Startpagina Akkerbouw

Knolcyperus bestrijden is logisch

Yellow nutsedge, souchet comestible, erdmandengras, aardamandel… Het zijn maar een paar vertalingen van het woekeronkruid knolcyperus. De invasieve soort die in de jaren 80 via de gladiolen- en bloembollenteelt zijn intrede maakte in België, is ondertussen wereldwijd verspreid.

Leestijd : 4 min

De Verenigde Staten, Spanje, Zwitserland, Frankrijk… Geen enkel land of regio blijft gespaard omwille van zijn lage bodemkundige eisen en snelle vermeerdering. Om deze reden is het zeer belangrijk dat het onkruid snel wordt herkend, zodat een snelle bestrijding en voorkoming van verspreiding kan worden ingezet aangezien de uitroeiing als moeizaam en kostbaar wordt ervaren.

Een nieuw Leaderproject in de regio Kempen-Maasland gaat de strijd aan om deze negatieve verspreidingstrend een halt toe te roepen.

Wat is knolcyperus

Knolcyperus (Cyperus esculentis) is een grasachtig onkruid en is familie van de cypersgrassen, biezen en zeggen. Het lijkt dus op gras maar dat is het zeker niet. Knolcyperus heeft meer weg van een duinplant en kenmerkt zich door een roze voet en driehoekige stengel en bladeren. Sommigen verwarren knolcyperus met het onkruid hanenpoot door de gelijkaardige roze voet, maar deze heeft geen driehoekige stengel.

Van één naar 2.000

Het grote gevaar van knolcyperus bestaat uit zijn sterk vermeerderingsvermogen. Het vermeerdert zich namelijk via knollen, uitlopers en zaden welke winterhard zijn. De knollen beginnen uit te lopen bij een bodemtemperatuur van 12 °C. In de praktijk betekent dit vanaf begin mei. De moederknol komt uit dormantie (‘winterslaap’) en vormt spruiten en uitlopers. Naarmate het groeiseizoen vordert zal de uitlopervorming afnemen en de knolvorming toenemen.

Bij het ingaan van de winterperiode sterft het bovengronds loof af en overwinteren de knollen en uitlopers in de grond. Zo kan in theorie 1 knolletje in 1 groeiseizoen zonder bestrijding 2.000 knolcyperusplantjes met zich voortbrengen, wat een oppervlakte van 10 m² zal innemen.

Genetische variantie

Een verontrustende tendens is het voorkomen van verschillende genetische varianten van knolcyperus met elk hun typische fysiologische eigenschappen. Zo zijn er varianten met zeer dikke knollen die veel moeilijker te bestrijden zijn door hun grote energiereserves.

Andere varianten produceren vele kleine knollen die makkelijker te bestrijden maar ook te verspreiden zijn. Zo kan op één besmet perceel meerdere knolcyperusvarianten voorkomen die onderling kunnen kruisen en kiemkrachtig zaad produceren.

Zo kan de knolcyperussoort zichzelf veredelen en voor nog sterker en moeilijker bestrijdbaar nageslacht zorgen in de toekomst. Dit onderstreept het knolcyperusvrij houden van het perceel!

Wetgeving

Vroeger gold er voor knolcyperus een meldingsplicht, maar dat is nu niet meer het geval. Officieel geldt er een bestrijdingsplicht met enkele randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden omvatten voornamelijk maatregelen om de verspreiding van knolcyperus te voorkomen. De officiële IPM-regelgeving voor knolcyperus in België geldt als volgt: de besmette percelen… :

- Als laatste bewerken,

- EN machines reinigen bij verlaten van het perceel,

- EN mechanische of chemische bestrijding toepassen,

- EN verbod op teelt van wortel, en knolgewassen tenzij verwijdering van praktische alle grond door wassen, afborstelen, sorteren, ziften…,

- EN verboden grond af te voeren, tenzij grond bij kluitplanten na controle,

- In het geval van cultuurpacht wordt tussen verhuurder en huurder een overeenkomst afgesloten waarbij de verhuurder verklaart dat het betrokken perceel vrij is van knolcyperus.

De wetgeving probeert elk aspect van de landbouw op te nemen, maar deze maatregelen dekken niet alle aspecten van de bestrijding en voorkoming van besmetting. Daarom moet men als land- en tuinbouwer zelf bewust zijn van het probleem en de maatregelen op eigen niveau uitbouwen.

Waarom bestrijden

Er zijn vijf belangrijke kenmerken die van knolcyperus een te duchten onkruid maken: De plant vermeerdert snel; de plant groei snel; ze heeft een groot aanpassingsvermogen, knolcyperus is hoog competitief voor licht, water en nutriënten en ten slotte is knolcypers weinig gevoelig voor bestrijdingsmiddelen.

Hierdoor brengt knolcyperus zowel kwantitatieve als kwalitatieve verliezen met zich mee. De kwantitatieve verliezen zijn rendementsverliezen. Het landbouwgewas wordt onderdrukt door de weelderige groei van het onkruid, maar ook door de afgescheiden wortelexudaten (fenolen) van de knolcyperusplant. Deze zorgen voor groei- en kiemremming van het landbouwgewas.

Ook zal knolcyperus de denitrificatie stimuleren waardoor de toegepaste bemesting zijn doel deels misloopt. Verder is knolcyperus zelf ook waardplant voor een heel arsenaal plagen (insecten, schimmels, nematoden en plantenvirussen). De combinatie van al deze factoren zullen voor een latere afrijping en dus latere oogst van het gewas zorgen.

De kwalitatieve verliezen drukken zich uit in de fysische aantasting van de wortel-, knol- en bolgewassen door de scherpe uitlopers van de knolcyperusplant. Hierdoor kan de volledige partij worden afgekeurd. Dit is natuurlijk absolute nefast voor de pootgoedteelt.

8 % opbrengstderving

Via proefveldwerking werd tot volgend besluit gekomen: aantasting van een maïsperceel met een knolcyperusdruk van 100 planten per m² zal een opbrengstderving van 8 % met zich meebrengen.

Indien deze regel toegepast wordt op het maïsjaar 2017 zou dit op een gemiddeld melkveebedrijf een jaarlijke kost rond € 1.450 betekenen (84 melkkoeien; 12,5 ha maïs), bij gebruik van gemiddelde waardes.

Project

In de nazomer van 2017 startte het Leaderproject (gebied Kempen-Maasland) rond knolcyperus. Tijdens dit tweejaarse project wordt er intensief onderzoek gedaan naar de besmettingsgraad, bestrijding en voorkoming van verspreiding van dit woekeronkruid. Het project wordt uitgevoerd vanuit het Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw (PVL) te Bocholt en omvat volledig Noord-Limburg.

Shana Clercx

Pvl-Bocholt

Lees ook in Akkerbouw

Bruine roest breidt uit in wintertarwe

Granen Waarnemingen in graanpercelen tonen een zekere uitbreiding van bruine roest, zo meldt het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG). Septoria blijft uiteraard aanwezig en zal door het buiige weer verder moeten opgevolgd worden. Ook de gevoelige variëteiten voor gele roest moeten in het oog worden gehouden.
Meer artikelen bekijken