Startpagina Aardappelen

Proefresultaten late frietrassen 2016

In 2016 werden op 8 locaties in Vlaanderen rassenproeven aangelegd in het kader van het Programma Landbouwcentrum Aardappelen. Op 6 locaties lagen telkens 10 of 11 frietrassen. De vijf vroege frietrassen lagen op één proefplaats.

Leestijd : 11 min

De rassenproeven werden geplant tussen 10 april en 9 mei 2016. Er werd gebruik gemaakt van groot pootgoed en de plantafstand in de rij werd aangepast per ras: 30 à 40 cm voor frietrassen, 33 cm voor chipsrassen en 30 à 34 cm voor versmarktrassen.

De bemesting gebeurde op basis van een grondontleding en werd aangepast per ras. Bintje, Fontane, Innovator, Bricata, Lady Anna, Leonardo en Ottawa kregen eenzelfde bemesting. Cronos, Divaa, Explorer en Leonata en de chipsrassen kregen 30 eenheden stikstof/ha minder. De rassen voor de versmarkt en de vroege frietrassen kregen allemaal evenveel stikstof. Het pootgoed werd om proeftechnische reden niet ontsmet.

De meeste rassen in de proeven zijn resistent tegen het aardappelcysteaaltje Globodera rostochiensis pathotype 1 (Ro1). Enkele rassen zijn resistent tegen Globodera rostochiensis pathotype 1, 2 en 3 (Ro 1, 2 en 3) en/of Globodere pallida pathotype 2 en/of 3. Tijdens het groeiseizoen werden de rassen opgevolgd en beoordeeld op diverse gewaskenmerken (opkomst, gewasstand, bloei, afrijping, …). Na de oogst werden opbrengst, sortering, onderwatergewicht, drijvers, blauwgevoeligheid, knolkenmerken, kook- en frietkwaliteit bepaald. Alle rassen kenden uiteindelijk een voldoende opkomst.

In Huldenberg, Nieuwenhove, Poperinge, Sint-Niklaas, Waterland-Oudeman en Zonnebeke werden 10 of 11 frietrassen aangelegd. Bintje en Fontane werden als referentie opgenomen. Aangezien verschillende rassen een kruising zijn van Innovator of tot hetzelfde segment behoren, werd ook dit gekende ras in de proeven mee opgenomen.

Door het speciale groeiseizoen van 2016 (nat in het voorjaar, droog in het najaar) bleven de opbrengsten laag. De laagste opbrengsten werden genoteerd in Huldenberg en Nieuwenhove. Poperinge haalde de hoogste opbrengst. Typisch voor 2016 waren de vele groeischeuren en dus veel uitval. Het optreden van groeischeuren (en misvormingen) is zeer variabel tussen de rassen. Maar ook tussen de locaties zijn er grote verschillen. Zo werd er in Nieuwenhove gemiddeld over de rassen heen bijna 10 ton/ha aan knollen gesorteerd met groeischeuren, misvormingen, groen, terwijl dit bij de andere proefvelden eerder rond 5 à 6 ton/ha lag. Door de droogte vanaf tweede helft augustus bleef het onderwatergewicht stijgen waarbij 400 g/5kg geen uitzondering was. Hierdoor lag ook de blauwgevoeligheid zeer hoog. Op geen enkele proeflocatie en voor geen enkel ras waren er problemen met de frietkwaliteit. De smaak na koken is een eerder wisselvallig gegeven tussen de velden en tussen de rassen onderling.

friet 1
friet 2

Bintje

Het areaal van Bintje blijft dalen, maar blijft nog een heel belangrijk ras voor Vlaanderen. Zoals gewoonlijk kende Bintje een vlotte opkomst in combinatie met een trage afrijping. Typisch is ook dat Bintje veel stengels en knollen per struik vormt: voor 2016 ging het om 4,8 stengels en 17 knollen per struik, wat het hoogste aantal is van alle frietrassen. Vandaar dat Bintje, in tegenstelling tot de andere rassen, op een ruimte afstand in de rij wordt geplant (40 cm in de rij voor de grotere maten).

De netto-opbrengst (sortering +35mm zonder afval) kwam in 2016 uit op gemiddeld 47 ton/ha. Deze opbrengst (onder ideale omstandigheden) is vergelijkbaar met een praktijkopbrengst van 38 ton/ha na aftrek van 20% (geen invloed van kopakkers, spuitsporen, …). Dit is hetzelfde resultaat als tijdens de opvolging van diverse praktijkpercelen. Door zijn hogere knolaantal is Bintje ook gekend voor zijn fijnere sortering t.o.v. andere frietrassen. In 2016 zat 72% van de opbrengst in de sortering +50mm wat het laagste cijfer in de proef is. Bintje vormde samen met Innovator de minste afval.

Het onderwatergewicht van Bintje lag gemiddeld op 399 g/5kg. Dit is een hoog cijfer voor Bintje, te danken aan de groeiomstandigheden van 2016. Enkele rassen scoorden lager. Uiteindelijk was zijn blauwgevoeligheid wel de op één na hoogste met een index van 270 op een schaal van 0 (= niet blauwgevoelig) tot 400 (=zeer blauwgevoelig). Zijn frietkwaliteit was overal zeer goed met weinig heterogene frieten. Zoals vele jaren was zijn smaak na koken zeer goed en meteen ook de beste van alle rassen. Het was dit jaar wel één van de meliger rassen in proef, zelfs met een onderwatergewicht dat niet de hoogste van de rassen was. Bintje blijkt wel opnieuw het meest gevoelig te zijn voor schurft. Het is het enige late frietras in proef dat geen enkele resistentie heeft tegen het aardappelcystenaaltje.

Bricata

Bricata werd voor het eerste jaar in de rassenproeven opgenomen en is geelvlezig qua vruchtvlees. Dit ras hoort thuis in het Fontane-segment. Bricata kende op alle locaties een zeer vlotte opkomst, maar was ook het ras met de snelste afrijping. Zijn aantal stengels (3,9) en aantal knollen (13) per struik lag net iets hoger dan het gemiddelde over de rassen heen. Dit ligt volledig in de lijn van de geadviseerde plantafstand van 36 cm in de rij.

Bricata haalde een mooie meeropbrengst in de +35mm netto van +12% t.o.v. Bintje, maar een iets lagere opbrengst (-2%) t.o.v. Fontane. Op twee locaties werden wel in grotere hoeveelheden gekloven (en misvormde) knollen gevonden. Ook op vlak van de totale bruto-opbrengst zien we dezelfde verhoudingen t.o.v. Bintje en Fontane. Met 86% van de opbrengst in de sortering +50mm haalt Bricata een gemiddelde grofte.

Zijn onderwatergewicht lag op een hoger niveau van gemiddeld 406 g/5kg. Zijn blauwgevoeligheid lag op een te verwachten niveau van 221. Zijn frietkwaliteit was overal uitstekend met hoogstens een index van 1,6. Heterogene frieten kwamen nauwelijks voor. Op bijna alle proeflocaties was de smaak na koken goed tot zeer goed. Zelfs met een hoog onderwatergewicht lag zijn meligheid niet te hoog.

Cronos

Cronos lag voor het derde jaar op rij in de proeven en is een kruising van Innovator met Felsina. Een pluspunt van dit ras is zijn dubbele resistentie tegen zowel Globodera rostochiensis (pathotype 1) als Globodera pallida (pathotype 2 en 3). De voorbije twee jaar verliep zijn opkomst traag, maar in 2016 was dit minder het geval. Zijn afrijping verliep dan weer net iets sneller dan gewoonlijk. Typerend voor Cronos is zijn lage knolaantal met slechts 8 knollen per struik (cfr. Innovator). Dit is het laatste cijfer van alle rassen. Er werden dan ook slechts 3 stengels per plant gevormd. Het advies luidt dan ook om de grote potermaat op 33 cm in de rij te planten.

De opbrengst van Cronos t.o.v. de referentierassen schommelt over de jaren. In 2016 had Cronos het meest van alle rassen te lijden onder de wisselvallige groeiomstandigheden. Op alle proefplaatsen werd heel wat afval uitgesorteerd. Hierdoor bedraagt de netto-opbrengst van Cronos dezelfde als van Bintje en 12% lager als van Fontane. De bruto-opbrengst van Cronos ligt dan wel weer 12% hoger dan Bintje en slechts 3% lager dan Fontane. Cronos is een Innovator-kruising en haalt ook in de netto-opbrengst een hogere opbrengst dan Innovator. Door zijn lage knolaantal behoort maar liefst 92% tot de grove sortering (+50mm). Cronos vormt eerder lange knollen wat gewenst is voor een hoger rendement in de verwerking.

Kenmerkend voor Cronos is zijn lage onderwatergewicht: met slechts 351 g/5kg scoort hij veruit het laagst van alle frietrassen en dit op alle proefplaatsen. Het is ook het ras met het hoogste percentage drijvers. Hieruit volgt dat Cronos ook het minst blauwgevoelig is. Zijn frietkwaliteit was eveneens het minst van alle frietrassen in proef maar scoorde gemiddeld toch nog zeer goed. Zijn smaak na koken was maar net voldoende met nogal wat variatie tussen de locaties (van zeer slecht tot goed). Dit ras heeft ook wat meer neiging tot grauwverkleuring na koken (cfr. voorgaande jaren). Cronos blijkt gevoeliger te zijn voor roest. De voorbije twee jaar scoorde Cronos wel wat beter voor zijn frietkwaliteit, maar viel ook zijn smaak na koken tegen.

Divaa

Dit ras werd voor de tweede maal opgenomen in de rassenproeven en heeft net zoals Cronos de dubbele resistentie tegen zowel Globodera rostochiensis (pathotype 1) als Globodera pallida (pathotype 2 en 3). Net zoals in 2015 kende Divaa een tragere opkomst samen met een snelle afrijping. Zijn aantal knollen per struik ligt slechts op 9 en aantal stengels op 3,2. Het kweekbedrijf raadt een plantafstand van 30 cm in de rij aan.

Slechts op één proefplaats bleef zijn netto-opbrengst lager dan Bintje. Gemiddeld over de proefplaatsen heen werd een meeropbrengst van 7% gevonden t.o.v. Bintje en een vergelijkbare opbrengst t.o.v. Innovator. De hoeveelheid afval lag op een gemiddeld cijfer t.o.v. de andere rassen in proef. Kijkende naar de bruto-opbrengst scoorde Divaa +12% t.o.v. Bintje en +6% t.o.v. Innovator. 88% van zijn opbrengst zat in de grove sortering.

Zijn onderwatergewicht lag op 396 g/5kg met een lagere blauwgevoeligheid (index 135). Zijn frietindexwas zeer goed. Op vlak van smaak na koken scoorde Divaa onvoldoende (4,7) met grote verschillen tussen de proefvelden. Divaa vertoonde wel de meeste grauwverkleuring na koken. Divaa vertoonde na oogst iets meer lakschurft in vergelijking met de andere rassen in proef (geen lakschurft op pootgoed). In 2015 haalde Divaa nog een (zeer) goed bakkleur met net een voldoende smaak na koken.

Explorer

Explorer was een nieuwkomer in onze rassenproeven. Volgens het kweekbedrijf hoort Explorer thuis in het segment van Markies (o.a. lange bewaring). Explorer kwam eerder traag boven en kende duidelijk de traagste afrijping voor alle locaties. Zijn knolaantal lag op 12. Explorer haalde van alle rassen in proef de hoogste netto- en bruto-opbrengst. Netto haalde dit ras een meeropbrengst van +16% t.o.v. Bintje en +2% t.o.v. Fontane. Explorer haalde eveneens een gemiddelde grofte van 87%. Zijn knollen hebben een mooie lengte.

Zijn onderwatergewicht kwam uit op gemiddeld 401 g/5kg. Slechts op één locatie (Huldenberg) haalde Explorer een te laag onderwatergewicht met meerdere drijvers. Zijn blauwgevoeligheid kwam met een index van 236 wel iets hoger uit dan gemiddeld over de rassen heen. Zijn frietkwaliteit was over de hele lijn zeer goed. De smaak na koken was op 4 plaatsen (zeer) goed en op twee locaties onvoldoende. Op een paar proefplaatsen werden enkele knollen met roest gevonden.

Fontane

Fontane blijft toenemen aan belang in Vlaanderen en kan dus niet ontbreken als referentieras. Zoals gewoonlijk verloopt zijn opkomst heel vlot en begon zijn afrijping later dan bij vele andere rassen in proef. In vergelijking met de andere rassen viel zijn knolaantal goed mee met 14 knollen per struik (ligt vaak lager).

Fontane haalde een mooie opbrengst van 54 ton/ha (sortering +35 mm zonder afval). Trekken we daar nog 20% van af (voor spuitsporen, kopakkers, …) komen we op een opbrengst van 43 ton/ha. Dit is wel meer (+4 ton/ha) dan wat we op de praktijkpercelen hadden vastgesteld tijdens 2016. Zijn afval (o.a. groeischeuren) lag binnen de proeven op een gemiddeld niveau. 85% van de opbrengst zat in de grove sortering +50mm. Fontane had de kortste knollen.

Zijn onderwatergewicht was de hoogste van alle rassen (432 g/5kg), maar dit was dan ook zo voor zijn blauwgevoeligheid die zeer hoog lag. Zoals we gewoon zijn van Fontane was zijn frietkwaliteit uitstekend met weinig heterogene frieten. Zijn smaak na koken was op alle locaties zeer goed (overal score 6,5); nochtans waren de aardappelen melig (hoog onderwatergewicht).

Innovator

Innovator werd als derde referentieras opgenomen aangezien heel wat van de andere rassen een kruising met Innovator zijn of tot hetzelfde segment behoren. Net zoals bij de andere twee referentierassen verliep de opkomst van Innovator zeer vlot, maar zijn afrijping daarentegen werd wel vrij snel ingezet. Belangrijk is zijn resistentie tegen Globodera pallida (pathotype 2 en 3). Innovator vormde slechts 8 knollen per struik. Vandaar ook zijn nauwere plantafstand (33 cm voor pootgoed 35/50mm).

De opbrengst van Innovator schommelde heel sterk over de locaties heen met soms een grote meeropbrengst t.o.v. Bintje of soms met een duidelijke minopbrengst. Gemiddeld haalde Innovator voor de netto-opbrengst 8% meer dan Bintje (5% minder dan Fontane). Innovator had weinig afval. Maar liefst 92% van zijn opbrengst behoorde tot de sortering +50mm. Dit ras vormde eerder lange knollen.

In vergelijking met de andere rassen haalde Innovator een eerder laag onderwatergewicht van 390 g/5kg, maar met een voldoende hoog cijfer op elke locatie en zonder drijvers. Zijn blauwgevoeligheid lag dan wel opvallend hoog met een index van 266. De frietkwaliteit was overal zeer goed met uitzondering van één locatie. Zijn smaak na koken was overal goed tot zeer goed. Net zoals Bintje had Innovator wel meer schurft op de knollen.

Lady Anna

Op drie locaties werd het ras Lady Anna geplant omwille van zijn forse uitbreiding in 2016. In 2010-’11-’12 lag dit ras al eerder aan in de rassenproeven. Dit ras is een kruising met Fontane als één van de ouders. Lady Anna wordt net als Bintje geplant op 40 cm in de rij (zelfde potermaat) al vormt Lady Anna duidelijk minder knollen per struik (11). Lady Anna kent eerder een trage opkomst, maar ook zijn afrijping wordt niet zo snel ingezet. Belangrijk is zijn resistentie tegen G. rostochiensis (pathotype 1, 2, 3) én G. Pallida (pathotype 2).

Voor zijn opbrengst +35mm (zonder afval) haalde Lady Anna een lagere opbrengst (-6%) dan Bintje. Houden we rekening met de bruto-opbrengst dan is zijn opbrengst dezelfde als van Bintje. Op 1 van de drie locaties werd een hoger percentage groeischeuren genoteerd. Lady Anna haalde een mooie grofte van 87%. Een positief kenmerk is zijn lange knolvorm (langste van alle rassen in proef) wat hogere rendementen geeft in de verwerking.

Lady Anna haalde steeds een voldoende hoog onderwatergewicht (gemiddeld 416 g/5kg). In verhouding hiermee valt de blauwgevoeligheid nog mee (index 184) t.o.v. de andere rassen in proef. Zijn frietkwaltiet was uitstekend en samen met Bricata en Ottawa de beste in proef. Zijn smaak na koken was goed. Al deze resultaten bevestigen de bevindingen uit 2010-’11-’12.

Leonardo

Leonardo werd voor de derde keer uitgeplant in de proeven en behoort tot het Agria-segment (geel vlees). De voorbije twee jaar verliep zijn opkomst en afrijping tamelijk traag, maar dit was in 2016 iets minder uitgesproken. In tegenstelling tot vorige jaren lag zijn knolaantal toch op 14 was een plantafstand van 36 cm gerechtvaardigd. Leonardo is resistent voor Globodera rostochiensis pathotype 1,2 en 3 én voor Globodera pallida pathotype 2.

Zijn opbrengst +35 mm (zonder afval) lag 15% hoger dan van Bintje en ook nipt hoger dan deze van Fontane (+1%). Als de bruto-opbrengst bekeken wordt, dan liggen deze resultaten weinig anders. Vorige seizoenen werd een minimale meeropbrengst t.o.v. Bintje gevonden. Zijn grofte met 85% in de sortering +50mm is vergelijkbaar met Fontane en zijn knollengte was ook samen met Fontane de kleinste in proef (8,1 cm).

Zijn onderwatergewicht lag met 412 g/5kg op een eerder hoog niveau alsook zijn blauwgevoeligheid (index 250). Zijn frietkwaliteit was overal zeer goed. De smaak na koken was op de meeste plaatsen net voldoende met wat risico op grauwverkleuring. Op vlak van opbrengst scoorde Explorer in 2016 beter; de kwaliteit van dit ras werd bevestigd.

Leonata

Leonata werd voor de tweede keer in de proeven uitgeplant, is crème-vlezig en doet het goed op zandgrond met mooie knollengte. Net zoals in 2015 kende Leonata een trage opkomst, maar ook zijn afrijping kwam trager op gang. Dit ras haalde slechts 10 knollen per struik.

Slechts op één proefplaats bleef de netto-opbrengst van Leonata steken onder die van Bintje. Gemiddeldover de zes locaties heen werd wel een meeropbrengst van 11% genoteerd t.o.v. Bintje maar 3% lager dan Fontane. Voor de bruto-opbrengst wijzigen deze resultaten weinig. De hoeveelheid afval viel nog goed mee bij Leonata. Dit ras vormt eerder langere knollen.

Leonata haalde net zoals in 2015 een hoog onderwatergewicht met een gemiddelde van 427 g/5kg. Toch blijkt dit ras weinig blauwgevoeligheid te zijn want zijn index bleef relatief laag (142) voor 2016. Zijn frietkwaliteit was overal zeer goed. Ook zijn smaak na koken bleek redelijk stabiel over de locaties heen met een gemiddelde cijfer van 6,1 wat een goed resultaat is. In 2015 bleef de opbrengst net onder die van Bintje hangen. Op vlak van kwaliteit werden de resultaten van 2015 bevestigd.

Ottawa

Ottawa lag het voor derde jaar in de proeven. Zowel zijn opkomst als afrijping verliepen elk jaar ‘gemiddeld’. Er werden slechts 11 knollen per struik gevormd maar toch wel 4,4 stengels. Ook in 2014 werden weinig knollen gevormd wat een plantafstand van 36 cm dan misschien iets te ruim maakt. In 2015 werd wel een hoger knolaantal bereikt.

T.o.v. Bintje haalde Ottawa een mooi meeropbrengst (netto + 12%; bruto + 17%). Zijn opbrengst verschilde niet veel van Fontane. Op twee locaties werd een niet onbelangrijk aandeel groeischeuren teruggevonden. Met 91% in de sortering +50mm was Ottawa wel één van de grovere rassen in proef. De voorbije jaren kende Ottawa een wisselende opbrengst t.o.v. de referenties.

Zijn onderwatergewicht bleef aan de lagere kant met gemiddeld 391 g/5kg. Zijn blauwgevoeligheid steeg dan toch tot 238. Zijn frietkwaliteit was net zoals de voorbije jaren bij de beste van alle rassen. Zijn smaak na koken was echter opnieuw de slechtste.

V. De Blauwer (Inagro),

D. Cauffman (PIBO),

I. Eeckhout (PCA),

D. Martens (LTCW),

P. Vermeulen (VTI)

Lees ook in Aardappelen

Meer artikelen bekijken