Niche: vlees produceren van vee dat enkel grasgevoerd is
Vlees produceren dat enkel grasgevoerd is, vraagt wilskracht en vakmanschap. Marie-Line Boinon, boswachter van opleiding, is de eerste in ons land die het geprobeerd heeft en met succes! Momenteel is zij haar productie aan het omschakelen en ze legt ons het verloop van een dertigtal jaar praktijk uit.
Marie-Line Boinon baatte in Meeffe (provincie Luik) een ruim vier generaties achter elkaar overgedragen familieboerderij uit, voordat ze verhuisde naar een nieuw bedrijf daar niet ver vandaan. Ze is gaan wonen in Hesbaye, in de akkerbouwstreek en is Witblauw-vee beginnen houden in het begin van de jaren ‘90.
Marie-Line is zeer geboeid door de veeteelt. “De relatie tussen mens en dier heeft mij altijd al geboeid. Omdat de koeien herkauwen, stond ik erop om hen te voederen met gras, wat toen niet gedaan werd in onze streek.” Niemand denkt dat ze dit echt meent, dus deze veehoudster stond nog veel te doen: inlichtingen inwinnen in Frankrijk voor de resultaten van de analyses van het voer, de voedingswaarden en de teelt van gras,.. Marie-Line weet wat ze wil en omringt zich in het begin van de jaren 2000 met bekwame mensen. Ze gaat terug aan de slag met de goede adviezen van Fourrages Mieux wat betreft de teelt van veevoer en van andere experten voor het opvolgen van de rantsoenen.
Ze is zelfstandig en omdat ze nieuwsgierig is en goed kan observeren, blijft ze het volhouden. “ Door jarenlange ervaring en de uitleg van adviseurs heb ik het gehaald”, zo gaat de uitbaatster voort. “Ik heb eerst gedacht aan de kalveren. Een kalf is zoals een baby, je moet het vertroetelen en het van jongs af aan in de juiste omstandigheden houden. Zo kan men besparen! Als je een fase mist, draagt het dier daar heel zijn leven de gevolgen van.”
Ze heeft inmiddels een veestapel van 150 dieren. “Wanneer men gras voert, moet men ze kunnen laten groeien maar niet te veel. Ze moeten de tijd krijgen om zwaarder te worden zodat ze goed aangepast zijn. Een koe verkopen die niet genoeg weegt, is verspilling”, vindt zij.
Maar gaandeweg brengen de evolutie van de landbouw en van de verkoopprijzen Marie-Line en haar man ertoe om deels over te schakelen naar biologische teelt en de teelt van groenten. De veestapel wordt verkleind om werktijd in te halen. Voor het jaar 2018 worden er gewassen ingezaaid zoals bieten, witloof, aardappelen, tarwe, triticale, spelt, gerst en groenten.
Welzijn en weerstand
Wat de voederoppervlakte betreft telt het bedrijf 35% permanente weilanden, 15 % tijdelijke weilanden en 10% luzerne. De overige 40 % bestaat uit tussenteelten. Wat voor de veehoudster belangrijk is, is het welzijn van en het respect voor haar dieren.
Door hun weerstand is het een gezonde kudde.”De kudde moet zich aanpassen aan de weilanden om immuun te worden. Als de kudde erin geslaagd is om zich aan te passen aan de omgeving, dan heb ik mijn streefdoel bereikt.”
Marie-Line streeft naar een regelmatige en gestage groeicurve van het jongvee. Ze kiest voor grote en gespierde dieren. “Het is het gewicht van de dieren op de weegschaal dat het verschil maakt in verkoopprijs. Wij selecteren ook stammen met goede beenstand en een goede melkproductie voor het zoogkalf.” Maar daarvoor moet men op zoek gaan naar een autonomie op het gebied van kwaliteitsvolle voedergewassen om minder eiwitten te hoeven aankopen. ”We mesten de stieren vet met veevoer zonder de groeicurve van de dieren te verstoren. Je mag nooit te snel gaan. En het is een groot succes!”, zegt ze glimlachend.
Veevoer...
De landbouwster baseert haar rantsoen op veevoeder dat geproduceerd werd op de boerderij, omdat ze kan rekenen op oude weilanden, die verdeeld zijn in kleine percelen zodat het vee heel het seizoen kan grazen (telkens gemiddeld zo’n tien dagen) in kort en voedzaam gras. “In de lente wordt van de weide waar niet op gegraasd wordt het gras gemaaid”, gaat ze verder.
De tijdelijke weilanden worden gedurende vier jaar naargelang de behoefte gezaaid in de wisseling van de teeltgrond naargelang de behoeften gedurende 4 jaar. De keuze voor het zaadmengsel wordt gemaakt in samenwerking met Fourrages Mieux.
De luzerne (een mengeling van luzerne en kropaar) wordt om de drie tot vier jaar geteeld. “Wij waarderen luzerne omwille van zijn weerstand tegen droogte. Bij ons is dit een extra zekerheid.”
De tussenteelten volgen op de gerstoogst. De landbouwster zaait dus in juli een mengeling van erwten, wikke en haver en oogst dit eind oktober- begin november. Mevr. Boinon ziet in deze teelten een belangrijk voordeel: het spreiden van de oogst over het seizoen. Zodoende weet ze zeker hoeveel nodig is om te voederen en is het gemakkelijker om autonoom te zijn wat betreft voer.
“De kwaliteit van elk type voer is essentieel”, benadrukt ze. Het onkruid (netels, distels, zuring en weegbree) wordt gemaaid met de weidebloter. Vaak gebeurt dit na de wisseling van de teelt en soms wordt het onkruid plaatselijk bestoven. De gaten worden overbezaaid.
... voor een
kwaliteitsvol rantsoen!
Nadat het gras gemaaid is, wordt het geanalyseerd, net zoals de andere oogsten (zelfs het hooi). “De lijst van de maaibeurten met de hoeveelheden en het analysenummer wordt daarna opgesteld. De rantsoenen worden dan berekend naargelang elk type dier en ze worden opgenomen in een tabel.”
En ze voegt eraan toe: “Het komt vaak voor dat het rantsoen aangevuld moet worden met stro of hooi dat van mindere kwaliteit is.” De gehaltes van de bestanddelen van het voeder variëren van 35 tot 60 % voor droge stof, van 800 tot 1.000 g/kg droog voor energie (VEM), van 100 tot 220 g/kg droog voor verteerbaar stikstof; van 120 tot 285g/kg droog voor de totale stikstof; van 75 tot 190g/kg droog van totale suikers; van 60 tot 85g/kg droog verteerbaar organisch materiaal; van 120 tot 300g/kg droog cellulose.
Volgens de landbouwster verschillen
De weegschaal,
een prioriteit!
Zelf samengestelde mengelingen
Een goede start
voor de dieren
Tijd en technische kennis
De voeders moeten dus geanalyseerd worden om er de gehaltes te kennen en om de juiste samenstelling van de rantsoenen te voorzien voor de verschillende groepen van dieren. Maar ze relativeert dit: “Ik blijf ervan overtuigd dat de combinatie van veeteelt en akkerbouw ideaal is.
We zijn bijna autonoom!”