S (71,9 ton/ha) lager te liggen dan de rest, en ook in de vermarktbare tonnage kwam dit verschil terug. De behandelingen met bladmeststoffen gaven vooral aardappelen in de categorie 35-50mm diameter, terwijl de referentie en Solatrel die van het begin volledige bemesting kregen, grotere aardappelen boven de 50 en 70 mm geven.

De meeste nitraatresidu’s varieerden tussen 31 en 53 kg NO3-N/ha en lagen daardoor onder de toegelaten norm. Enkel de referentiebehandeling waar alle stikstof van bij het begin werd toegediend, heeft de norm ver overschreden met 166 kg NO3-N/ha.

Sint-Niklaas

In Sint-Niklaas werd Bintje geplant op 21 april 2017 en gerooid op 17 en 20 oktober. Voor stikstof werd een bemestingsadvies van 210 kg N/ha gegeven, op basis van de N-index. De bladmeststoffen werden toegediend op drie momenten tussen 31 mei en 28 juli.

De opbrengstresultaten en de sortering worden weergegeven in Tabel 5. De totale opbrengst varieerde in Sint-Niklaas tussen de 39 en 48 ton per hectare. Met 48 en 46 ton/ha brachten de referentie en de behandeling met Solatrel significant meer op dan de stikstofbladbemesting en de vloeibare stikstof, vooral met aardappelen groter dan 70 mm. Net als in Huldenberg viel ongeveer een vijfde van de totaalopbrengst uit. Enkel de bladmeststof Powergreen viel op met een uitval die met 3,7 ton/ha slechts de helft was in vergelijking met andere behandelingen.

Alle onderwatergewichten schommelden tussen 370 en 390 g/5 kg. Tussen de behandelingen waren enkele significante verschillen, maar toch zaten alle onderwatergewichten rond de ideale 380 g/ 5kg voor Bintje.

Het nitraatresidu varieerde tussen 63 en 164 kg NO3-N/ha. Zowel de referentie als de behandeling met Solatrel, waarbij alle stikstof bij het begin werd toegevoegd, hebben de nitraatresidunorm ver overschreden. De vier behandelingen met een lagere basisbemesting gaven de laagste nitraatresidu’s en lagen allemaal behalve N+S onder de limiet van 90 kg NO3-N/ha. Voor N + S was er een lichte overschrijding met 101 kg NO3/ha.

Droogte zorgt voor moeilijk besluit

In deze proeven werden de bladmeststoffen toegediend als aanvulling bij een met 50 kg N/ha verminderde basisbemesting tot op het advies. De proef was dus zo opgesteld dat er evenveel stikstof gegeven werd. De verschillen in opbrengst kunnen dus enkel verklaard worden door het verschil in opname of natuurlijke opbrengstvariatie.

De droogte van het voorbije jaar veroorzaakte algemeen lagere opbrengsten en maakt het moeilijk om algemene conclusies te trekken. De basisbemesting met 50 kg N/ha verminderen en dan tijdens het groeiseizoen bladmeststoffen toedienen, resulteerde het afgelopen jaar op twee proefvelden in een opbrengstverlies ten opzichte van de volledige adviesgift.

Waar de bladmeststoffen wel beter scoorden was in de nitraatresidu’s. Enkel op het proefveld in Nieuwenhove werden grote overschrijdingen vastgesteld bij alle behandelingen, ook de referentie. De droogte resulteerde in een te lage opbrengst en slechte stikstofopname, waardoor de toegediende N-bemesting slecht benut werd.

De beschikbare kennis en ervaring rond bladbemesting in Vlaanderen is beperkt. Omdat we zowel in 2016 als in 2017 te maken hadden met een moeilijk groeiseizoen, is het nog te vroeg om bindende uitspraken te doen naar eventuele meeropbrengsten of kwaliteitsverschillen. Gezien de verschillen tussen de proefvelden is het duidelijk dat op perceelsniveau zal worden afgewogen of de inzet van bladmeststoffen aangewezen is.

H. Vanrespaille (BDB), J.Bonnast (BDB), J. Bode (PIBO Campus), J. De Koker (LTCW)

Lees ook in Aardappelen

Meer artikelen bekijken