Startpagina Veeteelt

Niche: vlees produceren van vee dat enkel grasgevoerd is

Vlees produceren dat enkel grasgevoerd is, vraagt wilskracht en vakmanschap. Marie-Line Boinon, boswachter van opleiding, is de eerste in ons land die het geprobeerd heeft en met succes! Momenteel is zij haar productie aan het omschakelen en ze legt ons het verloop van een dertigtal jaar praktijk uit.

Leestijd : 8 min

Marie-Line Boinon baatte in Meeffe (provincie Luik) een ruim vier generaties achter elkaar overgedragen familieboerderij uit, voordat ze verhuisde naar een nieuw bedrijf daar niet ver vandaan. Ze is gaan wonen in Hesbaye, in de akkerbouwstreek en is Witblauw-vee beginnen houden in het begin van de jaren ‘90.

Marie-Line is zeer geboeid door de veeteelt. “De relatie tussen mens en dier heeft mij altijd al geboeid. Omdat de koeien herkauwen, stond ik erop om hen te voederen met gras, wat toen niet gedaan werd in onze streek.” Niemand denkt dat ze dit echt meent, dus deze veehoudster stond nog veel te doen: inlichtingen inwinnen in Frankrijk voor de resultaten van de analyses van het voer, de voedingswaarden en de teelt van gras,.. Marie-Line weet wat ze wil en omringt zich in het begin van de jaren 2000 met bekwame mensen. Ze gaat terug aan de slag met de goede adviezen van Fourrages Mieux wat betreft de teelt van veevoer en van andere experten voor het opvolgen van de rantsoenen.

Ze is zelfstandig en omdat ze nieuwsgierig is en goed kan observeren, blijft ze het volhouden. “ Door jarenlange ervaring en de uitleg van adviseurs heb ik het gehaald”, zo gaat de uitbaatster voort. “Ik heb eerst gedacht aan de kalveren. Een kalf is zoals een baby, je moet het vertroetelen en het van jongs af aan in de juiste omstandigheden houden. Zo kan men besparen! Als je een fase mist, draagt het dier daar heel zijn leven de gevolgen van.”

Voor Marie-Line Boinon gaat het welzijn van het dier gepaard met kwaliteit en respect voor hun groeicurve.
Voor Marie-Line Boinon gaat het welzijn van het dier gepaard met kwaliteit en respect voor hun groeicurve. - P-Y L.

Ze heeft inmiddels een veestapel van 150 dieren. “Wanneer men gras voert, moet men ze kunnen laten groeien maar niet te veel. Ze moeten de tijd krijgen om zwaarder te worden zodat ze goed aangepast zijn. Een koe verkopen die niet genoeg weegt, is verspilling”, vindt zij.

Maar gaandeweg brengen de evolutie van de landbouw en van de verkoopprijzen Marie-Line en haar man ertoe om deels over te schakelen naar biologische teelt en de teelt van groenten. De veestapel wordt verkleind om werktijd in te halen. Voor het jaar 2018 worden er gewassen ingezaaid zoals bieten, witloof, aardappelen, tarwe, triticale, spelt, gerst en groenten.

Welzijn en weerstand

Wat de voederoppervlakte betreft telt het bedrijf 35% permanente weilanden, 15 % tijdelijke weilanden en 10% luzerne. De overige 40 % bestaat uit tussenteelten. Wat voor de veehoudster belangrijk is, is het welzijn van en het respect voor haar dieren.

Door hun weerstand is het een gezonde kudde.”De kudde moet zich aanpassen aan de weilanden om immuun te worden. Als de kudde erin geslaagd is om zich aan te passen aan de omgeving, dan heb ik mijn streefdoel bereikt.”

Marie-Line streeft naar een regelmatige en gestage groeicurve van het jongvee. Ze kiest voor grote en gespierde dieren. “Het is het gewicht van de dieren op de weegschaal dat het verschil maakt in verkoopprijs. Wij selecteren ook stammen met goede beenstand en een goede melkproductie voor het zoogkalf.” Maar daarvoor moet men op zoek gaan naar een autonomie op het gebied van kwaliteitsvolle voedergewassen om minder eiwitten te hoeven aankopen. ”We mesten de stieren vet met veevoer zonder de groeicurve van de dieren te verstoren. Je mag nooit te snel gaan. En het is een groot succes!”, zegt ze glimlachend.

Veevoer...

De landbouwster baseert haar rantsoen op veevoeder dat geproduceerd werd op de boerderij, omdat ze kan rekenen op oude weilanden, die verdeeld zijn in kleine percelen zodat het vee heel het seizoen kan grazen (telkens gemiddeld zo’n tien dagen) in kort en voedzaam gras. “In de lente wordt van de weide waar niet op gegraasd wordt het gras gemaaid”, gaat ze verder.

Wanneer men dieren vetmest, is de weegschaal onmisbaar om de juiste verkooppijs per dier te kennen.
Wanneer men dieren vetmest, is de weegschaal onmisbaar om de juiste verkooppijs per dier te kennen. - P-Y L.

De tijdelijke weilanden worden gedurende vier jaar naargelang de behoefte gezaaid in de wisseling van de teeltgrond naargelang de behoeften gedurende 4 jaar. De keuze voor het zaadmengsel wordt gemaakt in samenwerking met Fourrages Mieux.

De luzerne (een mengeling van luzerne en kropaar) wordt om de drie tot vier jaar geteeld. “Wij waarderen luzerne omwille van zijn weerstand tegen droogte. Bij ons is dit een extra zekerheid.”

De tussenteelten volgen op de gerstoogst. De landbouwster zaait dus in juli een mengeling van erwten, wikke en haver en oogst dit eind oktober- begin november. Mevr. Boinon ziet in deze teelten een belangrijk voordeel: het spreiden van de oogst over het seizoen. Zodoende weet ze zeker hoeveel nodig is om te voederen en is het gemakkelijker om autonoom te zijn wat betreft voer.

“De kwaliteit van elk type voer is essentieel”, benadrukt ze. Het onkruid (netels, distels, zuring en weegbree) wordt gemaaid met de weidebloter. Vaak gebeurt dit na de wisseling van de teelt en soms wordt het onkruid plaatselijk bestoven. De gaten worden overbezaaid.

... voor een

kwaliteitsvol rantsoen!

Nadat het gras gemaaid is, wordt het geanalyseerd, net zoals de andere oogsten (zelfs het hooi). “De lijst van de maaibeurten met de hoeveelheden en het analysenummer wordt daarna opgesteld. De rantsoenen worden dan berekend naargelang elk type dier en ze worden opgenomen in een tabel.”

En ze voegt eraan toe: “Het komt vaak voor dat het rantsoen aangevuld moet worden met stro of hooi dat van mindere kwaliteit is.” De gehaltes van de bestanddelen van het voeder variëren van 35 tot 60 % voor droge stof, van 800 tot 1.000 g/kg droog voor energie (VEM), van 100 tot 220 g/kg droog voor verteerbaar stikstof; van 120 tot 285g/kg droog voor de totale stikstof; van 75 tot 190g/kg droog van totale suikers; van 60 tot 85g/kg droog verteerbaar organisch materiaal; van 120 tot 300g/kg droog cellulose.

Volgens de landbouwster verschillen de gehaltes sterk naargelang het voeder, maar worden ze ook bepaald door de oogstwijze en door het weer. Ze geeft dus het voeder dat het meeste eiwitten bevat aan de jongste dieren (6 tot 24 maanden) en aan de drachtige koeien (8 maanden drachtig). De koeien die minder dan 8 maanden drachtig zijn, worden gevoerd met minder voedzaam voorgedroogd voeder. De mannelijke kalveren krijgen tot 12 maanden hetzelfde gras als de vrouwelijke kalveren. Het jongvee eet rond de 10 kg (tussen 9 en 11 kg) naar- gelang de samenstelling van het rantsoen. Wat de koeien betreft ligt dit rond de 17 kg (tussen 15 en 20 kg).

De weegschaal,

een prioriteit!

Marie-Line vindt dat men bij het voederen van de dieren hun juiste gewicht moet kennen om hun groei op te volgen wanneer het rantsoen aangepast wordt.“Wij hebben dus een weegschaal gekocht. Ik heb door deze weegschaal veel preciezer kunnen werken bij het verkopen van slacht- en fokvee.” De mannelijke dieren laten groeien en voederen met veevoeder is niet gebruikelijk. “Door de weegschaal kunnen we de prestaties berekenen en kunnen we de rantsoenen indien nodig aanpassen om onze voederkeuzes te bepalen.” De dieren worden bij de geboorte en bij elke aanpassing van de voeding gewogen: bij het spenen (3-4 maand), als ze 9 maanden, 12 maanden en 14 maanden zijn en bij de verkoop als ze gemiddeld 16 tot 18 maanden oud zijn.

Zelf samengestelde mengelingen

En om het nu eens te hebben over de aanpassingen van het voeder. “Tot 9 maanden worden de mannelijke kalveren gevoed zoals de vrouwelijke op basis van voedzaam voeder, hooi en een zelf geteeld mengsel. Van 9 tot 12 maanden wordt de geconcentreerde mengeling verhoogd, meer bepaald tot 3 kg/dag/dier.

Wanneer de dieren een jaar zijn, krijgen ze dezelfde hoeveelheid voorgedroogd voeder, maar de hoeveelheid van de zelf geteelde kweekmengeling wordt geleidelijk aan verhoogd. Deze mengeling wordt aangevuld met een zelf geteelde mengeling om de dieren vet te mesten.

Op 14 maanden krijgen ze nog steeds voorgedroogd voeder met telkens meer van het mengsel om ze vet te mesten. Van 16 tot 18 maanden bestaat het rantsoen uit voorgedroogd voeder en uit het mengsel om de dieren vet te mesten zoveel ze willen, totdat ze verkocht worden.

“We hebben ervoor gekozen om zelf geconcentreerde mengsels te maken om ervoor te zorgen dat het product altijd zijn kwaliteit behoudt, dat het dier regelmatig zwaarder wordt en vanwege de prijs. Daarom werken we met Luxemburgse mengwagens.”

Marie-Line legt verder uit: “Het mengsel bestaat voor 70% uit onze geplette granen (60% spelt en 10 % gerst); de eiwitten bestaan voor 50% uit vlaskoek, voor 25 % uit koolzaadsnippers en voor 25 % uit maïskiemen die indien mogelijk plaatselijk geproduceerd worden. Daar voegt men mineralen aan toe.”

Het mengsel om de dieren vet te mesten is samengesteld uit droge pulp, geplette gerst en eiwitten uit mineralen en uit zout.

Het is interessant om in de praktijk te zien dat op basis van voeder dat voornamelijk op de boerderij gemaakt wordt de dagelijkse groei gemiddeld 1,3 kg per dier bedraagt, van de geboorte tot aan de verkoop. “Het is onze leidraad! Ik ben heel goed georganiseerd als het op de manier van voederen aankomt. De pensen moeten goed gevuld zijn!” We kunnen opmerken dat ze gemiddeld dagelijks 1,5kg zwaarder worden. Dat varieert meestal tussen de 1,2 tot 1,9 kg.

Marie-Line heeft er misschien wel spijt van dat ze niet heeft geïnvesteerd in een mengmachine om haar mengsels meer te verfijnen, maar ze ziet aan haar manier van werken wel een voordeel dat moeilijk in cijfers uitgedrukt kan worden: de goede gezondheid van haar dieren. Daardoor moet ze minder geld uitgeven aan de dierenarts en groeien de dieren regelmatig. “Dat bepaalt een groot deel van de winst”, vindt ze.

Een goede start

voor de dieren

Door haar manier van werken blijft Marie-Line heel rustig wanneer de dieren moeten kalven. “De koeien zijn in goede gezondheid om te kalven, ze bevallen na enkele uren en daarna gaan ze heel snel opnieuw grazen. Er is steeds evenveel en even goede biest.” Het gemiddelde bij de eerste melkbeurt aan de machine varieert van 2,5 tot 6l, ofwel een gemiddelde van 4,3l. De kalveren zijn dus sterk bij de geboorte. Hun gewicht als ze geboren worden, heeft geen invloed op hun soepelheid. Ik heb kalveren gehad van 90 kg die meteen op hun poten stonden.

Al vanaf zeer jonge leeftijd zijn de dieren het gewoon om grote hoeveelheden voeder te eten. Bij gevolg hebben ze maar weinig problemen bij het verteren ervan.

Het voeder wordt toegediend naargelang de kwaliteit ervan en volgens de behoeften van het vee. Door de verschillende oogsten kan men meer voeder toedienen zoals bijvoorbeeld luzerne, waardoor ze een glanzende vacht krijgen en gemarmerd vlees. De overgang tussen het winterrantsoen en het laten grazen van het vee op de weide gebeurt trouwens geleidelijk.

Tijd en technische kennis

Haar manier van handelen levert misschien wel veel voordelen op, maar het bezorgt de boerin heel veel werk. “Voederen op deze manier brengt veel verplichtingen met zich mee. Het binnenhalen van de verschillende voeders zorgt voor veel meer werk, vooral tijdens zeer drukke periodes.”

Bovendien vraagt het grasteeltbeheer een bepaalde teeltkennis en moet men deze voortdurend observeren, “want om de kwaliteit van het voeder te garanderen moet men snel naar gelang de weersomstandigheden kunnen reageren en moet de groeifase van het voeder opgevolgd worden.”

De voeders moeten dus geanalyseerd worden om er de gehaltes te kennen en om de juiste samenstelling van de rantsoenen te voorzien voor de verschillende groepen van dieren. Maar ze relativeert dit: “Ik blijf ervan overtuigd dat de combinatie van veeteelt en akkerbouw ideaal is.

We zijn bijna autonoom!”

Lees ook in Veeteelt

Nieuwe gevallen van IBR vastgesteld

Veeteelt Deze week werden op verschillende plaatsen in Vlaanderenenkele gevallen van Infectieuze Boviene Rhinotracheïtis (IBR) vastgesteld. De oorzaak was volgens Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) telkens gelinkt aan handel in combinatie met een gebrekkige bioveiligheid.
Meer artikelen bekijken