Startpagina Wetgeving

Schauvliege heeft zesde mestactieplan klaar

Minister van Leefmilieu en Landbouw Joke Schauvliege (CD&V) heeft haar nieuw mestactieplan klaar, het zesde al. Vlaanderen wordt daarin opgedeeld in vier gebiedstypes, afhankelijk van de nitraatconcentratie in rivieren, wat meer gerichte maatregelen moet opleveren.

Leestijd : 4 min

De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) stelden eind vorig jaar het Mestrapport 2018 voor. De resultaten waren niet goed: bij 28 procent van de metingen in de Vlaamse rivieren werd de nitraatnorm overschreden, terwijl de Vlaamse regering op slechts 5 procent ’rode meetpunten’ mikte.

«Echt niet goed»

Vooral in de IJzer gaat het mis: bijna 60 procent van de meetpunten kleurt daar rood. In de Leie gaat het om 47 procent van de meetpunten, de Maas tekent voor 43 procent rood. Langs die rivieren worden veel groenten, maïs en aardappelen geteeld, en daarbij spoelt de mest gemakkelijker weg. De slechte cijfers konden deels verklaard worden door het weer: de zomer van 2017 was droog, gevolgd door een nat najaar.

Daarnaast sprak minister van Leefmilieu en Landbouw Joke Schauvliege ook van «cowboys», die het niet al te nauw nemen met de regels. Tot slot werd er ook meer stikstofkunstmest gebruikt. Schauvliege noemde de cijfers «echt niet goed» en ging aan de slag met een nieuw mestactieplan, het zesde al. Dat is nu af.

De Europese Commissie heeft het licht vlak voor kerstmis al op groen gezet (het plan is de omzetting van de Europese nitraatrichtlijn uit 1991, red.), en de tekst is momenteel in openbaar onderzoek tot 21 februari. Het plan werd dinsdagmiddag voorgesteld in de commissie Leefmilieu van het Vlaams parlement.

Vier gebiedstypes

Belangrijkste nieuwigheid? In het zesde mestactieplan wordt Vlaanderen ingedeeld in vier gebiedstypes, op basis van de gemiddelde nitraatconcentratie en zowel voor grond- als oppervlaktewater. Voor gebiedstype 0 zijn de doelstellingen eigenlijk al bereikt en moet niets extra worden ondernomen. Voor gebiedstype 1 zijn kleine inspanningen nodig. Het gaat dan bijvoorbeeld om meer vanggewassen, die de nog aanwezige nutriënten in de bodem kunnen opnemen nadat een andere teelt al is geoogst, om te vermijden dat de stoffen kunnen uitspoelen naar het grond- en oppervlaktewater.

In de gebiedstypes 2 en 3 is meer werk aan de winkel om de bemesting stapsgewijs terug te dringen. In gebiedstype 2 moet er tegen 2022 10 procent minder bemest worden, in gebiedstype 3 is dat zelfs 20 procent. De landbouwers moeten zich dan ook houden aan opgelegde percentages voor het inzaaien van vanggewassen.

Sanctioneren

Verder zet het mestactieplan in op een betere detectie van misbruiken, om overtreders op te sporen, maatregelen op te leggen en te sanctioneren waar nodig. Het gaat dan onder meer om landbouwers die hun mest niet correct samenstellen, of fouten maken in onder meer de verwerking van de mest. Tot slot zet het zesde mestactieplan nog meer in op sensibilisering, om wetenschappelijke kennis en innovatieve bemestingstechnieken beter tot bij de landbouwer te krijgen.

Het plan zou normaal gezien nog voor het einde van de legislatuur goedgekeurd moeten worden in het parlement. «Voor de waterkwaliteit in Vlaanderen is het cruciaal dat MAP6 (mestactieplan 6, red.) zo snel mogelijk in werking treedt», benadrukte Schauvliege. Maar niet iedereen binnen de meerderheid is even overtuigd van de doeltreffendheid van het nieuwe plan.

Veel kritiek

N-VA-parlementslid Wilfried Vandaele maakte het vorige mestactieplan met de grond gelijk en ziet geen grote verbeteringen in de zesde versie. «We moeten ons toch afvragen wat we de voorbije jaren hebben zitten doen? Het MAP5 heeft ons nergens toe gebracht en we zijn zelfs nog verder van huis dan daarvoor», zei hij. «We krijgen nu het verhaal dat alles met dat MAP6 zeker in orde komt, maar dat hebben we de vorige keren ook gehoord. Het spijt mij, maar ik ben niet overtuigd.»

Ook Gwenny De Vroe van meerderheidspartij Open Vld zei «teleurgesteld» te zijn door het mestrapport. Sp.a’er Bruno Tobback gaf hen gelijk. «Ik kan alleen maar vaststellen dat MAP5 ons met een volkomen verloren legislatuur heeft opgezadeld, en dat we ondanks het feit dat we al 25 jaar weten dat dit probleem bestaat, dat het immens groot is en ons als samenleving enorm veel geld kost, het probleem niet kunnen oplossen.»

Volgens Tobback leggen de minister en de bevoegde diensten te weinig «sense of urgency» aan de dag. «De samenvatting van dat hele MAP6 is: we gaan de pijn nog een beetje langer rekken.» Hij legde de fout deels bij de landbouw- en mestverwerkingsbedrijven, waarvan er veel de regels niet volgen. «Geen enkele andere sector in eender welk ander beschaafd land komt daarmee weg.» Johan Danen van Groen vond «enkele goede elementen» terug in de plannen, «maar de resultaten op het terrein laten te wensen over», zei hij. Danen pleit voor een strenger beleid, met strengere handhaving.

Schauvliege benadrukte dat het zesde mestactieplan de regels zeker niet versoepelt. «49 procent van het landbouwareaal krijgt strengere maatregelen opgelegd in dit ontwerpplan.» Maar volgens de minister moet er een evenwicht zijn tussen het halen van de ecologische doelstellingen, en het opleggen van maatregelen die economisch nog haalbaar zijn. «Van daaruit redeneert ook de Europese Commissie. Ze zou het MAP 6 niet goedkeuren als er geen verbetering te zien zou zijn», besloot ze.

Belga

Lees ook in Wetgeving

Meer artikelen bekijken