Startpagina Libramont

Heeft stadslandbouw een kans op slagen?

Stadslandbouwprojecten, ze schieten uit de grond als champignons in de herfst. De voordelen zijn veelbesproken. Ze zouden op economisch, ecologisch en sociaal vlak hun nut bewijzen. Maar zijn al die projecten wel een lang leven beschoren? Kan het aanzien worden als degelijk verdienmodel, of eerder als hype die mettertijd terug overwaait?

Leestijd : 7 min

Iedereen houdt van groen, of toch de meesten. En de laatste jaren ontstond door de vele crisissen de trend dat mensen weer willen weten waar hun voedsel vandaan komt. De landbouw is een logisch antwoord. Maar omdat de meeste mensen in de stad wonen, hebben ze daar minder en minder vat op. Haal de landbouw dan toch gewoon naar de stad, is dan een reactie. Zowel het stedelijk bestuur als vlijtige ondernemers zorgden het laatste decennium voor een heel aantal stadslandbouwprojecten. En geen enkel is hetzelfde. Maar hoewel veel projecten een hoog knuffelgehalte hebben, moet er wel op verdiend worden.

Durf differentiëren in aanbod

Jan Willem van der Schans, die verbonden is aan Wageningen University & Research, kon op het seminarie ‘Low Countries – Urban Farming’ precies verwoorden waar het allemaal om draait om het project succesvol te laten draaien. Als eerste vermeldde hij dat het nodig is om onderscheidend te zijn. “We zitten in een context waar heel veel voedsel wordt geproduceerd; dan moet je iets anders doen waardoor je geld kan verdienen”, vertelt hij. Je kan je onderscheiden op raskeuze, (en dus op smaak), kleur en vorm. Kiezen voor etnische of vergeten groente of fruit is ook een optie. Daarnaast kan je je profileren door de manier van bereiding, (super vers, ambachtelijk...) of verkoop (boerenmarkt, webwinkel). Belangrijk blijft dat het financieel haalbaar blijft, dus hou je kosten en opbrengsten goed in het oog.

Meer dan voedsel alleen

Ten tweede is het aanbieden van meerdere functies een weg naar succes. Naast voedselvoorziening kan je project andere dingen bieden, zoals kinderopvang, zorg, recreatie, natuur, educatie... Zo kan je meerdere dingen combineren, wat ook een meerwaarde kan bieden. Niet elke functie kan worden betaald, maar het economische implementeren kan wel. Ook horeca kan verbonden zijn aan het project.

Roof Food in Gent, bijvoorbeeld, zag wel heil in het aanbieden van zo’n functie. Ze verzorgen lunches en recepties onder andere op het dak van bedrijvencentrum De Punt, maar kozen er ook voor om teambuildingactiviteiten aan te bieden, waarbij mensen kunnen tuinieren en/of creatief koken met de seizoensoogst.

Zorg voor betrokkenheid en ervaring

Ook een verhoogde betrokkenheid kan een meerwaarde bieden. Mensen willen meer vat op het voedselsysteem, maar willen hier zelf ook aan bijdragen. Ze beginnen als consument, en eindigen als co-producent waarbij ze mee financieren, land- of vastgoed beschikbaar stellen of zelfs mee helpen in de arbeid.

Als laatste element haalde hij de expericence economy aan. “Het is net het contrast van het beton met de krop sla die aanspreekt. Het brengt de mensen naar buiten en ze zullen dat anders gaan beleven. Het is de start van veel verhalen”, haalt van der Schans aan. Men moet er wel op toezien dat de authenticiteit blijft, en daarnaast moet men ook hier weten dat met een unieke ervaring er ook geïnvesteerd moet worden.

Lage kosten en een meerprijs?

De kosten zijn een niet onbelangrijk begrip. Als particulieren een project willen opstarten, is een startkapitaal nodig en in het begin kan nog gerekend worden op subsidies omdat vaak een maatschappelijke meerwaarde aangetoond kan worden. Na de opstart wordt crowdfunding populairder.

Kosten kan je bovendien zo laag mogelijk houden op verschillende manieren. Je kan onbenutte hulpbronnen inzetten, maar ook grondstoffen en materialen recycleren. “Een mooi voorbeeld is het project waarbij betaald wordt om koffiedraf op te halen, zodat het gebruikt kan worden in de champignonnenteelt.” Jammer genoeg kan je niet uit alle afval voedsel produceren, want dat wordt nog vrij strikt gereguleerd. Als men producten of diensten aanbiedt, is het best om, als je meerwaarde biedt, ook een meerprijs te vragen, waarbij de productiekost gedekt wordt. En over schaalvergroting moet worden nagedacht, wil men ook in de toekomst rendabel zijn. Een degelijk businessplan is dus duidelijk noodzakelijk, klinkt het op het seminarie.

Bijdragen aan een circulaire economie

Veel projecten in de stadslandbouw hebben intrinsiek ook de gedachte dat de kringloop gesloten kan worden en zo het milieu minimaal belast wordt. Water, nutriënten, energie, warmte en CO2 moeten zo efficiënt mogelijk worden aangewend en gerecycleerd. Een project waarbij men afval voor de volle 100 % wil recycleren is PermaFungi, dat oesterzwammen kweekt op stro en koffiedik. Dat koffiedik halen ze uit Brusselse restaurants van Exki en Pain Quotidien.

Een ander voorbeeld is de Urban Smart Farm in Gent, die in 2016 startte: ook zij dragen circulaire economie hoog in het vaandel. In dit project staat een aquaponics boerderij centraal. De mest van vissen wordt eerst omgezet door bacteriën, waarna de gewassen ervan kunnen profiteren. Het water wordt terug gezuiverd door de planten. Resten van plantenmateriaal wordt dan weer aangewend om larven van zwarte soldatenvlieg te kweken, die moet dienen als visvoer.

De Urban Farm in Anderlecht, op dak van de nieuwe voedingshal Foodmet, wordt de grootste aquaponics stadsboerderij van Europa genoemd. Hier wordt de kweek van vis gecombineerd met openlucht groententeelt. Ook hier wordt de mest van de vissen gebruikt als voedsel voor de planten.

In een stad heeft de circulaire economie haar plaats. Volks- en moestuintjes dragen namelijk bij aan een verlaging van CO2, en creëren dus gezondere lucht, en verlagen hittestress.

Geen grond? Geen probleem!

De projecten tonen ook aan dat landbouwgrond niet per se nodig is voor voedselproductie. Kleine stukken grond die niet benut worden, kunnen op de een of andere manier wel worden gebruikt. Verschillende steden gaven dan ook aan om stadslandbouw in te zetten, zoals de stad Antwerpen (zie kader). Veel steden hebben daarom al hun eigen volkstuinen of moestuinen in de stad en aan de stadsrand. Steden zien veel voordelen: het is groene ruimte, die ontspanning kan bieden, maar ook een sociale functie heeft.

Daken kunnen echter ook benut worden. Zo werden al voorbeelden aangehaald, zoals Urban Smart Farm in Gent en de Urban Farm in Anderlecht. Ook op het dak van REO Veiling of op enkele supermarkten werd zo’n dakproject opgestart. Maar ook bedrijven, containers of zelfs kelders kunnen worden gebruikt. Urban Crop Solutions kiest bijvoorbeeld voor landbouw in containers en gesloten gebouwen. Dit maken ze mogelijk door het gebruik van LED-verlichting.

Niet alles van leien dakje

In het focusrapport ‘Nieuwe boeren op nieuwe gronden’ van het departement Landbouw en Visserij in 2017 leren we echter dat niet altijd alles vlot verloopt. In tegenstelling tot de reguliere landbouw, die duidelijk gereguleerd is, is dat voorde kleinschalige projecten van nieuwe boeren veel minder het geval. Het is daarom moeilijk om conform te zijn met de regelgeving. Het Gentse Urban Smart Farm kon zo geen biolabel krijgen, omdat dat moeilijk haalbaar blijft voor daktuinprojecten.

Verder lijken volgens het rapport de projecten nagenoeg naast elkaar te bestaan. Kennisuitwisseling is er amper onder elkaar, maar bestaat ook nauwelijks met de landbouw op het platteland. Dit komt vaak door het specifieke, vaak hoogtechnologische karakter van de bedrijven en de schrik om door communicatie concurrentievoordelen te verliezen.

Even gezond als op platteland?

Verder werd ook wel eens de vraag gesteld of de groenten die in of rond de stad werden geteeld wel zo gezond waren. De lucht, het water en de bodem kunnen immers vervuild zijn met zware metalen, pesticiden, of andere contaminanten. In Vlaanderen zijn vooral de industrie en het verkeer de boosdoeners als het om emissies van zware metalen in de lucht gaat. Zware metalen hebben een nefaste invloed op de gezondheid, en dat kan gaan van irritaties van de huid tot het veroorzaken van kanker. Gewassen in (peri-) urbane gebieden worden hieraan meer blootgesteld. In een tweejarige studie (2015-2016) van de HoGent ‘Stadslandbouw: geen vuiltje aan de lucht’ werd onderzocht wat de concentratie zware metalen was op de bladgroenten spinazie en sla in volkstuinen. De groenten in de stadstuin van Gent-Dampoort en de volkstuinen aan de Boerse Poort, Gentbrugse Meersen en Slotenkouter werden vergeleken met groenten op een locatie op het platteland, de proefhoeve van Bottelare.

Uit de resultaten bleek dat de hoeveelheid zware metalen in de bladgroenten afhangt van het weer, zoals de hoeveelheid regen die viel tijdens de teeltperiode en de windrichting. In een stadsomgeving werden duidelijk hogere concentraties zware metalen teruggevonden in vergelijking met de locatie in Bottelare. Hoe verder de teelt van de weg was gelegen, hoe minder elementen zoals Pb, As, Cr, Al, Fe en V werd teruggevonden. Een barrière tussen de teeltplaats en de weg zou niet helpen om dit te vermijden. Toch is dit geen reden om geen bladgroenten uit de stad te eten. Door deze groenten driemaal te wassen onder stromend kraantjeswater werd al een sterke reductie waargenomen van de elementen Pb, Cr, V, As, Al en Fe. Daarnaast wordt aangeraden pas na 8 m van een drukke weg te telen, en niet direct naast gebouwen. Verontrieiniging kan ook ontstaan als regenwater over geverfde ramen en muren naar beneden loopt. Wil je ook verontreinigde bodems vermijden, dan laat je best ook een bodemanalyse uitvoeren.

MV

Lees ook in Libramont

Opnieuw plaats voor het trekpaard in het bos

Libramont Om verschillende redenen is het aantal boomslepers de laatste jaren sterk verminderd. In de bosbouwsector heeft het gebruik van paarden nochtans vele voordelen (minder bodemverdichting, behoud van de vegetatie, grotere wendbaarheid, enzomeer), zelfs in combinatie met bosbouwmachines. In dit opzicht trekt het werkpaard een groeiend aantal liefhebbers aan, waarvan sommigen actief zijn in onze bossen en wouden.
Meer artikelen bekijken