Startpagina Economie

Vlaanderen telt steeds minder maar wel grotere en meer gespecialiseerde bedrijven

In 2017 telde Vlaanderen opnieuw minder maar wel grotere en meer gespecialiseerde landbouwbedrijven dan een jaar eerder. De grote beweging die in de landbouw al decennia zichtbaar is, zet zich dus voort. Ondertussen vergrijst de sector snel. Slechts 13 % van de Vlaamse landbouwers zegt een vermoedelijke opvolger klaar te hebben staan. De oorzaak ligt in te lage en onzekere inkomens.

Leestijd : 5 min

H et tweejaarlijkse Landbouwrapport van het Departement Landbouw schetst een bekend beeld: de schaalvergroting en specialisatie in de landbouw zet door. Vlaanderen telde in 2017 nog 23.225 landbouwbedrijven, waarvan 78 % met een beroepsmatig karakter. In 2017 bewerkt de totale land- en tuinbouw een oppervlakte van 610.971 hectare. Daarvan nemen de voedergewassen (maïs en weiden) en graangewassen met respectievelijk 56 % en 21 % het grootste aandeel voor hun rekening. Ten opzichte van 2007 is de oppervlakte cultuurgrond met 2 % gedaald door de inkrimping van vooral het suikerbietenareaal.

Ten opzichte van 2007 is het aantal landbouwbedrijven met iets meer dan een vierde teruggelopen, een daling van gemiddeld 3 % per jaar. Dat blijkt uit het tweejaarlijkse rapport van het Departement Landbouw en Visserij dat de ondertitel 'Uitda- gingen voor de Vlaamse land- en tuinbouw' draagt. Het zijn met name de kleinere bedrijven die stoppen, zodat de gemiddelde schaal van bedrijven blijft groeien. De gemiddelde oppervlakte cultuurgrond per bedrijf is in die tien jaar met een derde gestegen tot 26 hectare. Gemiddeld is 37 % in eigendom en de rest in pacht.

De schaalgrootte van bedrijven neemt toe, en daarmee de vraag naar automatisering.
De schaalgrootte van bedrijven neemt toe, en daarmee de vraag naar automatisering. - JCB

Veeteelt blijft dominant

88 % van de bedrijven is gespecialiseerd in een van de drie subsectoren, met veeteelt (50%) als belangrijkste specialisatie, gevolgd door akkerbouw (26 %) en tuinbouw (12 %). De Vlaamse veestapel bestaat volgens de rapporteurs uit 1,3 miljoen runderen, 5,7 miljoen varkens en 34,2 miljoen stuks pluimvee. In tien jaar tijd is het aantal stuks pluimvee (24 %) en melkkoeien (10 %) toegenomen, terwijl er een achteruitgang valt op te tekenen wat betreft de zeugen (27%), maar ook de zoogkoeien (16 %). Een rundveebedrijf telt inmiddels gemiddeld 142 dieren, een varkensbedrijf 2.121 stuks en een pluimveebedrijf 55.015 stuks.

De biologische landbouw is nog altijd klein maar in opmars. Eind 2017 waren er 468 biologische landbouwbedrijven, inclusief bedrijven in omschakeling. Het aantal bioproducenten vertoont de laatste vijf jaar een gemiddelde groei van 9 % per jaar. De biobedrijven bewerken samen 7.367 hectare, wat neerkomt op ongeveer 1,2 % van het volledige landbouwareaal. Uit onderzoek dat het rapport citeert, zien vier op de tien Vlamingen graag een volledige omschakeling naar biologische productie.

Diversifiëren voor extra inkomen

De sector innoveert en diversifieert om aanvullend inkomen te genereren. In 2017 zegt de helft van de land- en tuinbouwbedrijven een of meerdere vernieuwingen - vooral proces- innovaties - te hebben doorgevoerd. De fruitteelt heeft het hoogste percentage innoverende bedrijven (63 %). Er zijn 2.002 bedrijven actief met hoeveverkoop, 857 bedrijven die aan loonwerk doen, 361 landbouwbedrijven met een vorm van toerisme, logies of vrijetijdsbesteding en 252 landbouwers die op het bedrijf energie produceren bestemd voor verkoop.

Economisch belang

De Vlaamse land- en tuinbouwsector realiseerde in 2016 een eindproductiewaarde van €5,4 miljard. Veeteelt (61 %) is veruit de grootste, tuinbouw en akkerbouw zijn goed voor respectievelijk 30 % en 9 %. België exporteerde in 2017 voor €45 miljard aan agrohandelsproducten, terwijl de import €38,5 miljard bedroeg. Vlaanderen domineert de Belgische landbouwhandel. Het gewest heeft een aandeel van 83 % in de nationale landbouwimport, voor export is dat 85 %.

De vijf belangrijkste subsectoren qua productiewaarde zijn varkens (€1,37 miljard), groenten (€712 miljoen), melk en melkderivaten (€677 miljoen), runderen (€643 miljoen) en niet-eetbare tuinbouwproducten (€503 miljoen). Zij vertegenwoordigen samen 72% van de totale eindproductiewaarde. Het intermediaire verbruik bedroeg circa €4 miljard. 51% hiervan is veevoer, 11% energie en 3% meststoffen. Uit de waarde van de eindproductie, het intermediaire verbruik en rekening houdend met de afschrijvingen en de nettosubsidies kan de netto toegevoegde waarde geraamd worden.

Landbouwproducten en hun afgeleiden hebben in 2017 respectievelijk een aandeel van 11% en 12% in de totale Belgische in- en uitvoer. De invoer van agrohandelsproducten heeft een waarde van 38,5 miljard euro, de uitvoer is goed voor 45,0 miljard euro. Het Belgische handelsoverschot bedraagt 6,5 miljard euro. Volgens de Nationale Bank heeft Vlaanderen een aandeel van 83% in de import en 85% in de export. Belgische importen zijn voornamelijk afkomstig uit de buurlanden (57%), en vooral Nederland (26%). België exporteert voor 57% naar de buurlanden en voor 25% naar de andere landen van de EU-28.

België heeft een aandeel van 8% in de totale agrarische uitvoer van de EU en staat daarmee op de vijfde plaats na Nederland (17%), Duitsland (15%), Frankrijk (11%) en Spanje (9%). België is de zesde grootste importeur. Het grootste handelsoverschot is voor Nederland met €32,1 miljard. België rangschikt zich met €6,5 miljard op de vierde plaats bij de hoogste agrarische handelssaldi binnen de EU-28.

Import, export en handelssaldo voor de Belgische agrohandel, miljard euro, 2008-2017
Import, export en handelssaldo voor de Belgische agrohandel, miljard euro, 2008-2017 - Departement Landbouw

Vergrijzing in de sector

De gemiddelde leeftijd van de bedrijfshoofden van beroepslandbouwbedrijven is de afgelopen jaren continu gestegen: van 50 jaar in 2007 tot 54 jaar in 2016. Slechts 10 % van de bedrijven heeft een bedrijfshoofd jonger dan 40 jaar, terwijl 16 % ouder is dan 65. Nog problematischer dan de gemiddelde leeftijd is het gebrek aan opvolgers. Slechts 13 % van de Vlaamse landbouwer zegt een vermoedelijke opvolger te hebben. Onzekerheid rond het inkomen is volgens Landbouwrapport een heel belangrijke verklaring voor het gebrek aan opvolging.

Een eerlijk inkomen voor landbouwers, is daarmee ook voor het Departement Landbouw een aandachtspunt, zei departementshoofd Patricia De Clercq bij de presentatie van het rapport. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid telt een aantal belangrijke uitzonderingen op de algemene mededingingsregels voor ondernemingen. “Op die manier kan via horizontale en verticale samenwerking een verbetering van de positie in de keten worden bekomen. Dergelijke samenwerkingen tussen individuen, met behoud van autonomie en zelfstandigheid en dus geen integratie, lijken essentieel om de positie van de landbouwer te verbeteren”, aldus De Clercq.

Andere oorzaken voor het gebrek aan animo om een bedrijf over te nemen, zijn de administratieve rompslomp en de hoge grondprijs. Ook dit zijn onderwerpen die het Departement wil aanpakken.

Milieu-aspecten verbeteren

Het totale gebruik van dierlijke mest in Vlaanderen is volgens het rapport gedaald van 100,6 miljoen kg stikstof en 48,3 miljoen kg fosfaat in 2007 tot 92,1 miljoen kg stikstof en 40,6 miljoen kg fosfaat in 2016. Dat is een afname van 8,5 % voor stikstof en 16 % voor fosfaat. "De totale mestbalans is in evenwicht, maar sommige landbouwbedrijven kampen wel nog met een balansprobleem."

Het aandeel van de landbouw in de totale Vlaamse broeikasgasemissie bedraagt 10 %. De Vlaamse landbouwsector is in 2016 verantwoordelijk voor de uitstoot van 7,4 megaton CO2-equivalent. In de periode 1990-2016 heeft de Vlaamse landbouwsector een daling van broeikasgasuitstoot van 23 % gerealiseerd, terwijl dat globaal voor Vlaanderen slechts 10 % is.

Het rapport schat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in 2016 op 3,2 miljoen kg actieve stof. Ten opzichte van 2011 is dat een stijging met 0,5 miljoen kg actieve stof of 18 %.

JCB

Lees ook in Economie

Meer artikelen bekijken