Meer maïs gezaaid, maar tegenvallende resultaten
Uit de voorlopige cijfers van het NIS van de FOD Economie blijkt dat er in 2018 in België 233.450 hectare maïs gezaaid werd, waarvan 23,1% bestemd was als korrelmaïs. Ten opzichte van 2017 was er een stijging van 1% van de oppervlakte voedermaïs en een stijging van 10% voor de korrelmaïs.
Samen betekent dit een stijging van 6% voor het totale maïs-areaal. Helaas zorgde het weer voor tegenvallende resultaten.
Na een maand maart met een normale hoeveelheid neerslag en die kouder was dan normaal volgde een maand april die redelijk warm was. De grond warmde snel op en dit liet een vroege zaai toe. De zaai van de eerste percelen korrelmaïs startte rond 10-15 april. De omstandigheden waren uitstekend om de grond goed klaar te leggen. De meeste percelen korrelmaïs werden vóór 1 mei ingezaaid. De zaai van de voedermaïs begon rond 15-20 april. De zaai verliep vlot tot enkele zware regenzones eind april de werkzaamheden op het veld voor enkele dagen stil legden. In sommige streken liep de verplichte pauze zelfs op tot een week.
Daarna verliep de zaai terug vlot en konden de zaaiactiviteiten afgesloten worden rond 15-20 mei. Dank zij de hoge temperaturen en de goede bodemvochtigheid kiemde de maïs erg snel. Sommige percelen stonden reeds na vier tot vijf dagen boven en stonden in het 3-4 ZB stadium in minder dan een maand. De opkomst was doorgaans zeer goed op enkele drogere percelen na raaigras na. In de regio’s waar het eind april niet veel geregend had zag men dat de bodem snel uitdroogde.
Over het algemeen stond de maïs dit jaar mooi recht bij de oogst. Een aantal percelen heeft wel schade ondervonden van enkele stormachtige dagen midden augustus, met beduidende verliezen door legering of stengelbreuk tot gevolg. De planten oogden gezond tot aan het einde van het seizoen met een vrijwel volledige afwezigheid van fusarium op stengel en kolven. Ondanks de droogtestress trof men dit jaar relatief weinig builenbrand aan. De aantastingen waren vooral aanwezig op de stengels en praktisch nooit op de kolven. De maïs kende een bijzonder snelle evolutie van de afrijping die al vroeg in augustus van start ging. Sommige percelen die extreem getroffen werden door de aanhoudende droogte ontwikkelden geen kolven en werden reeds noodrijp gehakseld eind juli – begin augustus.
De oogst van de percelen voedermaïs die de droogte beter verteerd hadden, startte rond 15 – 20 augustus voor de vroegst afrijpende percelen. Over het algemeen was de oogst vier tot vijf weken vroeger dan normaal. Ondanks de vroege berichtgeving van de onderzoeksinstellingen over de verwachtte vroege oogst werden toch heel wat landbouwers en loonwerkers verrast. Heel wat percelen werden bij een drogestofpercentage van boven de 40% ingekuild. Midden september was al een groot deel van de maïs ingekuild.
Door de warme maanden augustus en september kon de korrelmaïs zeer snel afrijpen. De oogst van de korrelmaïs startte reeds midden september (vijf tot zes weken vroeger dan normaal). De vroegst geoogste korrelmaïs was doorgaans voor een toepassing als vochtig graan. Dit stadium (34% vocht) was op vele percelen al snel behaald. De vochtgehaltes daalden dit jaar vlot onder de 30%. De gemiddelde waarden situeren zich tussen de 24 en 28% vocht maar heel veel percelen op lichtere grond konden zelfs geoogst worden aan vochtgehaltes van 20 tot 22%. Er was weinig of geen aantasting van de kolven met builenbrand en de algemene gezondheidstoestand aan het einde van het seizoen was zeer goed. Helaas waren, net zoals bij de silomaïs, de korrelopbrengsten sterk variërend (in functie van hoe goed de percelen de droogte hadden doorstaan) en globaal genomen eerder aan de lage kant. Gelukkig konden de lagere droogkosten en de iets hogere graanprijzen de pijn een klein beetje verzachten.