Startpagina Aardappelen

Slechte aardappelopbrengsten over hele lijn in 2018

Het jaar 2018 zal, net als het jaar 2017, in het geheugen van elke landbouwer gegrift staan. Er was droogte, hitte, doorwas, en ook de opbrengsten zijn slecht. Veel aardappelrassen scoren slechter dan vorig jaar. Onderzoekster van het proefcentrum van de aardappelteelt (PCA) Ilse Eeckhout overloopt het rampjaar 2018 en zijn oorzaken.

Leestijd : 9 min

Om het slechte aardappeljaar te verklaren, moet men niet lang zoeken naar de oorzaken. De weersomstandigheden waren allesbehalve best. Met als gevolg dat doorwas zelfs aanwezig was in de niet-gevoelige soorten.

Jaar met vele extremen

Allereerst is de gemiddelde temperatuur vermeldenswaardig. Met 11,9°C evenaart 2018 het jaarrecord van 2014. “Maar belangrijker: we hebben nog nooit zo weinig dagen regen gehad. 2018 telde 142 dagen regen, terwijl dat dat er normaal een 200-tal moet zijn”, vertelt de onderzoekster. “Normaal kunnen we van januari tot december rond 850 liter water verwachten in België, als gemiddelde van Ukkel. Nu was dat 650 liter.” Vanaf juni tot 8 augustus was er sprake van een droge periode, waarna de regen even terugkeerde, maar onvoldoende.

“Hoewel we het steeds over de droogte hebben, vergeten we dat er toch een aantal regens geweest zijn in het voorjaar: kort na het planten waren er enkele serieuze onweders die er op sommige plaatsen voor zorgden dat de poters tot op het straat waren gespoeld”, klinkt het. Sommige landbouwers hebben hun percelen moeten herplanten.

Weinig phytophthora

De droogte erna had één voordeel: qua phytophthora kenden we een makkelijker seizoen. Phytophtera heeft namelijk veel bladnat nodig om te kunnen ontwikkelen. “In het voorjaar was het nog even spannend: half mei tot half juni waren er grote infectiekansen. Vroeg in het seizoen, op 24 april, kregen we onze eerste melding. We kregen op 31 mei melding van de aanwezigheid in meerdere afvalhopen, maar ook in de percelen vroege aardappelen. Op 14 juni kregen we op meerdere plaatsen melding in de late aardappelen en op 21 juni was er sprake van een sterke uitbreiding bij sommige telers. Toen de droogte gekomen is, is alles gestabiliseerd.”

Het PCA schreef uiteindelijk 11 adviezen uit aan de hand van het waarschuwingssysteem, terwijl dat aantal de laatste 10 jaar gemiddeld 16 was.

Water, temperatuur cruciaal

De groei van de plant bepaalt de opbrengst, maar er zijn diverse factoren die de groei bepalen. In de eerste plaats is rassenkeuze belangrijk, maar de weersomstandigheden moet men ook niet onderschatten. “Water is cruciaal in de fotosynthese: daar staat of valt alles mee. Dankzij fotosynthese zet de aardappelplant water en CO2 om in suiker, wat de plant helpt de verdere processen te doorlopen.”

Van suikers wordt ook zetmeel gemaakt, dat wordt opgeslagen in de knol en dus het aantal tonnen bepaalt. Ook is water het transportmiddel in de plant, van mineralen, suikers, allerlei metabolieten, enz.. Het is ook nodig als koelmiddel: de aardappel verdampt water via zijn blad via de huidmondjes om de temperatuur op niveau te houden. “Ten slotte biedt water de plant structuur en stevigheid.”

Verder benadrukt Eeckhout het belang van temperatuur. Een voldoende hoge temperatuur is nodig om de fysiologische processen te laten doorgaan. De groei van de plant is optimaal bij 18°C. Wordt de temperatuur lager, dan gaat de plant minder doen. Onder 5°C gebeurt er niets meer. Ook bij hogere temperaturen dan 18°C, neemt de groeisnelheid af.

“Dan is wat de plant verdoet aan suikers veel groter dan het suikers kan aanmaken. Dan is er netto geen aanmaak, wat betekent dat er ook geen zetmeel wordt aangemaakt.”

Effect van droogte

2017 heeft nog een mooie opbrengst opgeleverd, in 2018 was het duidelijk dat water de beperkende factor was. Bij droogte gaan op een bepaald moment de huidmondjes dicht: “Als de plant merkt dat er geen vocht via de wortels en de sapstroom naar boven komt, dan weet die zo de verdamping te beperken. Door een verminderde koeling, verhit het blad met een grotere ademhaling tot gevolg.”

Gesloten huidmondjes betekent echter ook een verminderde opname van CO2, en dus een verminderde fotosynthese, groei en opbrengsten. Als het heel droog is in het begin van het seizoen, dan is er ook een impact op het aantal knollen die gevormd worden. “In juni was dat nog normaal. Het was pas de knoldikking waar niet genoeg vocht voor was.”

Bij een groot watertekort verwelkt de plant. Hierdoor vangt de plant minder zonlicht op. Is de plant te lang verwelkt, dan lost die zijn onderste bladeren als verdedigingsmechanisme. Hoewel de plant nu moet zorgen voor minder bladeren, zijn er wel minder bladeren om zonlicht op te vangen en is er nog minder groei.

In principe kan de plant er in het begin nog goed mee weg: bij hogere temperaturen maakt die snel veel loof, en gaat die meer zijstengels maken, wat ook meer loof betekent. Het aantal hoofdstengels hangt af van het ras.” Meer loof houdt in het algemeen in dat de plant langer groen kan blijven en aan fotosynthese kan blijven doen. Later in het seizoen wanneer er knollen zijn, gaat de plant bij hoge temperaturen er alles aan doen om zijn bladapparaat in stand te houden en te verzorgen.

“Maar dat gaat ten nadele van de knollen, want die worden niet meer gevuld.”

Duidelijke minopbrengsten

De late rassen, zoals Fontane, Markies en Challenger, bleven langer blad produceren, in tegenstelling tot Bintje. Bintje maakte weinig nieuw blad en eindigde half augustus met weinig kilo's. “Fontane kon nog rekken tot de regen terug was en kon profiteren om extra kilo's te maken.” In het algemeen was er bij veel rassen wel duidelijk minder opbrengst dan in 2017”, gaat ze verder. Dat blijkt uit de groeicurve. Bij de vroege rassen eindigde Amora per hectare met gemiddeld 30 ton, terwijl dat voorgaande jaren 41 ton was. Sinora produceerde gemiddeld 32 ton, terwijl dat 42 ton had kunnen zijn. Bintje eindigde met 37 ton, terwijl dat vorige jaren 50 ton was. Fontane bracht dat 41 ton en Challenger 43 ton voort, terwijl beide rassen anders 54 ton haalden.

Een jaar vol doorwas

Een ander gevolg van de hoge temperaturen was doorwas. Bij temperaturen van 25°C of hoger in de rug stopt de plant met groeien tot de situatie verbetert. Als het terug afkoelt of het regent, dan herneemt de plant de groei, “maar weer van voor af aan, zoals aan het begin van het seizoen. Er is terug loofgroei en de plant vormt terug scheuten op de bestaande knollen. Aan een nieuwe scheut vormt de plant een nieuwe knol, de secundaire knol. Dat is echter iets wat we niet willen. Als op een bepaalde moment de plant bovengronds afsterft, zal de secundaire knol de primaire knol leegzuigen.”

De secundaire knol zal een goed droge stof gehalte en onderwatergewicht hebben, maar de moederknol zal glazig zijn en te weinig zetmeel bevatten. Bij zoutbaden kunnen ze naar boven komen als drijvers. Een ander probleem is dat op de plaats van leegzuigen zich waterzakken vormen, wat een probleem kan geven naar bewaring. In het algemeen zal ook de sortering fijner zijn.”

Voorkomen van doorwas kan door voor minder gevoelige rassen te kiezen, zoals Fontane en Challenger. “Maar ook die rassen kenden een groeistilstand dit jaar”, vertelt Ilse. Zelf zorgen voor voldoende bufferend loof kan ook, door rekening te houden met plantafstand of potermaat. “Soms is er bij Bintje meer doorwas in een 28-35 mm in vergelijking met potermaat 35-55: de loofmassa is normaal groter bij groter pootgoed. Alleen dit jaar bleef het heet en droog en konden we verschillen niet echt zien.” En hoewel beregen ook helpt, hadden landbouwers in 2018 na zeven beregeningsbeurten nog moeite om het bodemvocht en -temperatuur op peil te houden.

Een goede raad is matig zijn met stikstof: als de groei zich herneemt, dan gaat de plant zich des te harder hernemen naarmate er meer stikstof in de bodem zit. “Goed bemeste percelen en gescheurde weides hebben daarom meer last van doorwas dan andere percelen.”

Maleïnehydrazide gaf hoop

Dit jaar is op grote schaal maleïnehydrazide (in Fazor, Itcan, Himalaya,...) toegepast om de hergroei af te remmen en het aantal drijvers te beperken. Het kan ook de kieming van de aardappelen remmen in de bewaring. Om efficiënt te zijn, moet maleïnehydrazide wel op het juiste moment worden toegepast, benadrukt Eeckhout. De actieve stof remt namelijk enkel wanneer scheuten of knollen in hun fase van celdeling zitten. Bij knollen is dat het geval zolang ze niet groter zijn dan 25mm.

Houd er evenwel rekening mee dat maleïnehydrazide meerdere dagen, soms twee weken, tijd nodig heeft om met een voldoende concentratie in de knol te geraken. De toepassing moet bijgevolg gebeuren van zodra scheuten zich vormen en liefst vooraleer de secundaire knol 10mm is. Om de primaire knollen niet te remmen in hun groei, moet ook daar voldoende marge gerekend worden. Spuit MH alleen als minstens 80% van de primaire knollen groter is dan 35mm. Zo niet, zal de primaire knol geremd worden hetgeen opbrengst kost.

Verder kan maleïnehydrazide enkel toegepast worden als het gewas vitaal is, als het niet in stress staat en er sapstroom is, zodat transport mogelijk is naar knol. “Bij bepaalde rassen zie je roosverkleuring in de toppen van het loof. Dat betekent dat de groei van het loof ook geremd is, bijvoorbeeld door maleïnehydrazide.” Voor een goede opname gebeurt spuiten het best bij een droog gewas, maar bij een hoge relatieve vochtigheid. “Dan staan de huidmondjes open. 's Morgens is bijvoorbeeld een goed tijdstip.” De temperatuur is ook best lager dan 25°C en na toepassing moet het gewas toch minimaal een dag droog blijven.

Hoewel doorwas in Bintje soms desastreuze gevolgen had (zie kader), kon het PCA in de praktijkpercelen bewijzen dat bij een goede toepassing van maleïnehydrazide de schade beperkt bleef. Na een toepassing van maleïnehydrazide op 14 augustus verkreeg het PCA een overwegend positief resultaat voor Bintje midden september: met 4 % drijvers, scoorde de percelen met maleïnehydrazide een pak beter dan de percelen zonder maleïnehydrazide, waar er sprake was van 75 % drijvers. Ook de sortering was in het algemeen grover. De opbrengst was echter wel gemiddeld beter in de percelen zonder toepassing van maleïnehydrazide.

“Daar kon doorwas zijn gang gaan. Het aantal knollen was verdubbeld, wat tot meer opbrengst leidt, maar de kwaliteit was dus slechter.” Ook bij de maleïnehydrazide in Fontane gaf een positieve impact. De sortering was duidelijk beter, en er waren minder drijvers bij toepassing: 0 versus 4 % drijvers. De opbrengsten waren ook hier vergelijkbaar.

Bewaarproblemen

Het groot aantal drijvers en waterzakken gaf problemen in bewaring, maar dan vooral in Bintje. Dat was vooral het geval in loodsen en schuren die wat minder aangepast zijn, en bijvoorbeeld een slechtere ventilatie hebben. Bij Fontane en Challenger zijn er tot nog toe weinig bewaarproblemen, mogelijk door het gebruik van maleïnehydrazide.

Het loopt mis in de bewaring bij verwondingen en bij ontvelling: die vormen ingangspoorten voor bacteriën en schimmels. Ook natte knollen geven een groot risico op bewaarproblemen. Die krijg je bijvoorbeeld als de partij veel aardappelen met waterzakken bevat. Bij moeilijk bewaarbare rassen, zoals Fontane of Challenger, kan je natte knollen vermijden door vanaf de eerste dag te ventileren. Deze rassen zijn namelijk heel actief: ze verademen veel en zweten nadat ze binnenkomen.

“Het probleem bij natte knollen is dat de lenticellen open gaan om zuurstof binnen te trekken. Echter, als er een waterfilm op ligt, dan smeren ze dicht en stikt de aardappel. Dit is eerder typsich voor Fontane en Challenger”, geeft ze mee. “Zorg voor een goede luchtverdeling en goed debiet.”

Interne verkleuring

Al het tweede jaar op rij krijgt PCA meldingen van een interne bruin-grijze verkleuring in Challenger. Dat maakt het moeilijk om er frieten van te maken. Die verkleuringen kunnen leiden tot afkeuringen. Dit probleem is typisch voor Challenger, volgens de onderzoekster: “Als de teelt zeer onregelmatig gegroeid is, vooral bij een explosieve groei op het einde van het seizoen zoals in 2017 en in 2018, dan is de zetmeelverdeling te heterogeen. We merken dat er nu heel erg weinig zetmeel in het midden zit en heel veel aan de buitenkanten.”

PCA bezorgt daarom stalen aan het HZPC, waar ze met een hyperspectrale camera de zetmeelverdeling kunnen inschatten. “Van de meeste partijen is de zetmeelverdeling niet goed. Dat zijn risicopartijen die moeten opgevolgd worden in de bewaring.”

MV

Lees ook in Aardappelen

Meer artikelen bekijken